• No results found

1. Stand van de voorbereidingen

1.4. Voorbereiding van de burgers

De nationale communicatiecampagnes werden begin 2001 op het grote publiek gericht. Dit begint vruchten af te werpen: de kennis van de basiselementen van de overgang naar de euro neemt toe, maar is over het algemeen nog onvoldoende.

1.4.1. Kennis van de burger over de euro

De Commissie meet regelmatig de kennis van het publiek en de houding van de burger via haar Eurobarometerenquêtes. De laatste werd uitgevoerd in de tweede week van september21.

1.4.1.1. Kennis van het tijdschema van de overgang naar de euro

De kennis van de datum van het in omloop brengen van de biljetten en muntstukken is in de tweede helft van 2001 sterk verbeterd: het aantal onjuiste of onduidelijke antwoorden is gedaald van 40 tot 22%. De kennis van de invoeringsdatum ligt in vijf landen onder het gemiddelde: Griekenland (38% fouten of onnauwkeurigheden), Frankrijk (26%), Spanje (28%), Oostenrijk (28%) en Italië (29%). Het foutenpercentage ligt echter lager dan 15%

in België, Duitsland, Ierland, Portugal, Nederland en Finland.

Uit de verdeling naar sociaal-economische groep blijkt dat vrije beroepen, hoger kaderpersoneel en kantoorbedienden over het algemeen beter geïnformeerd zijn dan het gemiddelde. Een bijzondere voorlichtingsinspanning zal echter moeten worden geleverd ten behoeve van de landbouwers, de werklozen en de huisvrouwen/mannen.

De duur van de periode van dubbele omloop is nog steeds slecht bekend: 75% van de inwoners van de eurozone kan geen juist antwoord geven. De communicatiecampagnes van de lidstaten hebben nog weinig effect. De onwetendheid over het tijdschema is bijzonder groot in Duitsland (95% slechte antwoorden), Griekenland (86%), Frankrijk (88%) en Ierland (88%). De Nederlanders (45%), Oostenrijkers (55%) en Finnen (53%) zijn aanzienlijk beter ingelicht.

In de eurozone heeft ruim één inwoner op de twee de neiging de duur van de periode van dubbele omloop te overschatten en een op de tien om hem te onderschatten. Een persoon op zeven kan geen antwoord geven.

1.4.1.2. Kennis van de praktische kanten van de overgang naar de euro

De exacte omrekeningskoers van de euro in nationale munt is thans bij de meeste inwoners van de eurozone bekend (59%, tegen 15% aan het begin van het jaar). Met een foutenmarge van +/- 1 cent geeft 68% van de ondervraagden een correct antwoord; bij een foutenmarge van +/- 5 cent is dit 82%.

21Flash eurobarometer nr. 98, Houding tegenover de euro, beschikbaar op het volgende adres:

www.europa.eu.int/comm/economy_finance/document/euro/barometers/brmtr_en.htm

De resultaten verschillen aanzienlijk tussen de landen. De juiste waarde van de euro is bekend bij bijna 83% van de Portugezen, 75% van de Luxemburgers, 77% van de Spanjaarden, 81% van de Belgen en 78% van de Fransen, maar slechts 36% van de Duitsers, 49% van de Italianen, 49% van de Finnen en 42% van de Grieken. Meestal is er een neiging om de waarde van de euro te overschatten.

Dat de eurobankbiljetten overal in de eurozone kunnen worden gebruikt wordt gemiddeld door 16% van de burgers van de betrokken landen niet begrepen, vooral in Griekenland (27%) en Portugal (21%). Dit basisprincipe is echter bekend bij meer dan 90% van de Belgen en 95% van de Luxemburgers.

De vorderingen bij de voorlichting van de burger zijn aanzienlijk maar blijven ontoereikend. De voorbereiding op de overgang naar de euro kan niet worden afgemeten aan normale criteria: alle burgers moeten de enkele sleutelelementen kennen die nodig zijn voor een soepele overgang naar de nieuwe munt (datum van invoering, omrekeningskoers, duur van de periode van dubbele omloop,...). De lidstaten moeten hun inspanningen dus voortzetten en opvoeren.

