• No results found

VOORMALIG HUIS DE HALLEUX

(ZG. HOF LANCHALS) EN

ORANJERIE

Zaterdag 7 september van 14.00u tot 18.00u en zondag 8 september van 10.00u tot 18.00u

 '$  

Louis Martial Minard is geboren in Gent

op 7 juni 1801 en hij is er gestorven op 5 augustus 1875. Een Gentenaar, meer nog een Gents architect mocht niet ontbreken in de lijst spilfiguren voor OMD 2013. Een bijzondere en karakteristieke gevel in de

binnenstad, ontworpen door een Gents bouwmeester blijft een zeldzaamheid in de Brugse architectuurgeschiedenis. De haat-liefde verhouding tussen Bruggelingen en Gentenaars is een oud (en leuk om in een klassieke stijl te bestendigen) verhaal.

Minard kreeg zijn opleiding aan de Gentse academie bij Louis Roelandt. Hij ontwierp vele landhuizen, herenhuizen, kastelen maar ook handelshuizen en fabrieken in de Genste regio. Maar hij bouwde ook kerken in neostijlen. Naast architect was hij ook aannemer-bouwpromotor, politicus (gemeenteraadslid in Gent), promotor van de Vlaamse taal, oudheidkundige en antiekverzamelaar. Zijn naam blijft verbonden aan de Minardschouwburg in Gent die hij in 1847 met eigen middelen bouwde als reactie op de Franstalige opera en schouwburg.

Misschien kreeg hij via de echtgenote van Louis Ryelandt, Rosalie van Na(e)men de opdracht voor het huis in de Oude Burg? Hij bouwde er de nieuwe gevel, de trap en de salons aan de straatkant. Prachtvoorbeelden van het sobere en strenge neoclassicisme.

Huizenonderzoek in 1995 wees uit dat Oude Burg 21 nooit het woonhuis van Pieter Lanchals is geweest. De nieuwe naam was toen echter al toegekend en wordt nu verder gebruikt.

Oude Burg 21 is gebouwd, verbouwd en steeds bewoond door interessante Bruggelingen die een rol hebben gespeeld op het Brugse politieke toneel. De straat was immers altijd ‘the place to be’. In het huidige pand gaat een substantieel deel van de constructie (zijmuren, kelders, gebinte ...) terug naar de 15de eeuw. Zeghin De Baenst (†1471) gaf toen vorm aan het grote eigendom dat al door Pieter de Bul op het einde van de 14de eeuw was gecreëerd. Drie huizen en

twee begrenzende straatjes vol huisjes werden toen samengevoegd. Zeghin De Baenst was heer van Lembeke en broer van Jan III De Baenst, de bouwheer van de buurwoning, het zg. hof van Watervliet. Beide broers waren aartsvijanden en het schept verwondering dat ze naast elkaar twee grote stenen huizen bouwden. Was dit naijver? Politiek waren ze sterk verdeeld (pro of contra de Bourgondische machthebbers). Alle eigenaars werden beschreven in vroegere brochures van OMD en we beperken ons tot het vermelden van deze uit de 18de en 19de

eeuw die de architectuur van het huis vandaag bepaalden: de familie de Cri(d)ts (1673-1757), de familie Rommel (tot 1768) en Charles Albert de Schietere

(tot 1820). Tussen 1820 en 1839 werd het pand gebruikt als zorginstituut en vanaf 1839 kwam het in het bezit van Louis Ryelandt en zijn tweede vrouw Rosalie Van Na(e)men die grootscheepse werken lieten uitvoeren in 1841-1842 naar het ontwerp van de Gents architect Louis Minard. Louis Ryelandt was liberaal politicus en directeur van het Sint-Juliaansgasthuis in de Boeveriestraat. In 1867 erfde zijn dochter Louise, getrouwd met Emile Halleux uit Luik het grote eigendom en de familie de Halleux verkocht het pas in 1991 aan de huidige eigenaar de vzw Volkswelzijn.

