• No results found

2. Werken in uitvoering en goede praktijken

2.1. Werken in uitvoering

2.1.1. Noodplannen en veiligheidsmaatregelen

De invoering van de biljetten en muntstukken kan gepaard gaan met onverwachte gebeurtenissen en tekortkomingen in de plannen voor de overgang naar de chartale munt.

De risico’s zijn van diverse aard en zijn niet in alle lidstaten dezelfde. Er is echter een aantal gemeenschappelijke problemen die de meeste en misschien wel alle lidstaten moeten verhelpen. Het gaat met name om de opslag en het vervoer, blokkering van de aanvoer van liquide middelen en communicatieproblemen, zonder het algemene veiligheidsrisico te vergeten dat aan al deze zaken verbonden is.

2.1.1.1. Opslag en vervoer

Grote hoeveelheden biljetten - in euro of in nationale munt - moeten worden opgeslagen.

Alle landen zijn van oordeel dat de bestaande installaties voldoende zijn voor de opslag van de biljetten, behalve Portugal dat luchtmachtbases heeft aangepast voor de opslag van bijkomende hoeveelheden.

Wat de muntstukken betreft overwegen alle landen, behalve Griekenland, nieuwe installaties in te richten. In België heeft de overheid een entrepot gehuurd om de uit omloop genomen muntstukken op te slaan. In Duitsland zullen de filialen van de centrale bank bijkomende opslagruimten installeren, vaak in kazernes. In Spanje worden de euromuntstukken opgeslagen in een centraal entrepot dat daarvoor is gebouwd en dat volstaat voor de stukken in euro en in peseta. Deze muntstukken zullen dan naar 80 regionale opslagplaatsen worden gebracht. Gedacht wordt aan nog verdere uitbreiding van het aantal entrepots. In Frankrijk zullen de euromuntstukken worden opgeslagen in daartoe aangepaste centra en, in de mate van het mogelijke, in plaatselijke opslagcentra waar de waardetransportbedrijven zich kunnen bevoorraden zonder een te grote afstand te moeten afleggen. In Ierland is een nieuwe opslaginstallatie ingericht bij de centrale bank (de Munt) en reeds in dienst genomen. In Italië zullen de euromuntstukken tijdelijk in centrale entrepots worden opgeslagen en in de loop van 2001 naar regionale of provinciale centra worden gebracht die belast zijn met de verdeling van de euromuntstukken en het innemen van de nationale muntstukken. In Luxemburg is de leverancier van de euromuntstukken, de Nederlandse Koninklijke Munt, belast met de veiligheid van het vervoer tot aan de Luxemburgse grens. Daar neemt de Luxemburgse staat deze verantwoordelijkheid over tot in een beveiligde militaire opslagplaats. In Nederland worden de euromuntstukken opgeslagen in een onlangs door de centrale bank gebouwd entrepot, waar ook de teruggenomen Nederlandse muntstukken zullen worden opgeslagen.

In Oostenrijk biedt de Munt tijdelijk een nieuwe installatie aan voor de bevoorrading vooraf met euromuntstukken en het innemen van de nationale muntstukken. In Portugal zijn bestaande installaties, namelijk luchtmachtbases, aangepast.

Er doen zich problemen voor wat betreft de capaciteit en de veiligheid van het vervoer.

De lidstaten zullen het vervoer aandachtig controleren, taak die vaak is opgedragen aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Verschillende lidstaten hebben speciale urgentie- en vervoerplannen uitgewerkt met de banken en de waardetransporteurs (België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Nederland, Oostenrijk en Portugal). Sommige landen zijn voornemens een beroep te doen op het leger of de politie om het vervoer te begeleiden. Het gaat momenteel om Frankrijk, Spanje, Ierland, Italië, Nederland en Oostenrijk. In andere landen zal het vervoer worden begeleid als er een risico schijnt te bestaan.