1.4.2. Vertrouwdheid met de nieuwe waardeschaal

Om de prijzen in euro te "begrijpen" en prijsverschillen te kunnen beoordelen, dient de consument zich een waardeschaal in de nieuwe munt eigen te maken en enkele basisbedragen te onthouden. Dit leren vergt tijd. Om de consument op de euro voor te bereiden, is het dus wenselijk proactief tewerk te gaan en hem geleidelijk in een euroklimaat onder te dompelen. Communicatieacties zouden hem ook moeten helpen enkele referentieprijzen in euro te onthouden. De Commissie heeft al in oktober 2000 aanbevolen de bankrekeningen en girale betaalmiddelen alsook de rekeningen van de nutsbedrijven vervroegd in euro om te zetten, zo spoedig mogelijk de lonen in euro uit te betalen, de loononderhandelingen in euro te voeren en vanaf het derde kwartaal van 2001 de prijzen in euro vast te stellen22.

1.4.2.1. Dubbele prijsaanduiding

Sedert het begin van het jaar worden de prijzen steeds meer in twee munten aangegeven.

Dit is voor alle bedrijven en handelszaken sedert maart verplicht in Griekenland en voor de meeste in Oostenrijk en Portugal sedert begin oktober. Vanaf 15 december is ook verplicht in België. De resultaten in de landen waar prijsvermelding in euro facultatief blijft, zijn over het algemeen zeer goed in de grote distributiebedrijven (bijvoorbeeld 95% in de Franse supermarkten23, 89% in de Belgische supermarkten24, 97% in de Ierse supermarkten25…) en vrij goed in de handelszaken (bijvoorbeeld 69% van de garages in Frankrijk, 62% van de hotels in België...). De omrekeningsregels worden over het algemeen goed nageleefd (bijvoorbeeld gemiddeld 2,2% fouten in Frankrijk)26. Meer dan

22Voor verkoop op afstand en sectoren die vooral van girale betalingen gebruik maken.

23Enquête van DGCCRF, augustus 2001, beschikbaar opwww.minefi.gouv.fr.

24Ministerie van Economische zaken, beschikbaar opwww.mineco.fgov.be/euro.

25Office of the Director of consumer affairs.

26In Portugal heeft de inspectie van economische activiteiten de opdracht vanaf 1 oktober de naleving van de omrekeningsregels en de aanduidingsverplichtingen te controleren.

90% van de consumenten zegt reeds prijzen in euro te hebben gezien in supermarken en bijna 80% in handelszaken27.

Het effect van deze dubbele prijsaanduiding op het leren van een nieuwe waardeschaal in euro blijft echter beperkt: het aantal consumenten dat prijzen in euro kent neemt toe (34%, tegen 20% aan het begin van het jaar), maar is over het algemeen nog gering. Er zijn weinig verschillen tussen de deelnemende landen, met uitzondering van Ierland en Portugal, waar de resultaten zeer laag liggen (resp. 22% en 26%). Sociaal-economisch gezien komt het van buiten leren van prijzen in euro iets vaker voor bij de vrije beroepen en de hogere kaderleden (44%) en zeer weinig bij huisvrouwen/mannen (25%). De aandacht die aan de prijzen in euro wordt besteed is over het algemeen zeer gering: minder dan één consument op tien verklaart de prijzen stelselmatig te bekijken, iets meer dan één op drie doet dat af en toe28.

Deze resultaten zullen ongetwijfeld verbeteren naarmate de prijzen omgekeerd worden aangeduid en het prijsbeleid geleidelijk wordt omgeschakeld29. De gezamenlijke verklaring van de Europese vertegenwoordigers van de consumenten, de handel en het MKB die op 2 april 2001 te Brussel werd aangenomen, voorziet immers in een geleidelijke omkering van het lettertype (de euro wordt duidelijker afgedrukt dan de nationale munt) en de vaststelling van psychologische prijzen in euro tussen september en begin december 2001.

