• No results found

De huid van een geslacht dier is als grondstof geschikt voor talloze toepassingen. Van de huid worden producten gemaakt die in drie categorieën worden ingedeeld: niet-leder, pseudoleer en leder. Het onderscheid tussen de categorieën wordt gemaakt op basis van de wijze waarop de huiden zijn behandeld tegen microbiologische processen die de huid afbreken door ontbinding. Niet-leder is huid die is gedroogd of gezouten. Dit zijn omkeerbare methoden; zodra het materiaal nat wordt, worden de microbiologische processen weer actief en treedt alsnog ontbinding en kwaliteitsverlies op. Gedroogde en gezouten huiden worden om die reden ook niet gerekend tot het echte leer. Voorbeelden van niet- leder producten zijn rawhide en perkament.

De behandeling van een dierenhuid die deze omzet in leer, is het looien. De belangrijkste reden om een huid te looien is dat het materiaal niet meer aangetast wordt door bacteriën en schimmels die de huid ontbinden. Het looiproces is onomkeerbaar. Door een huid te looien wordt deze waterresistent en soepel, zodat deze dient als grondstof voor schoenen, handschoenen, tassen, buidels, (paarden)tuig, gordels, drijfriemen enzovoort. Een gelooide huid heeft een langere gebruiksduur dan een onbehandelde huid.123 In dit rijtje is pseudoleer een bijzondere categorie. Pseudoleer is huid die niet volledig onomkeerbaar is behandeld, waarbij het haar intact is gelaten. Een voorbeeld van pseudoleer is bont.124 De eigenschappen waarop een huid geselecteerd wordt als grondstof, hangen

sterk af van de diersoort en de kwaliteit van de huid. Voordat hier verder op ingegaan wordt is het van belang een idee te krijgen van de huid als orgaan.

3.1.1 Huiden als orgaan

Het orgaan huid reguleert de temperatuur en de vochtbalans van het lichaam, beschermt het tegen schadelijke stoffen van buitenaf en tegen straling van de zon. Ook biedt de huid bescherming tegen prikkels en druk door schokabsorptie.125 Daarnaast groeien vanuit de haarwortels in de huid haren en

biedt een vetlaag bescherming tegen kou. De huid zorgt dat de opbouw van het gestel stevig is.

Iedere gewervelde beschikt over dezelfde huidopbouw, echter de verhoudingen tussen de lagen in de opbouw kunnen in dikte verschillen. De opbouw bestaat uit drie basislagen: de epidermis, dermis en hypodermis. Deze lagen worden ieder met meerdere terminologieën aangeduid. Aan de buitenzijde, de haarzijde, bevindt zich de epidermis, ook wel de opperhuid genoemd. Onder deze huidlaag bevindt zich de dermis, dit is de lederhuid. De epidermis en dermis worden samen ook wel de cutis genoemd. De dermis bestaat uit twee lagen; de nerfhuid (in Engels: grain) en de reticulairhuid (in Engels:

corium). Onder de dermis bevindt zich de hypodermis, welke ook wel de subcutis wordt genoemd.

123

Aan de conservering van leer uit archeologische context wordt aandacht besteed in hoofdstuk 4.

124

Thomson 2011, 3-4. Modern bont is zodanig behandeld dat het wel tot leer wordt gerekend.

125

39 Deze laatste laag is het onderhuidbindweefsel tussen de huid en het vlees. Naast deze onderverdeling worden de epidermis en dermis verder opgedeeld in sublagen, de strata. De epidermis bevat vijf strata, de dermis bestaat uit twee strata.126 De verdeling van de huidlagen wordt schematisch weergegeven

(Tabel 3.1).

De scheiding tussen de nerfhuid (grain) en reticulairhuid (corium) wordt gelegd bij de aanzet van haren in de huid. Deze bevindt zich in de bovenlaag van de dermis. Daarnaast bevinden zich in dit deel ook de zweetklieren, bloedvaten en talgklieren. De dikte van de dermis verschilt per diersoort; van 0,8 mm (geit) tot 6 mm (rund).127 Slechts een klein deel van deze dikte betreft de nerfhuid. De

epidermis verschilt qua structuur sterk van de dermis. De epidermis is de dunste huidlaag van de totale opbouw. De huidcellen die aan de oppervlakte van de epidermis komen zijn dode huidcellen die van binnenuit verhoornen. Dankzij de hoornlaag biedt de epidermis bescherming tegen prikkels en druk van buitenaf.

Tabel 3.1 Overzicht opbouw huid van gewervelden.

