• No results found

Vorderingen bij de totstandbrenging van het kader voor de bestrijding van namaak 33

2. Werken in uitvoering en goede praktijken

2.1. Werken in uitvoering

2.1.2. Vorderingen bij de totstandbrenging van het kader voor de bestrijding van namaak 33

Als de eurobiljetten en -muntstukken in omloop zijn gebracht, zullen de acties ter bestrijding van namaak in de eurozone niet meer op de valuta’s van de lidstaten gericht zijn, maar op de gemeenschappelijke munt. Er dient dus een gepast niveau van juridische harmonisatie tot stand te worden gebracht, met gemeenschappelijke beschermingsprocedures. Daartoe zijn een groot aantal maatregelen op juridisch, repressief en technisch vlak genomen en is de coördinatie op Europees niveau versterkt.

2.1.2.1. Verordening van de Raad over de bescherming van de euro tegen valsemunterij Op 28 juni 2001 heeft de Raad op voorstel van de Commissie een verordening aangenomen die procedures voor het inzamelen, opslaan en uitwisselen van informatie over namaak instelt, de kredietinstellingen verplicht vals geld in bewaring te nemen en aan de bevoegde nationale autoriteiten door te geven, en de samenwerking op het niveau van de lidstaten en de EU, alsook met derde landen en internationale organisaties, organiseert40.

De toepassing van de technische elementen van de verordening is al goed gevorderd in de lidstaten en de ECB. De ECB organiseert de technische bescherming van de eurobiljetten en de Commissie coördineert de acties van de lidstaten voor de technische bescherming van de muntstukken. Alle lidstaten beschikken over de nodige technische capaciteit voor een eerste analyse van vervalsingen. De ECB heeft een centrum voor het onderzoek van vals geld opgericht dat belast is met de volledige behandeling van de nagemaakte eurobiljetten. Om de met de bestrijding van valsemunterij belaste nationale instanties (politie, douane, centrale bank, Munt ...) bij te staan, is een Europees Technisch en Wetenschappelijk Centrum opgericht dat wordt geleid door een ambtenaar van de

39Economisch en Financieel Comité.

40 Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, PB L 181 van 4.7.2001, blz. 6, en Verordening (EG) nr. 1339/2001 van de Raad van 28 juni 2001 houdende uitbreiding van de werking van Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, tot de lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, PB L 181 van 4.7.2001, blz. 11.

Commissie (van het OLAF41) en belast is met het geavanceerde onderzoek van vervalste euromuntstukken. Dit is het gevolg van een briefwisseling tussen de voorzitter van de Raad en de Franse minister van financiën42. De ECB werkt aan een databank van valse biljetten en, in samenwerking met de lidstaten en de Commissie, valse muntstukken. Dit project moet worden bespoedigd om de opgelopen achterstand in te halen, want het is van het hoogste belang dat de databank op 1 januari 2002 operationeel is.

Zoals in de verordening wordt voorgesteld, worden inspanningen geleverd om het verzenden van gegevens aan Europol en de bescherming van de euro te verbeteren. Italië heeft daartoe een centraal bureau opgericht en België heeft zijn bestaande structuur versterkt en gereorganiseerd.

De lidstaten en de Europese Instellingen en organen moeten nog een aantal acties ondernemen om te voldoen aan de verordening, met name op het gebied van samenwerking, zowel op nationaal vlak als met derde landen en internationale organisaties.

Zij moeten ook bijzondere aandacht besteden aan de onlangs aan de kredietinstellingen opgelegde verplichting vals geld in te houden en door te zenden. De ECB en de Commissie zien toe op de toepassing van de verordening en zullen verslag uitbrengen over de resultaten.

2.1.2.2. Kaderbesluit van de Raad (inzake strafrechtelijke en andere sancties)

Om de gewenste harmonisatie tussen de lidstaten wat betreft de strafrechtelijke behandeling van valsemunterij te bereiken, heeft de Raad in mei 2000 een kaderbesluit aangenomen in verband met het in omloop brengen van de euro43. Dit besluit definieert de betrokken delicten en bepaalt dat gevangenisstraffen met een maximum van niet minder dan acht jaar moeten worden opgelegd. De lidstaten moeten de Raad, de Commissie en de ECB de tekst van de maatregelen tot omzetting in nationaal recht toezenden vóór juni 2001, hetgeen nog maar acht lidstaten hebben gedaan44. De Commissie (het OLAF) heeft derhalve maatregelen genomen om toe te zien op de toepassing van de door de lidstaten aangegane verbintenissen.

