• No results found

SINT-MAARTENSPLEIN 4, DE SINT-WALBURGAKERK

Open op zaterdag 7 september van 14.00u tot 18.00u

en zondag 8 september van 10.00u tot 18.00u

 | '$@$

Ignatius van Loyola werd op 24

december 1491 in Loyola (Spaans Baskenland) geboren en stierf op 31 juli 1556 in Rome. Hij was het dertiende en laatste kind in een adellijke familie en verloor vroeg zijn beide ouders. Dankzij zijn afkomst werd hij secretaris bij de minister van financiën van de Spaanse koning en lid van de persoonlijke lijfwacht van de onderkoning van Navarra. Niettemin groeide hij op als losbandige jongeman enkel geïnteresseerd in spelen, vrouwen en vechten. Net als zijn broers kwam hij regelmatig in aanraking met het gerecht. Bij de verdediging van het fort van Pamplona (1521) werd hij zwaar gekwetst aan beide benen. Maandenlang bleef hij aan zijn bed gekluisterd en dit gaf hem de kans

heiligenlevens te lezen, die een radicale koerswijziging in zijn leven veroorzaken. Hij verliet zijn familie en zijn liederlijk leven om alleen nog ‘soldaat van Christus’ te zijn. Tijdens zijn vele reizen in Europa kwam hij ook twee maal in Brugge op zoek naar studiefinanciering bij de Spaanse gemeenschap en verbleef toen bij de familie Gonçalo de Aguilera in Oost-Gistelhof 1. In Parijs overtuigde hij vrienden om samen met hem de ‘Sociëteit van Jezus’ (de jezuïeten) te stichten, een nieuwe orde die uiteindelijk in Rome werd opgericht in 1540 en dit met goedkeuring van paus Paulus III. Bij Ignatius’ dood in 1556 telde de sociëteit al 1000 leden.

Tentoonstelling: 50 jaar MAfestival Brugge

De Sint-Walburgakerk is de rijkste en meest zuivere barokke realisatie in Brugge. De ruimtelijk en strikte opbouw worden ondersteund door de grote lichtintensiteit in de kerk. Bruggeling en lekenbroeder Pieter Huyssens (1577-1637) kreeg in 1619 de opdracht toevertrouwd om een prestigieuze kerk te bouwen die de waarden van de jezuïetenorde moest vertolken, en hij slaagde daar wonderwel in.

De talentvolle jezuïetenbroeder Pieter Huyssens was betrokken bij de bouw van heel wat kerken voor de orde in Vlaanderen. In samenwerking met François d’ Aiguilon werkte hij mee aan de bouw van de Carolus Borromeuskerk in Antwerpen, die als de belangrijkste barokkerk in de Nederlanden wordt

bestempeld. Daarnaast bouwde hij samen met Jacob Francaert de Brusselse jezuïetenkerk en de Begijnhofkerk in Mechelen. Ook de bijzonder fraaie Saint-Loupkerk in Namen en de Sint-Pieterskerk in Gent zijn door hem ontworpen. Het vrijgevochten karakter en het kunstenaarsbloed van Pieter Huyssens bezorgden hem meermaals moeilijkheden met de oversten van de Sociëteit Jezus en in het bijzonder met de Provinciale Overste P. de Montmorency, die Huyssens in 1633 definitief (werkloos) naar Brugge verbande.

De werken aan de Brugse jezuïetenkerk verliepen bijzonder traag wegens chronisch geldgebrek en naijver tussen de Brugse en Antwerpse jezuïeten. De toren, een variant van deze van de Carroleus Borromeuskerk, werd daardoor niet gebouwd. De kerk werd op 14 november 1642 pas ingewijd en kreeg

de jezuïetenheilige Franciscus Xaverius (1506-1552) als patroon. Franciscus, een grote vriend van Ignatius van Loyola is gestorven op een missiereis naar China en ligt begraven in Maleisië. Relieken van deze heiligen waren al in 1630 naar Brugge overgebracht.

Architect Huyssens was kort voor de inwijding van de kerk overleden. De afwerking van het bouwwerk werd door zijn medebroeder J. Boulé verder gevolgd. Verschillende Brugse meester-metselaars, waaronder Jacques Coppet, werden ook nog betrokken bij deze uitzonderlijke realisatie.