In Portugal is deze prijsaanduiding wettelijk verplicht (de prijs in euro moet groter of zichtbaarder dan die in nationale munt worden afgedrukt) en in Frankrijk wordt zij aanbevolen door de Conseil National de la Consommation. Sommige grootwinkelbedrijven stellen hun prijzen al vast in euro, maar het is nog te vroeg om de invloed van deze maatregel te meten.

1.4.2.2. Schepping van een euroklimaat

Naast de ontwikkeling van de prijzen in euro zijn in veel deelnemende landen belangrijke elementen in het dagelijks leven van de consument aan het omschakelen op de Europese munt:

- facturen van overheidsdiensten. In Frankrijk zijn de nutsbedrijven aan de aanpassing van hun facturen begonnen in januari. Vergelijkbare acties hebben plaatsgevonden in juli in België en Italië, in september in Spanje en Luxemburg en in oktober in Portugal. Over het algemeen zijn deze operaties zeer goed verlopen30. Ook de instellingen van de sociale

27Eurobarometer 55.2, "De Europeanen en de euro", Europese Commissie, Vragen gesteld in juli 2001.

28Idem.

29In Nederland heeft het nationaal forum echter besloten de prijzen niet omgekeerd te vermelden, uit vrees de consument in verwarring te brengen.

30Electricité de France was het eerste nutsbedrijf in Europa dat omschakelde op de euro (in januari). Enkele belangrijke gegevens over deze operatie: in januari 2001 ontving EDF 3 000 gemuteerde cheques (euro op een cheque in FRF of omgekeerd) en 50 000 gedeeltelijke betalingen per cheque (overbrenging van het bedrag in euro van de factuur op een cheque in FRF met 10% fouten). In verhouding tot het totaal beliepen de fouten 1,3% van de inningen van januari en slechts 0,3% eind maart. De facturatiedienst heeft alle klanten individueel verzocht het restbedrag over te maken. Aan de klanten die een fout hadden begaan werd geen boete opgelegd. Om het aantal fouten te verminderen, werd de vormgeving van de factuur verbeterd in januari en april. In de callcenters kwamen ongeveer 60 000 oproepen meer binnen (+1,3%), waarvan 90%

van particulieren. 57% van de oproepen van particulieren had betrekking op omrekeningsproblemen, 18% op de wijze van betaling, 17% op diverse punten (leesbaarheid van de factuur...), 6% op de wettelijkheid van de verandering en 2% op de continuïteit van de contracten. De oproepen van beroepsbeoefenaren betroffen voor 37% omrekeningsmoeilijkheden, 19% boekhoudkundige vraagstukken, 17% de wijze van betaling, 17% de

zekerheid zijn in sommige landen aan de omschakeling begonnen (bijvoorbeeld de Franse ziekteverzekering in oktober);

- uitbetaling van de lonen. Naar het voorbeeld van de Europese, de Franse, de Italiaanse, de Spaanse, de Ierse en de Portugese ambtenaren wordt een groeiend aantal loontrekkenden thans in euro betaald, vooral in grote ondernemingen;

- aanpassing van de bankrekeningen en de girale betaalmiddelen. Begonnen in België en Frankrijk is deze ontwikkeling vrijwel algemeen geworden na een aanbeveling van de Commissie van oktober 2000. De vervroegde omschakeling heeft een grote invloed op de vertrouwdheid met de euro, vooral in landen waar veel cheques worden gebruikt (een cheque in euro invullen helpt uiteraard meer bij het leren van referentiebedragen dan betalen per kaart);

- omschakeling van weeg- en meettoestellen. In sommige landen zoals Frankrijk, Finland en België is reeds een aanvang gemaakt met de aanpassing van de benzinepompen.

De consumenten zijn over het algemeen nog weinig vertrouwd met de euro. In deze situatie zal echter snel verbetering komen in de landen die maatregelen hebben genomen om vervroegd een euroklimaat te scheppen. Dergelijke acties zouden snel moeten worden veralgemeend, vooral in de landen die nog achterblijven (Oostenrijk, Nederland, ...) om de consument niet in verwarring te brengen bij de invoering van de biljetten en muntstukken.