In België zal de nationale bank de plannen kennen van de maatschappijen die het geld vervoeren. In Spanje worden overal in het land gedecentraliseerde opslagplaatsen ingericht. Als dat nodig is (namelijk als de waardetransporteurs problemen met de opslag hebben), zal de nationale bank in bijkomende vervoercapaciteit voorzien en de frequentie van de leveringen opvoeren en zal niet alleen van het wegvervoer maar ook van de spoorwegen gebruik worden gemaakt. In Griekenland kan de centrale bank in geval van stakingen of capaciteitstekort elk bankfiliaal verplichten een minimumvoorraad aan te houden. De verst verwijderde plaatsen zullen worden bevoorraad volgens bepaalde prioriteitsregels. De politie en het leger zullen extra vervoercapaciteit aanbieden, ook per vliegtuig. In Ierland zal de nationale bank het geld naar de banken brengen, hetzij rechtstreeks, hetzij via opslagplaatsen van distributeurs. Zij zal de grote handelszaken, hetzij rechtstreeks (muntstukken), hetzij op verzoek van de distributeurs, bevoorraden op basis van de bestellingen van de banken. Verder zullen de banken en de handelaren elkaar als regel raadplegen over de wijze van vervoer. In Nederland heeft de nationale bank aangeboden de biljetten gedurende een periode van zes weken te vervoeren tussen de banken en haar gebouwen. Het gros van de leveringen zal naar de zetels van de handelsbanken gaan, die het geld naar de kleine filialen zullen brengen. De handelaren die momenteel gebruik maken van de diensten van de waardetransporteurs zullen het geld via hun gebruikelijke kanaal blijven ontvangen. Andere handelaren zullen met muntstukken worden bevoorraad door een leveringsdienst die speciaal zal worden opgericht voor de overgang naar de chartale euro; de biljetten zullen zij via hun bank ontvangen.

2.1.1.2. Risico van tekort aan contant geld

Door een samenloop van omstandigheden kan de verdeling van de eurobiljetten en -muntstukken worden geblokkeerd. Te denken valt aan problemen bij vervoer en opslag van het geld, ongelukken, een stormloop op de banken om nationale munt om te wisselen in euro, of een combinatie van al deze factoren. De logistiek van de overgang naar de chartale euro kan worden verstoord door een tekort aan kleine coupures.

Maatregelen om deze situatie te voorkomen zijn onder meer een extra distributie van biljetten, uitbreiding van de openingsuren van de banken (Duitsland, Spanje, Italië, Luxemburg, Portugal en Finland), versterking van de capaciteit van de bankloketten en de aanbeveling aan het publiek zich in de eerste dagen van 2002 niet allen tegelijk bij de bank aan te bieden om nationale munt in euro te wisselen (Italië, Portugal en Finland).

De verdeling van kits onder de handelaren en het grote publiek zal eveneens de druk van de eerste dagen wegnemen.

In België overweegt de nationale bank meer startkits en bundels van 5 EUR-biljetten ter beschikking te stellen. In Griekenland zullen de overtollige nationale bankbiljetten van de filialen van de nationale bank als dat nodig is worden overgebracht naar naburige filialen

of de hoofdzetel. De filialen zijn reeds ingedeeld volgens hun capaciteit en er is een overbrengingssysteem uitgewerkt. In Italië zullen de kleine handelaren slechts muntstukken en biljetten van 5 EUR op voorhand ontvangen, terwijl de grote handelszaken biljetten zullen ontvangen tot 20 EUR. Grootwarenhuizen zullen vanaf 1 oktober muntstukken ontvangen en vanaf 1 november biljetten van 5, 10 en 20 EUR. De centrale bank zal de handelaren bijna anderhalf miljoen bundels (25 biljetten van 5 EUR) leveren.

In Ierland zullen sociale uitkeringen die contant worden uitbetaald vooral in kleine coupures worden betaald.