2.1.2.3. Uitbreiding van het mandaat van Europol

In april 1999 heeft de Raad een besluit aangenomen waarbij het mandaat van Europol wordt uitgebreid tot de bestrijding van valsemunterij en vervalsing van betaalmiddelen45. Overeenkomstig zijn mandaat levert Europol bijstand aan de repressiediensten van de lidstaten om georganiseerde criminaliteit te voorkomen en te bestrijden door informatie uit te wisselen en operationele en strategische analyses te verstrekken. Bovendien stelt Europol zijn deskundigheid en technische middelen ter beschikking bij onderzoeken en

41 Bureau voor fraudebestrijding.

42 Brieven van 28 februari en 9 juni 2000.

43 Kaderbesluit 2000/383/JBZ van de Raad van 29 mei 2000 tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro, PB L 140 van 14.6.2000, blz. 1. Op initiatief van Zweden kan dit kaderbesluit worden gewijzigd om er de erkenning in op te nemen van vroegere veroordelingen bij een strafrechtelijke uitspraak in een andere lidstaat.

44 Duitsland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Denemarken, Zweden, Nederland en Oostenrijk.

45 1999/C/149/02 - PB C 149 van 28.5.1999, blz. 16.

operaties van de repressiediensten van de lidstaten binnen de EU. Europol zal een centrale databank over de bestrijding van namaak bijhouden en ook gebruik maken van de technische databank van de ECB. De databank van Europol moet begin 2002 operationeel zijn.

2.1.2.4. Ontwerpbesluit van de Raad betreffende intergouvernementele samenwerking en andere maatregelen

a) Op initiatief van de Franse Republiek46 heeft de Raad in mei 2001 een akkoord bereikt over de grond van een ontwerpbesluit over de bescherming van de euro tegen valsemunterij. Dit ontwerp heeft tot doel de verordening van juni 2001 aan te vullen door intergouvernementele samenwerking. Het bepaalt voornamelijk dat de lidstaten Europol in kennis moeten stellen van de uitkomst van de technische analyse van valse eurobiljetten en -muntstukken en de relevante gecentraliseerde informatie betreffende strafrechtelijke onderzoeken inzake vervalsing van de euro. Het ontwerpbesluit voorziet ook in gerechtelijke samenwerking (Eurojust). Het zal opnieuw door het Europees Parlement worden bekeken vooraleer het wordt goedgekeurd.

b) De Commissie onderzoekt momenteel de wenselijkheid van wetgeving inzake een door de ECB en de centrale banken uitgewerkt systeem om de reproductie van eurobiljetten door middel van printers en scanners te voorkomen.

c) De ECB en de Commissie hebben een aantal aanbevelingen en mededelingen uitgebracht over de bescherming van het auteursrecht op de biljetten en muntstukken, en opleiding, voorlichting en andere maatregelen ter verbetering van de juridische bescherming van de eurobiljetten en -muntstukken47.

2.1.2.5. Coördinatie op Europees niveau

Om de acties ter bescherming van de euro tegen namaak op het niveau van de EU te coördineren, is in februari 2001 een stuurgroep gevormd met vertegenwoordigers van de Commissie, de ECB en Europol. Deze groep wisselt informatie uit, neemt initiatieven en bereidt de gecoördineerde besluiten van de drie instellingen/organen voor. Haar hoofdopdracht is informatie over de werkzaamheden ter bescherming van de euro tegen namaak te verzamelen en uit te wisselen. Bovendien onderzoekt en coördineert de groep deze werkzaamheden om een gemeenschappelijke strategie uit te werken die moet zorgen voor een doeltreffend beleid van de EU ter bescherming van de euro. Deze coördinatievergaderingen worden ongeveer een maal per maand gehouden.

2.1.2.6. Opleiding

Om de eurobiljetten en -muntstukken vanaf het begin te beschermen, moeten specialisten in het herkennen van de nieuwe munt worden opgeleid. Daartoe zijn tal van initiatieven genomen door de Commissie, de ECB en Europol, alsook door de lidstaten en de nationale centrale banken, vooral binnen de Gemeenschap maar ook daarbuiten. Bovendien heeft de

46 Besluit van de Raad : initiatief van de regering van de Franse Republiek met het oog op de aanneming door de Raad van een besluit inzake de bescherming van de euro tegen valsemunterij, PB C 75 van 7.3.2001, blz. 1.

