• No results found

HOOGSTRAAT 28, HUIS EMPIRE

Zaterdag 7 september van 14.00 uur tot 18.00 uur en zondag 8 september van 10.00 uur tot 18.00 uur

    

Jeanne Arents de Beertegem is

in Brugge geboren in 1781 en is er gestorven in 1866. Ze was de dochter van Guidon Arents en Marie van der Plancke. Dankzij de miniatuur die bewaard is in de collectie Roger Franquet in Brussel kunnen we haar zien zoals ze was in 1810, twee jaar na haar huwelijk met Joseph-Ghislain van Zuylen in 1808. Jeanne kreeg drie kinderen met hem: Guido (1809-1852), Mathilde (1811-1813) en Frederic (1814-1881). Guido was de dooppeter van Guido Gezelle en Frederic werd diplomaat en was onder meer eerste secretaris van Lepold I. Na haar huwelijk woonde Jeanne eerst in een ander huis in Hoogstraat en dan in Mallebergplaats 4. Het echtpaar moet graag in deze buurt hebben gewoond om daar zelf een nieuwe, indrukwekkende woonst te willen realiseren. Na de dood van haar man in 1824 zorgde zij verder voor de afwerking van de woning en de opvoeding van haar twee zonen. Zij kende zonder twijfel haar geëmancipeerde buurvrouw Petronilla van Outryve en had er mogelijk vaak contact mee. In 1832 ging ze samen met haar zonen in Parijs wonen.

Hoogstraat 28, het zogenaamde huis Empire is gebouwd tussen 1821 en 1825 in opdracht van Joseph-Ghislain van Zuylen van Nyevelt (1761-1824) en Jeanne Arents de Beerteghem.

Joseph-Ghislain, zoon van ‘postmeester’ Jean-Bernard van Zuylen van Nyevelt en Isabelle du Bois, studeerde rechten in Leuven en werd later actief als advocaat aan de Brugse balie. Hij trouwde in 1793 met Marie de Peneranda de Franchimont en hertrouwde na haar dood in 1808 met Jeanne Arents de Beerteghem met wie hij nog drie kinderen kreeg. Uit zijn eerste huwelijk had hij twee kinderen. De bouwheer heeft zijn nieuwe, prachtige woonst nooit zelf bewoond, maar moet het concept mee hebben bedacht. Om onbekende redenen verhuisden Jeanne en haar twee zonen in 1832 al naar Parijs en verhuurden zij huis Empire aan de Edmond de Man en zijn vrouw Marie-Prudence van Caloen. Zij woonden er samen met hun dochter, een gouvernante en twee dienstmeiden. Er werden nog drie kinderen in het huis geboren. In 1838 verhuisden ze naar het huis De Zeven Torens, Hoogstraat 8 (zie het verhaal hier hoger). Het huis Empire werd toen verkocht aan Julienne Gilliodts (1795-1863), weduwe van François van Damme. Ze woonde er samen met twee dochters en een resem huispersoneel. Haar oudste dochter Julie trouwde in de nieuwe woning op 9 juli van datzelfde jaar met graaf Pierre De la Serna. Haar tweede dochter Eulalie trouwde op 28 januari 1845 met de Fransman Louis Macquart de Terline. Het feestmaal vond plaats in het huis. Een fraaie menukaart, gedrukt bij Daveluy, is in de collectie porseleinkaarten van het Stadsarchief bewaard.

Eulalie zal na de dood van haar moeder, vanaf eind 1863 tot 1892, huis Empire bewonen met haar man en acht kinderen. Ook hun oudste dochter Marie-Colette Maquart de Terline trouwt hier op 19 februari 1868 met Henri de Vadicourt. Het jonge echtpaar woonde enkele jaren in het huis en twee van hun kinderen zijn er geboren. In 1872 verhuisden ze naar het kasteel van Occoches in Frankrijk. Het huis Empire werd na de dood van Eulalie Van Damme toebedeeld aan haar gelijknamige dochter Eulalie Macquart de Terline die er als alleenstaande vrouw kwam wonen. Zij hield zich bezig met sociaal christelijk werk en is in Brugge bekend als de schenkster van het tabernakel voor de nieuwe kapel van de Heilige Familie in het Bilkske in 1904. Eulalie overleed in 1919 en het

huis werd door haar erfgenamen te koop gesteld. Nieuwe eigenaar werd Jean Van der Haert, ingenieur-directeur bij de toenmalige Koninklijke Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek (fabriek die zijn moeder aan de Nederlanders had verkocht op voorwaarde dat haar zoon er directeur mocht worden). Hij bewoonde het huis samen met zijn vrouw en hun zeven kinderen. Jean Van der Haert stierf in 1950 en zijn erfgenamen verkochten het huis in hetzelfde jaar aan NV l’Urbaine Industrielle et Rurale Immobilière die het doorverkocht aan het West-Vlaamse Gas- en Elektriciteitsbedrijf (het latere Intercom). Het huis werd toen volledig met bureaus ingericht.