De capaciteit zal worden uitgebreid in Luxemburg, waar speciale wisselcentra zullen worden ingericht. In Portugal zullen maatregelen worden genomen om de capaciteit aan de loketten van de nationale bank en de handelsbanken te versterken.

In Frankrijk zullen de autoriteiten in geval van stormloop op de banken een crisis-mededeling doen uitgaan. Om deze situatie te voorkomen, plannen zij een massale levering vooraf van startkits en een preventieve communicatiecampagne. In Portugal zal met de waardetransporteurs en de handelsbanken een urgentieplan worden ontworpen en zal de nationale bank toezien op de vraag van alle handelsbanken.

2.1.1.3. Risico van concentratie van de bevoorrading vooraf aan het einde van 2001

Concentratie van de bevoorrading vooraf aan het einde van 2001 kan leiden tot vertraging bij het in omloop brengen van contant geld en tot wachtrijen in de banken. De meeste lidstaten zullen nauwgezet toezien op de bevoorrading en onderbevoorrading vooraf.

Griekenland en Italië overwegen de openingsuren van de banken uit te breiden en ze in de weekends te openen. In Italië zal de bevoorrading vooraf twee weken vroeger plaatsvinden dan oorspronkelijk was gepland (voor de banken en postkantoren: 1 in plaats van 15 november). Duitsland heeft een systeem van financiële bonussen ingevoerd om de banken te stimuleren om zich snel te bevoorraden. Een deel van dit voordeel kan worden doorgegeven aan klanten die de banken vooraf bevoorraden.

2.1.1.4. Communicatieproblemen

Alle moeilijkheden die zich bij de overgang naar de chartale euro voordoen kunnen repercussies hebben voor het communicatieproces tussen de openbare en de particuliere sector en tussen de verschillende autoriteiten van de lidstaten. België, Duitsland en Nederland zullen erop toezien dat bij storingen een uniforme boodschap naar het publiek uitgaat opdat zich geen tegenspraak zou voordoen in het communicatieproces. In Oostenrijk zullen tussen de voornaamste partners versleutelde lijnen worden gelegd en zal de nationale bank permanent contact houden met de politie.

De ECB en de centrale banken van de lidstaten hebben in onderling overleg een procedure voor crisiscommunicatie ingesteld, opdat het Eurosysteem snel kan reageren en met één stem spreken in geval van crisis. Een nationale crisis zal door het land zelf worden behandeld. Het coördinatiecomité van het ECB voor de overgang naar de chartale euro (Cashco) zal onmiddellijk worden gewaarschuwd bij een mogelijke crisis die gevolgen kan hebben voor het gehele Eurosysteem. Elke verklaring of gemeenschappelijk communiqué zal worden opgesteld door de directie en goedgekeurd door de raad van bestuur.

Op basis van voorstellen van Nederland en Frankrijk heeft de Commissie voorgesteld een informatienetwerk voor de overgang naar de chartale euro op te richten, dat zal dienen als gemeenschappelijk kader voor de behandeling van alle informatie over de omschakeling in de periode waarin de eurobiljetten en -muntstukken worden ingevoerd en dat de stand van zaken zal opmaken van het algemene verloop van de operatie. De deelnemers van dit netwerk, dat door de diensten van de Commissie en het secretariaat van het CEF39 zal worden beheerd, zijn ambtenaren die worden benoemd door de lidstaten, alsmede door de ECB en Europol. Informatiebronnen vanwege de overheden zijn de contracten van de Commissie met de particuliere sector, de bureaus van de Commissie in de lidstaten en alle andere beschikbare informatie. Deze gegevens zullen dan worden samengebracht, behandeld en verspreid in een voor de deelnemers geschikte vorm. De informele Raad Ecofin van Luik heeft op 22 september principieel ingestemd met de vorming van dit netwerk.

2.1.2. Vorderingen bij de totstandbrenging van het kader voor de bestrijding van