1.4.3. Onzekerheden over de euro

De meeste burgers in de eurozone hebben vertrouwen in hun vermogen aan de nieuwe munt te wennen: één op zeven (16%) verwacht geen moeilijkheden, terwijl ruim één op twee (57%) slechts tijdelijke problemen verwacht. Grote moeilijkheden worden slechts door 12% van de consumenten verwacht. Het vertrouwen is bijzonder sterk in Oostenrijk (32% van de consumenten denkt geen moeilijkheden te hebben), Luxemburg (29%) en Duitsland (24%). De Spanjaarden (11%), de Fransen (10%) en de Italianen (10%) maken zich echter veel meer zorgen31. De enquête van juli over "De Europeanen en de euro" heeft de voornaamste punten van zorg aan het licht gebracht.

1.4.3.1. Persoonlijke problemen met het gebruik van de euro

Een groot aantal consumenten (34%) vreest de eurobiljetten en –muntstukken niet te zullen herkennen, bezorgdheid die vooral werd opgetekend in Griekenland (46%). De op 30 augustus begonnen campagne van het Eurosysteem om bekendheid te geven aan de biljetten en muntstukken, zal dit percentage ongetwijfeld aanzienlijk doen dalen.

leesbaarheid van de factuur, 6% de wettelijkheid van de verandering en 4% de continuïteit van de contracten.

Uit een enquête van februari, maart en april bleek dat 61% van de klanten de verandering van munteenheid op de facturen had opgemerkt (waarbij moet worden vermeld dat velen door automatische afhouding van hun bankrekening betalen en dus niet op de factuur letten), 79% geen probleem had met de verandering op de factuur, 30% moeilijkheden ondervond bij de betaling van de factuur en 81% een positief beeld van EDF heeft omdat het bedrijf deze verandering heeft doorgevoerd. Op te merken valt dat, ondanks de volkomen neutraliteit van de tariefomrekening, 18% van de klanten de indruk had meer te moeten betalen. Bron: EDF.

31Eurobarometer 55.2, "De Europeanen en de euro", Europese Commissie, juli 2001.

Bijna 43% van de consumenten vreest voor moeilijkheden bij de vergelijking van de prijzen tussen verschillende winkels. Ongeveer 47% vreest de prijzen in euro niet te kunnen onthouden. Deze gedachte heerst bij de meerderheid in Griekenland (55%), Frankrijk (55%), Ierland (55%) en Italië (56%). In Nederland daarentegen is het vertrouwen zeer hoog (25%).

Een duidelijke meerderheid van de burgers (56%) vreest zich te vergissen bij het hoofdrekenen. Dit houdt eigenaardig genoeg weinig verband met de ingewikkeldheid van de berekening: hoewel deze vrij eenvoudig is voor de Italianen (delen door 2 000) zijn zij het meest ongerust (67%), meer dan de Spanjaarden (57%) die nochtans met een zeer moeilijke koers moeten werken (1 euro = 166,386 ESP). De resultaten verschillen sterk volgens de sociaal-economische groep: 34% van de kaderleden vreest zich te vergissen, tegen 64% van de gepensioneerden en 67% van de huisvrouwen/mannen. Vrouwen zijn over het algemeen veel minder zeker dan mannen (63% tegenover 47%).

Ten slotte vreest 41% van de consumenten moeilijkheden te ondervinden bij het lezen van facturen, loonstrookjes, rekeninguittreksels, enz. Dit gevoel van onzekerheid is het sterkt in Italië (57%), Griekenland (50%) en Ierland (51%).

1.4.3.2. Vrees voor misbruiken

Eerste bron van onzekerheid van de consumenten is de vrees voor prijsverhogingen bij de overgang naar de euro, welke momenteel wordt gedeeld door tweederde van de Europese burgers. Deze vrees is het grootst bij de Italianen (69%), de Fransen en de Duitsers (68%), en het kleinst bij de Luxemburgers (53%).

