• No results found

Met het bewerken van leer wordt het vervaardigen van gebruiksvoorwerpen uit leer bedoeld. Het is niet de bedoeling op deze plaats een overzicht te geven van alle mogelijke gebruiksvoorwerpen die vervaardigd kunnen worden van leer, maar te duiden welke middelen nodig zijn om het ambacht uit te voeren welke archeologische equivalenten kennen.275 Het afval van de

schoenmakers, handschoenenmakers, zadelmakers, tuigmakers, riemenmakers etcetera bestaat voornamelijk uit leren fragmenten welke secundair en tertiair afval worden genoemd: afsnijdsels, geschaafde reepjes leer en onherbruikbare stukken. Op basis van specifieke stukken afval en typen leer is het in een enkel geval mogelijk om te duiden welke ambachtsman (anders dan een schoenmaker) ter plekke actief is geweest, zoals een handschoenenmaker, zadelmaker of riemenmaker. In Kolberg (Polen) is het mogelijk gebleken deze scheiding (specialisatie) te maken op verschillende vindplaatsen.276

Evenals het afwerken van nieuw leer laat het bewerken van leer geen archeologische grondsporen

na. Wel zijn archeologische vondsten van

gereedschappen bekend. Voorbeelden van dergelijke gereedschappen zijn messen en scharen van metaal, priemen en naalden van aangescherpt bot, hoorn, gewei of metaal. Het nadeel van gereedschappen als scharen en messen is dat ze niet alleen voor het bewerken van leer werden gebruikt. Uitzonderingen daarop is een halvemaansmes, in verband gebracht met het maken van zadels, en een sikkelmes, waarvan enkele exemplaren bekend zijn uit Turku (Finland), Hull (Engeland), Stralsund (Duitsland) en Danzig (Polen) (Fig. 4.9 en Fig. 4.10).277

275

Voor een overzicht van vormtypologieën en technieken, zie Goubitz 20072 (2001); Volken 2014; van Driel-Murray 20072 (2001); Groenman-van Waateringe 20072 (2001).

276

Rębkowski 2006, 453.

277

Harjula 2015, 164; Evans 2006, 82; Möller 2006, 244; Paner 2006, 425. Fig. 4.9 Halvemaansmes van een

leerbewerker uit Stralsund

(Duitsland). Naar Möller 2006, fig. 4.

Fig. 4.10 Gereedschappen van een schoenmaker bekend uit Danzig. Naar Paner 2006, fig. 7.

1 en 2 priem; 3 halvemaansmes; 4 naald; 5 knijpschaar; 6 schaar; 7 hamer.

69 Een duidelijk indicator van de activiteiten van een schoenmaker zijn vondsten zoals leesten. Schoenleesten komen niet vaak voor als archeologische vondst. Een afgedankte houten leest kan gebruikt zijn als brandhout, maar daarnaast heeft hout als organisch materiaal de juiste omstandigheden nodig om geconserveerd te blijven in de bodem. Enkele voorbeelden van schoenleesten zijn de vroeg-middeleeuwse exemplaren uit de opgraving in Oegstgeest Nieuw Rhijngeest Zuid, en een laat middeleeuws exemplaar bij het Sint Catharinagasthuis in Leiden.278 In

Noord-Europa zijn meerdere voorbeelden bekend van archeologische leesten; in Bergen (Noorwegen) zijn tijdens archeologisch onderzoek vier leesten gevonden welke zijn gedateerd tussen 1120 en 1170.279 In Gent zijn leesten gevonden met een datering in de 12e of 13e eeuw.280 Uit Turku (Finland) zijn zeven leesten gevonden, waarvan vier gedateerd in de Middeleeuwen met uiteenlopende maten en linker- of rechtervoet vormen (Fig. 4.12). De overige drie zijn gedateerd op basis van het gebrek aan een specifieke rechter- of linkervoetvorm in de Nieuwe tijd.281 In Danzig (Polen) zijn meerdere leesten

gevonden die gedateerd worden in de 15e en 16e eeuw (Fig. 4.11).282

Van de grondstof, het te bewerken leer, zijn ook archeologische vondsten bekend. Het gaat daarbij om fragmenten afgesneden leer en geschaafde reepjes. Dergelijke afvalpakketten zijn zeer bekend uit vele archeologisch onderzoeken. Van zeldzame aard zijn stapels samengepakte huiden en lappen leer, zoals bekend uit archeologisch onderzoek in Dublin, Londen en Vlissingen (laatste pers. com. dhr. B. Meijlink). Een opvallend kenmerk van dergelijke stapels is het grote aantal lappen, waaronder door de looier gemerkte exemplaren. In meerdere gevallen zijn ook sporen gevonden die wijzen op het transport van het materiaal, zoals gaten in de huiden waardoor deze aan draagstokken geregen worden.