De Hoogstraat was toen bijna volledig aan de woonfunctie onttrokken. Ook huis Empire dreigde net als Casselbergh en de Zeven Torens te verkommeren. Het werd tussen 1982-1986 verhuurd aan de Rudolf Steinerschool. In 1988 kwam het in het bezit van de huidige eigenaars, die het zorgvuldig restaureerden.

De voorgeschiedenis zag er helemaal anders uit. In de 16de eeuw stonden op de plaats van het huidige Hoogstraat 28 drie huizen, waaronder /DD . Het straatje dat het eigendom scheidt van het buurhuis Hoogstraat 30 droeg als naam Raamstraatje (ook vermeld als Schotterstraatje of Mahautstraatje). Twee van de huizen waren samengevoegd midden 17de

eeuw en omgebouwd tot woonhuis (’de Duyve’) met brouwerij (De Twee Leeuwen). De brouwerij was nog op het einde van 18de eeuw in werking en misschien ook nog toen van Zuylen die samen met /DD aankocht en liet slopen met behoud van de kelders. De ontwerper van de nieuwe grote woning is niet gekend, maar we durven dit toeschrijven aan ofwel Jean-Brunon Rudd (1792-1870) of aan Jean-François van Gierdegom (1760-1844). Dit 19de-eeuwse huis ‘spreekt’ een duidelijke taal, zowel in stijl, ornament als structuur. Deze representatieve architectuur onderlijnt de levenstijl die de high society er in het vroeg 19de-eeuwse Brugge op nahield. Klasseverschillen werden zonder schuldgevoelens tentoongespreid.

De monumentale gepleisterde voorgevel, ongeveer 20 meter lang, is drie bouwlagen hoog en zes traveeën breed. De rechthoekige vensters hebben geprofileerde omlijstingen. De poorttravee is als risaliet uitgewerkt en benadrukt door een portiek met Ionische zuilen. Deze draagt het balkon met een sierlijk empirehek. De koetspoort is rondboogvormig en afgewerkt met een waaiervormig bovenlicht. De boogzwikken zijn versierd met een lauwerkrans met strik, ornament dat ook in het interieur wordt teruggevonden.

De wanden van de koetsenpoort zijn geritmeerd met rondboognissen. In de linkerwand is de middelste nis dieper en ligt in de as van de centrale toegang tot het huis. Onmiddellijk gaat de aandacht naar het tuinpaviljoen op het eind van het perceel, aan het water.

In de inkom springt de prachtige monumentale, keizerstrap in het oog. De rechte middentrap deelt zich op halve hoogte in twee zijtrappen, zodat langs twee kanten de grote overloop op de verdieping kan bereikt worden. De trap is gelegen binnen een halfcirkelvormige wand. De sierlijke mahoniehouten trappalen en leuning zijn verzorgd afgewerkt en zo ook de treden. De

bevloering in de centrale benedenhal bestaat uit witmarmeren tegels met een zwartmarmeren omranding. Alle benedenruimtes geven uit op de hal. De twee salons aan de straatzijde zijn op Open Monumentendag te bezoeken. Ze zijn in een zuivere neoclassicistische stijl aangekleed met sierlijke friezen en schouwen en schouwboezems. De spiegels beïnvloeden de ruimtewerking. De achtergevel is veel eenvoudiger afgewerkt dan de voorgevel. De poorttravee is opvallend door de koetsenpoort, waar een ingewikkeld spel van roedenverdeling voor een bijzondere lichtinval zorgt in de doorgang. De uitbouw dateert uit 1927, naar een ontwerp van Jos Viérin.

Het huis werd begin de jaren 1990 gerestaureerd en sindsdien behoedzaam en met zorg onderhouden.

Aan de Groenerei op het einde van de tuin bevindt zich het achthoekige paviljoen afgedekt met een leien koepeldak en bekroond met een smeedijzeren bol met windwijzer. Dit theehuis vertolkt in steen de levensstijl van de gegoede burgers in de 19de eeuw die ook toen maar al te graag genoten van een kopje thee met zicht op de reie.

De tuin is sober en sluit perfect aan op het paviljoen. De geometrische bloemenperken zijn op twee assen opgebouwd, afgezoomd met buxushaagjes en afgewerkt met een randbeplanting en enkele solitaire heesters (ontwerp Piet Blanckaert).

11.

JAN VAN EYCKPLEIN 1,