Deze eigenaar restaureerde de Oude Burg 21 in zijn vergroeide toestand in

1992-1995 en herbestemde het als kantoren. De imposante straatgevel is dus gebouwd naar ontwerp Louis Martial Minard. Het ontwerp bleef bewaard in de plannencolletie van de bibliotheek van de Universiteit in Gent.

De gevel is drie bouwlagen hoog en zeven traveeën breed. Het centrale gedeelte is benadrukt door een risaliet en een rijkere afwerking van de vensters op de verdieping. Dit centrale deel van de gevel stemt overeen met de 15de-eeuwse kern van het woonhuis De Baenst. Links van het huis is de smalle overbouwde toegang tot het Winterstraatje bewaard, één travee breed. Pas in 1597 is dit straatje ingelijfd

en afgesloten voor het publiek. Op de verdieping van dit ondiepe pand is een 18de-eeuws boudoir ingericht. De toegang op de benedenverdieping fungeerde als dienstingang en is nu de toegang naar de oranjerie. Rechts is het eigendom begrensd door het Raamstraatje, nog goed herkenbaar in het straatbeeld. Op OMD wordt omwille van praktische overwegingen de vroegere dienstingang als toegang voor het bezoek gebruikt. Normaal komt men binnen via de grote koetsdoorgang. Gidsen zullen u begeleiden op deze (her)ontdekking. De wanden van de vestibule zijn beschilderd met imitatie marmerschildering (witte marmer met grijze adering). Deze muurdecoratie dateert uit 1899. De wanden zijn geritmeerd door vlakke pilasters afgewerkt met Ionische kapitelen. De bevloering bestaat uit witmarmeren tegels, afgeboord met zwarte tegels. De eikenhouten draaitrap zorgt voor een opvallend element op het einde van deze vestibule. Ze zit gevat in een halfronde ruimte die verlicht wordt via een koepel. De sierlijke trappaal is uitgevoerd in mahoniehout en versierd met acanthusbladeren. De vroegere eetzaal aan de tuinkant is te bezoeken. De vensters en de vensterdeur geven uitzicht op de tuin en het tuinhuis in de verte. Deze voormalige eetkamer is gedecoreerd met een kamerhoge eikenhouten lambrizering, voorzien van een gedamasseerde wandbespanning (in de 18de eeuw was dit met wandtapijten). De schouw en de deuren zijn in

eikenhout opgehoogd met bladgoud. In de schouwboezem zit een schilderij met de voorstelling van een landelijk tafereel. Het plafond met beklede moerbalken is versierd met verguld stucwerk in rococostijl. Op de verdieping, net boven de eetkamer, kan de vroegere

slaapkamer worden bezocht, eveneens met lambrizering en met de alkoofruimte, die bij de laatste restauratie werd

gerespecteerd. Vanuit deze voormalige slaapkamer is het uitzicht op de tuin perfect.

Op het einde van de tuin staat de prachtige oranjerie (een tuinhuis) die mogelijk in opdracht van

Charles-François Custis werd ingericht. Hij was de schoonzoon van Catherine de

Cri(d)ts. Het tuinhuis is ontworpen om gasten te ontvangen en om te genieten van de tuin en van het water van de Dijver. Het is een eenlaags gebouw afgedekt met een mansardedak. De tuingevel en de reiegevel zijn heel contrasterend uitgewerkt. De toegang zit in een

uitspringend ingangsgebouwtje met een gepleisterde gevel met stucversiering in Lodewijk XVIde-stijl. De versiering is een ware ode aan de tuinkunst. De overige gevels zijn onversierd en mogelijk bedoeld om te laten begroeien. Het interieur is in Lodewijk XVde- en Lodewijk XVIde-stijl.

De formele tuinaanleg is van

landschapsarchitect Paul Deroose en ondertussen bijna 20 jaar oud. Twee gesnoeide loofgangen in haagbeuk onderlijnen het perspectief op de oranjerie en schermen de omliggende gebouwen af. Centraal is een broderie van schelpmotieven in buxus.

Mogelijk kan het Raamstraatje worden ontdekt, dat al in 1537 privébezit werd. Het straatje fungeerde ook nog later voor de watervoorziening in geval van brand.

19.

PEPERSTRAAT 3,