278

Dijkstra 2011, 136; Dijkstra, M.F.P., et al. 2010, 279.

279

Øye 2006, 608-609.

280

Pers. com.dhr. dr. A.A.A. Verhoeven.

281

Harjula/Hiekkanen 2006, 525; Harjula 2015, 165.

282

Paner 2006, 429.

Fig. 4.11 Houten leesten uit Danzig. Naar Paner 2006, fig. 9.

Fig. 4.12 Houten leesten uit Turku (Finland). Naar Harjula 2015, fig. 10.4.

70

Deze voorbeelden laten zien dat het materiaal onder andere in bulk werd getransporteerd voordat het verkocht werd aan leerbewerkers.

De informatiewaarde van archeologisch leer is in grote mate afhankelijk van de conservering van het materiaal. Een goede conservering draagt bij aan de kwaliteit en kwantiteit van het materiaal. Plantaardige stiksels waarmee gebruiksvoorwerpen mee in elkaar gezet worden, blijven vaak niet bewaard, evenals bitumen die zijn gebruikt als verf om het materiaal te beschilderen. Wat betreft het leer is het van belang dat het leer gelooid is. Gelooid leer heeft een veel hogere kans om geconserveerd te raken dan ongelooide fragmenten huid. Een uitzondering daarop vormt secundair gelooid leer, dat in specifieke bodemcondities op natuurlijke wijze gelooid raakt. Ondanks het looien is leer onderhevig aan degradatie doordat het in diverse bodemtypen aangetast raakt. De belangrijkste factoren die van invloed zijn op de degradatie van het leer zijn het zuurstofgehalte, de zuurgraad en de grondwaterstand. In zuurstofrijke condities kunnen schimmels het leer aantasten terwijl in zuurstofarme condities de kans op bacteriële aantasting groot is. In een zure bodem kan het materiaal stug worden en van kleur veranderen door mineralen die chemische verbindingen aan gaan met het gelooide leer. Daarnaast is de grondwaterstand in de bodem van invloed. De kwaliteit van leren objecten neemt het sterkste af bij wisselende condities, zoals een wisselend grondwaterpeil. De beste bodemomstandigheden voor leer zijn zure, waterverzadigde bodems waarin het materiaal beschermd blijft tegen zuurstof. De kans op het aantreffen van leervondsten van goede kwaliteit is vooral hoog in vochtige contexten, zoals in waterputten, beerputten en afvallagen in de buurt van water zoals oeverzones. Duidelijk is ook dat het materiaal beter bewaard blijft in klei en veen dan in zand, vanwege de lagere zuurgraad in zand. Ook kunnen metaalvondsten, vooral kopervondsten, een gunstig effect hebben op de kwaliteit van het leer.283

283

71

5 Leerlooierijen en leerbewerkingateliers in archeologisch

onderzoek in Nederland. De inventarisatie.

Het archeologisch onderzoek naar leer in Nederland is tot op heden vooral gericht op de vormtypologie van eindproducten. Om de archeologie van de ambachten leerlooien en leer bewerken aan te scherpen, nieuwe gegevens te kunnen vergelijken met ouder onderzoek en kaders te scheppen voor nieuwe relevante onderzoeksvragen, is het van belang inzicht te krijgen in de al bekende onderzoeksresultaten. Het doel van de voorliggende inventarisatie is om bekende gegevens over leerlooierijen en leerbewerkingateliers uit archeologisch onderzoek te bundelen tot een overzichtelijke bron van informatie. De inventarisatie is het resultaat van een literatuuronderzoek. In dit hoofdstuk wordt ten eerste de methode van het literatuuronderzoek uiteengezet. Vervolgens worden de resultaten per stad weergegeven. Tenslotte volgt een algemene evaluatie van het literatuuronderzoek en een schematische weergave van de onderzoeksresultaten.