47 Zie mededeling van de Commissie COM(2001)190 def. van 3 april 2001.

Commissie uitwisseling van informatie en een programma voor uitwisseling en bijstand op het gebied van opleiding voor de bescherming van de euro tegen namaak voorgesteld. Dit programma wordt begroot op 4 miljoen EUR voor de periode 2002-2005 en wordt momenteel door de Raad bekeken48.

2.1.3. Aanpak van het risico van prijsverhogingen

Een van de voornaamste zorgen van de Europese consumenten is dat de prijzen zullen stijgen bij de overgang naar de chartale euro. Volgens de laatste Eurobarometerenquête (juni 2001) verwachten steeds meer inwoners van de eurozone bedrog en misbruiken bij de omschakeling en beginnen zij te betwijfelen of de euro bijdraagt tot prijsstabiliteit.

De overheid krijgt rechtstreeks met dit probleem te maken wanneer zij haar prijzen (overheidsdiensten, tarieven, boeten ...) in euro moet vaststellen. Alle lidstaten hebben wetgeving aangenomen over de aanpassing van deze bedragen. De meeste hebben de overheidsdiensten verplicht erop toe te zien dat het publiek geen schade ondervindt.

Volgens de thans beschikbare informatie zullen België en Luxemburg duidelijke prijzen vaststellen die stelselmatig in het voordeel van het publiek zijn. Duitsland, Nederland, Griekenland, Italië, Spanje, Frankrijk en Ierland zullen hun prijzen globaal gezien in het voordeel van het publiek aanpassen door een neutrale omrekening of afronding naar beneden. In Duitsland, Frankrijk, België, Finland en Italië zijn er echter al klachten dat centrale of plaatselijke overheidsdiensten hun prijzen bij de overgang naar de chartale euro (zullen) verhogen49.

Bovendien heeft de overheid in Frankrijk en Finland ontdekt dat bepaalde prijzen in de detailhandel bij de omschakeling zijn verhoogd. De redenen voor deze verhoging zijn verschillend en hebben vaak geen verband met de overgang naar de euro. In Frankrijk heeft het Ministerie van Financiën reeds besloten de prijzen alle twee weken te controleren en de controle op de omrekeningsregels te verscherpen. In Oostenrijk staat de “Euro Währungsangabengesetz” de Minister van Economische Zaken toe om de prijzen in geval van een ongewettigde verhoging gedurende zes maanden vast te stellen. Ook kan een boete van 100.000 ATS (7.267,28 EUR) worden opgelegd, die met twee wordt vermenigvuldigd in geval van recidive.

De Commissie heeft praktische maatregelen voorgesteld op verschillende niveaus. De overheid zou het goede voorbeeld moeten geven en dubbele prijsaanduiding moet sterk worden aangemoedigd. Goede praktijken stimuleren en misbruiken aanklagen zijn middelen om het vertrouwen van de consument te behouden en prijsstabiliteit te bevorderen. Ten slotte zijn onderzoeken en controles nodig om het prijsverloop te volgen en de consument gerust te stellen.

De Commissie is als tussenpersoon opgetreden bij de voorbereiding van het akkoord tussen de vertegenwoordigers van de Europese consumenten, de handelaren en het MKB dat op 2 april werd ondertekend. Ingevolge dit akkoord zal de detailhandel vrijwillig de prijzen

48 COM(2001)248 def. van 22.5.2001.

49 Zo is in België bij Koninklijk Besluit van 11 augustus 2001 de belasting bij de indiening van een internationale octrooiaanvraag vastgesteld op 40 EUR of 7,5% meer dan de vroegere 1.500 BEF (37,18 EUR).

stabiel houden om een neutrale overgang naar de chartale euro mogelijk te maken.

Verschillende lidstaten, zoals Italië, Griekenland en Spanje, hebben dit akkoord omgezet in nationale wetgeving.

In hun verklaring van 10 september 2001 hebben de Europese vertegenwoordigers van beroepsbeoefenaren en consumenten herinnerd aan hun toezegging inzake algemene prijsstabiliteit en gewezen op het belang van communicatie omtrent dit initiatief.

2.1.4. Fabricage van de eurobiljetten en -muntstukken