• No results found

De methoden voor het looien van leer varieerden per plaats en per leerlooier. De kennis van deze methoden was grotendeels gestoeld op ervaring. Logischerwijs is de archeologie van dit ambacht niet eenduidig; de vorm, omvang en het aantal van de archeologische grondsporen die verband houden met het prepareren en looien varieert. Dankzij archeologische onderzoeken buiten Nederland (de vindplaatsen binnen Nederland worden in het volgende hoofdstuk geïnventariseerd) zijn meerdere vormen en constructies van looikuipen met verschillende dateringen bekend.250

Het looien kon al

plaatsvinden op een erf in enkele brede kuilen, al dan niet voorzien van enige constructiemiddelen van hout. Dergelijke kuilen worden in de archeologie gevat

onder het brede begrip

“ambachtelijke kuilen”, tenzij een specifiekere beschrijving mogelijk is aan de hand van ander vondstmateriaal. Het looien

op vergrootte schaal gebeurde in een reeks van looikuipen met een oplopende concentratie looistoffen. De leerlooierij die is onderzocht aan de Eekhoutstraat, Willemstraat en Garenmarkt in Brugge wordt gedateerd in de 13e tot en met de 18e eeuw (Fig. 4.4).251 Deze vindplaats is een voorbeeld van

grootschalig looien; aan de Eekhoutstraat en Garenmarkt werden minimaal 80 kuipen aangetroffen. Meerdere putten oversnijden elkaar, waaruit blijkt dat de putten niet tegelijkertijd in gebruik zijn

248 Ervynck/Hillewaert 1991, 113. 249 Harjula 2015, 162. 250

De vindplaatsen in Nederland worden in het volgende hoofdstuk geïnventariseerd.

251

Serjeantson 1989, 133-135; Ervynck et al. 2003, 61.

Fig. 4.4 Houten looikuipen aangetroffen in Brugge. Naar Ervynck/Hillewaert 1991, fig. 3.

64

geweest.252 Op negen vindplaatsen in Turku (Finland) zijn meerdere looikuipen gevonden die

gedateerd worden in de 15e tot en met de 17e eeuw (Fig 4.5).253

Lokale variaties daargelaten, zijn in grote lijnen enkele kenmerken van dergelijke looikuipen te noemen. De doorsnede van deze kuipen varieerde van 80 tot 150 cm. De diepte van de kuipen was afhankelijk van de looimethode, maar meestal zijn ze tot een zekere diepte ingegraven in de bodem. Om verticaal te looien, waarbij huiden hangend werden gelooid, was een diepere kuip nodig dan bij het horizontaal looien. Bij het horizontaal looien werd een looikuip gevuld met afwisselend huiden en lagen looistoffen. De kuipen hadden een ronde, ovale of rechthoekige vorm (Fig. 4.4). Ronde kuipen zijn onder andere bekend uit Brugge (13e eeuw) en Hamburg (Nieuwe Tijd) (Duitsland).254 In Kolberg (Polen) is een reeks ovale looikuipen

gedateerd in de 13e en 14e eeuw.255 In Turku (Finland) zijn zowel ronde als ovale kuipen gevonden die

gedateerd worden in de 15e tot en met de 17e eeuw.256 Uit Malmö (Zweden) zijn naast enkele ronde

kuipen ook rechthoekige bakken die geassocieerd worden met het looien bekend die worden gedateerd in de 13e eeuw.257 Rechthoekige looibakken zijn tevens aangetroffen in Hull (Engeland), gedateerd in

de 11e en 12e eeuw, en in Göttingen (Duitsland) uit de 15e eeuw (Fig. 4.6).258 De wanden en bodem waren doorgaans verstevigd met houten planken, of de kuip bestond uit een hergebruikte grote kuip. De bodem was verstevigd met houten planken rustend op houten balken. De hoogte van de wanden is meestal onbekend doordat de kuipen na het in onbruik raken zijn geëgaliseerd zijn met het loopvlak of zijn gesloopt ten aanzien van brandhout. De kuipen werden vaak waterdicht gemaakt door middel van een leemlaag aan de binnenzijde van de kuip, hoewel het ook gebruikelijk was dat de buitenzijde dichtgesmeerd werd. Een variant op deze constructie was het hergebruiken van een smallere houten ton. Het dateren van de kuipen is alleen mogelijk als het hout geschikt is voor een C14-datering. Meestal worden de kuipen gedateerd op basis van ander vondstmateriaal of op basis van de stratigrafie 252 Ervynck/Hillewaert 1991, 113. 253 Harjula 2015, 161. 254 Ervynck/Hillewaert 1991, 110; Först 2006, 203. 255 Rębkowski 2006, 451. 256 Harjula 2015, 161. 257 Reisnert 2006, 561. 258 Evans 2006, 78; Arndt 2006, 193.