Een meerderheid van de inwoners van de eurozone (52%) vreest dat de handelaren hen zullen bedriegen bij het teruggeven van wisselgeld. Deze bezorgdheid, die onrechtstreeks ook een indruk geeft van de vertrouwensrelatie tussen consument en detailhandelaar, is bijzonder groot in Italië (62%) en Frankrijk (59%) en relatief gering in Finland (37%) en Nederland (35%). Zij verschilt ook volgens de sociaal-economische groep: matig bij de kaderleden (38%), maar 57% bij de werklozen, 60% bij de gepensioneerden en 62% bij de huisvrouwen/mannen.

De onzekerheden in verband met de overgang naar de euro nemen toe naarmate de datum nadert en het bewustzijn van de praktische moeilijkheden groter wordt.

Afgezien van de verschillen tussen de landen zijn vrouwen en achtergestelde groepen over het algemeen vrij ongerust; de deelnemende landen dienen derhalve te voorzien in een speciaal op hen gerichte voorlichting.

1.4.4. Gebruik van de euro door de consument

De consument maakt alles samen genomen nog weinig gebruik van de euro.

1.4.4.1. Rekeningen in euro

Weinig consumenten kiezen spontaan voor omzetting van hun rekeningen in euro. Eind juni – dus vóór het begin van de vervroegde omschakeling – bedroeg het aandeel van de eurorekeningen in het totale aantal rekeningen van particulieren slechts 3,2%. Op die datum werd bijna één rekening op de veertien in euro geopend, tegen één op drieëndertig eind 2000. In deze situatie zou ongetwijfeld niet automatisch verandering zijn gekomen: in

juli verklaarde 91% van de consumenten tot 2002 te willen wachten om hun rekening in euro om te zetten32.

De jongste cijfers zijn nog niet beschikbaar, maar waarschijnlijk zijn thans vrijwel alle rekeningen van particulieren in euro omgezet in Frankrijk, België, Spanje en Luxemburg en de meeste in Duitsland en Portugal. In Oostenrijk, Finland en Nederland zijn de eurorekeningen waarschijnlijk nog in de minderheid en in Ierland zijn er vrijwel geen.

1.4.4.2. Betalingen in euro

Het gebruik van de euro door particulieren is in het tweede kwartaal in volume iets toegenomen (1,9% tegen 1,4%), maar nog steeds niet tot het peil van begin 2000 teruggekeerd (2,4%)33. De grens van 5% is slechts overschreden in twee landen: België (5,5%) en Luxemburg (6%). Dezelfde ontwikkeling kan worden waargenomen voor het aandeel van de betalingen in waarde: van 6,2% tot 8,8% (tegen 8,9% in het eerste kwartaal van 2000). Het komt nog vaak voor dat op de betaalterminal van de handelaar geen verrichtingen in euro mogelijk zijn34.

In de komende maanden zal hierin verandering komen door de vervroegde omschakeling van de girale betaalmiddelen. Het is weinig waarschijnlijk dat zich een massale toename van de betalingen per kaart in euro zal voordoen (in de praktijk is het meestal de handelaar die de munt voor de verrichting kiest), maar de betalingen in euro zullen waarschijnlijk sterk toenemen in de landen waar veel gebruik wordt gemaakt van cheques als deze slechts in één valuta luiden35.

Op de vraag waarom zij zo weinig gebruik maken van de euro, antwoorden de consumenten met verschillende argumenten: 28% vreest voor verwarring, 56% heeft geen rekening in euro, 54% heeft geen cheques in euro, 44% vreest voor weigering door de handelaren, 34% kent deze mogelijkheid niet en 77% heeft geen belangstelling.

Het "vrijwillige" gebruik van de euro door de consument blijft zeer gering. Slechts door een actief beleid van vervroegde omschakeling van de betaalmiddelen kunnen zij ervaring opdoen met de euro voordat de biljetten en muntstukken in omloop worden gebracht36.