De voormalige jezuïetenkerk is een zes traveeën lange transeptloze zuilenbasiliek overwelfd met kruisgewelven. De

imposante natuur- en bakstenen voorgevel, heeft een klassieke opbouw met vlakke pilasters van de kolossale orde en een imposant fronton. Door het gebruik van uitspringende lijsten, architraven en voluten komt de gevel echter soms als minder klassiek en zeer dynamisch over. Pieter Huyssens gebruikte de architectuur van het gróte voorbeeld -de Il Gesùkerk in Rome- duidelijk als inspiratiebron. Huyssens verbleef tussen 1626 en 1628 in Rome. De indeling van de kerk is al af te lezen van de voorgevel. Centraal zit een ingangsportaal waarboven een nis met het beeld van Sint-Fransciscus-Xaverius. De zijgevels zijn grotendeels in baksteen en doorbroken door eenvoudige segmentboogvensters met natuurstenen omlijsting. De steunberen in volutevorm accentueren de traveeën van de middenbeuk. De aanzet van de onafgewerkte toren, boven het koor, is eveneens in natuursteen opgetrokken. Het interieur van de kerk is van een valse eenvoud. De vele architecturale details maken duidelijk dat deze kerk met zorg is ontworpen en met de ambitie om een grote ruimtewerking te bekomen. Het is een driebeukige, transeptloze basiliek. De brede middenbeuk wordt van de smallere zijbeuken gescheiden door Toscaanse zuilen met sober versierde composiete kapitelen, waarop scheibogen aanzetten. In de ruimte tussen die bogen en de architraven (de dragende lijsten) komen rijke ornamenten (cartouches en grotesken) voor. De kerk is overwelfd met kruisgewelven, wat afwijkt van de initiële bedoeling van Huyssens die een meer ingewikkeld overwelvingsmodel had gepland.

Het kerkmeubilair is rijk en sierlijk. Het meubilair is uitgevoerd door Antwerpse kunstenaars die vaak in opdracht van de jezuïeten werkten. Het monumentale marmeren hoogaltaar is gemaakt door Jacob Cockx (en Pieter Verbruggen?) en bekostigd door graaf Paul de Fontaine, de stichter van het gelijknamige godshuis in de Zwarteleertouwersstraat. Het schilderij, de Verrijzenis van Christus, dateert uit 1783 en is van de hand van de Brugse neoclassicistische schilder Jozef Suvée. Het beeld van de H. Walburga is er in het midden van de 19de eeuw geplaatst, na de naamsverandering van deze kerk. Het Onze-Lieve-Vrouwaltaar en het Sint-Rochusaltaar zijn eveneens in marmer gebeeldhouwd door Pieter Verbruggen. De zijaltaren worden geflankeerd door barokke portaalingangen. De originele witmarmeren communiebank is in 1695 vervaardigd door de Antwerpse beeldhouwer Hendrik Verbruggen (zoon van Pieter?). Het werd met zijn monogram getekend en versierd met een zeer rijk iconografisch verhaal over de Eucharistie. De eikenhouten preekstoel is het werk van Artus Quellinus de jonge, die het in 1667-1670 voltooide. De iconografie is strikt vastgelegd door pater Willem Hesius. De vrouwenfiguur die de preekstoel draagt, stelt het geloof voor. In de kuip zelf zijn de vier evangelisten uitgebeeld. Het klankbord wordt door musicerende engelen gedragen en de trappalen zijn hermenfiguren die de ‘welsprekendheid’ (met opgeheven arm), het ‘gebed’ (met wierookvat) en de ‘studie’ (met boek en lamp) uitbeelden. Drie essentiële kwaliteiten voor de jezuïeten. De biechtstoelen dateren uit 1802. Het doksaal en het ingangsportaal zouden in 1834 zijn uitgevoerd naar een veel ouder model. Het orgel is in 1735 ontworpen

door de Atrechtse orgelbouwer Cornelis Cacheux; de orgelkast zou ontworpen zijn door Hendrik Pulinx jr. Het orgel is afkomstig uit de gesloopte Sint-Walburgakerk en hier herplaatst in 1778 met de hulp van de Brugse orgelbouwer Dominicus Berger, die recht tegenover de kerk woonde. Veel van de 18de-eeuwse schilderijen in de kerk zijn oorspronkelijk afkomstig uit de (eveneens gesloopte) Predikherenkerk en kregen hier een plaats na de Franse revolutie.

Keizer Jozef II ontbondt de machtige jezuïetenorde in 1778 en de Franciscus-Xaveriuskerk werd overgedragen aan de nabij gelegen Sint-Walburgaparochie. In de Franse tijd fungeerde de kerk als Temple de la Loi. In 1804 werd de eredienst hersteld en kreeg de kerk eerst de naam van Sint-Donaaskerk, na de sloop van de kathedraal op de Burg. Pas in 1854 werd de huidige naam toegekend. De restauraties aan de kerk in 1967-1973 en in 1978-1980 werden uitgevoerd naar plannen van architect Luc Dugardyn (1929-1994).

27.

SPINOLAREI 2,