Fig 4.5 Houten looikuip in Turku (Finland). Naar Harjula 2015, fig. 10.3.

65 van de context Van een duidelijk latere datering zijn de constructies waarbij de bovenrand van de kuip of de wanden verstevigd werd met bakstenen. In Birmingham is een duidelijke omslag van houten kuipen naar bakstenen putten gedateerd aan het einde van de 17e eeuw.259Het minimale gebruik van

bakstenen ging vooraf aan de looikuipen die volledig opgetrokken werden uit baksteen, die op basis van de baksteenformaten beter gedateerd kunnen worden.

Een belangrijke indicatie voor looikuipen is een specifieke vulling in de grondsporen, bestaande uit plantaardig materiaal zoals boomschorsresten.260 De kuipen die zijn aangetroffen aan de Eekhoutstraat in Brugge bevatten schors, hoornpitten en kalk.261 In Kolberg (Polen) zijn in de eerder genoemde kuipen resten schors en kalk gevonden.262

Uit onderzoek blijkt echter dat veel buiten gebruik raakte putten gevuld werden met een secundaire vulling, zoals huishoudelijk of ander ambachtelijk afval. De lagen kunnen daardoor verstoord raken. Meerdere putten uit het voorbeeld uit Brugge hebben een vulling van huishoudelijk afval.263 Zoals

beschreven moest kalk uit de huiden gewassen worden om de inwerking van looistoffen niet te verstoren. Het aantreffen van kalk in kuipen is daarom opvallend. De kuipen werden echter flexibel gebruikt; ten

behoeve van de preparatie met kalk maar ook ten behoeve van voorlooiing (met een lage concentratie looistoffen) of looiing (hogere concentratie looistoffen). Bij het veranderen van gebruik zullen de kuipen voor zover mogelijk zijn leeggeschept, maar bleven altijd restlagen achter.

Ecologische resten die in verband staan met het looien, zijn de looistoffen en indicatoren die met de looistoffen in verband gebracht worden zoals insecten. In Brugge is zowel op het vlak rondom

259 Rátkai 2011, 143. 260 Hall/Kenward 2011, 16. 261 Ervynck/Hillewaert 1991, 113. 262 Rębkowski 2006, 451. 263 Ervynck/Hillewaert 1991, 113.

Fig. 4.6 Rechthoekige looibakken bekend uit Göttingen. Naar Arndt 2006, fig. 13.

66

als in de looikuipen heel veel (2500m3) gemalen eikenschors aangetroffen.264 In Turku is 13 kilo aan

hazelnootdoppen gevonden, samen met resten van (geïmporteerde) takken van een berendruif (Arctospathylos uva-ursi (L.)), welke beide worden gerelateerd aan het looien.265 In beide gevallen kan

gesteld worden dat het plantaardig materiaal daar niet zonder reden is gedeponeerd. Schors, maar ook ander plantaardig materiaal waaronder takken, wortels, notendoppen van diverse noten en bladeren trokken insecten en kevers aan, zoals de Siagonum quadricorne en Abraeus granulum.266 Als schors te

lang bewaard blijft, kan de werking ervan als looistof afnemen door aantasting door insecten.267 Door

looistoffen aan te lengen met water uit een stilstaande bron, werden in het water ingevangen insecten indirect ook vermengd de looistoffen. Een voorbeeld is de larve van een zweefvlieg, genaamd de blinde bij (Eristalis Tenax), die goed gedijt in vervuild water. Dergelijke fauna is onder andere aangetroffen tijdens onderzoek in Birmingham.268 De combinatie van looistoffen en dierlijk materiaal dat de geur van rotting droeg gedurende een periode tot twee jaar moet menig ongedierte hebben aangetrokken.269

Bij het looien van huiden werden geen specifieke gereedschappen gebruikt, afgezien van lange haken waarmee huiden uit een kuip getrokken konden worden. Van dergelijke haken is een goed voorbeeld bekend uit de opgraving aan de Eekhoutstraat in Brugge.270 Om de huiden tijdens het looien

goed ondergedompeld te houden werden zware stenen gebruikt, waarvan eveneens in Brugge een aantal van gevonden is.271