De sterkte en flexibiliteit van een huid worden bepaald door de structuur.128 Huid is een weefsel dat onder andere bestaat uit verschillende typen huidcellen, collageen en vet. Collageen is een extracellulaire proteïne (eiwit), dit betekent dat het functioneert buiten de cellen en kan werken als bindweefsel tussen cellen. Collageen biedt een lichaam zo een frame waarbinnen cellen, op grotere schaal organen, kunnen functioneren.129 Voor het maken van leer is de structuur van collageen heel

belangrijk. Collageen wordt opgebouwd uit peptidenstrengen, welke op hun beurt bestaan uit strengen van meerdere soorten aminozuren. Deze aminozuren kunnen door hun moleculaire structuur met andere moleculen chemische verbindingen aangaan. Iedere combinatie van deze verbindingen kent

126

In Encyclopædia Britannica. http://www.britannica.com/EBchecked/topic/568472/stratum-reticulare 127 Haines 2006b, 14-15. 128 Haines 2006b, 14-15; Thomson 2011, 3-4. 129 Woodhead-Galloway 1980, 7.

Onderverdeling Basislagen Strata Lagen van belang voor leder

Cutis Epidermis (opperhuid) Stratum Corneum (hoornlaag) Stratum Lucidum (heldere laag) Stratum Granulosum (korrellaag) Stratum Spinosum (stekelcellaag) Stratum Basale (levende cellen) Dermis (lederhuid)) Stratum Papillare

(type III collageenvezels (fijn))

Grain (nerfhuid)

Haarzijde wordt glad leer.

Stratum Reticulare

(type I collageenvezels (grof))

Corium (reticulairlaag)

Gesplitste vleeszijde wordt suède, daim of nubuck.

Subcutis Hypodermis

40

unieke eigenschappen.130 Tussen de collageenvezels zitten vetten opgeslagen. De textuur van deze

vezels en de hoek waarin ze samenvlechten bepalen de mate van compactheid en structuur van de huid. Aan de vleeszijde van de huid is de structuur meestal grover dan aan de haarzijde.

De gebruikte huidlaag benodigd voor het produceren van leer is de lederhuid, de dermis. Bij het maken van leer uit huid is het essentieel dat de epidermis en hypodermis snel worden behandeld of verwijderd. Deze lagen zijn ongewenst vanwege de vergankelijkheid door bacteriële werking waardoor de huid ontbindt en zo de kwaliteit van een dermis diep kan aantasten.131 Een uitzondering

hierop zijn producten zoals bont en wolhuiden. Deze huiden worden juist gebruikt vanwege de haarzijde en deze mag dus niet verwijderd worden. De epidermis moet in deze gevallen anders worden behandeld.132

3.1.2 Onderscheid tussen dierenhuiden

De meest voorkomende soorten leer in de Nederlandse archeologische context, zijn runder- en kalfsleer, schapenleer en geitenleer. Daarnaast bestaan herten- en varkensleer en ook meer exotische diersoorten waarvan de huid gelooid kan worden. Om te kunnen bepalen van welke diersoort het vondstmateriaal afkomstig is, kunnen verschillende methoden worden gehanteerd. Een daarvan het is het onderzoeken van de diersoort door middel van DNA. Een beperkende factor voor deze methode is de kwaliteit en mate van looiing van de huid, waardoor het selecteren van geschikt DNA vaak niet mogelijk is.133 Diersoort Gemiddelde huiddikte (in mm) Aandeel nerfhuid t.o.v. totale dikte Beschrijving haren in de huid Collageenvezelstructuur in reticulairlaag Gemiddeld huidoppervlak (in m2)

Rund 4 - 6 1/6 Rechte, relatief

grove haren. Spreiding over de huid is regelmatig.

Dikke vezels (0,1 mm), weven in een grote hoek. De structuur is compact. De huid is vrij stug.

3,3 – 4,2 Kalf Vlak na de geboorte 0,5 mm. Na eerste levensjaar 3 mm. - - Vlak na de geboorte is de vezelstructuur fijn en weeft deze met een middelgrote hoek. Gedurende het eerste levensjaar worden de vezels dikker en compacter waardoor de huid, stugger wordt. 0,5 – 0,7 Schaap (wol) 2 - 3 1/2 Wolgroei; verschillende diktes wol. De nerfhuid sluit niet goed aan op de reticulairhuid.

Vezelbundels zijn fijn en de structuur is niet heel compact.

0,5 - 0,6

Schaap (haar)

0,8 - Grove, rechte haren. De nerfhuid sluit

Fijne vezels vlechten in een vrij compacte structuur.

0,4 - 0,5

130

Haines 2006a, 5; Thomson 2011, 4.

131 Thomson 2011, 4. 132 Kite 2006. 133 Thomson 2006a, 58.

41

goed aan op de reticulairhuid

Geit 1 - 3 1/3 Grove en fijne

haren, ruime regelmatige spreiding over de huid

Vezelbundels zijn relatief fijn en weven in een middelgrote hoek. Compacte structuur.

0,5 - 0,7

Hert 2 - 3 1/6 - De vezels zijn vrij grof. De

structuur is vrij open en is daardoor minder compact. De huid is vooral rekbaar.

0,9 - 1,3

Varken - Nerfhuid

ontbreekt

Grove haren, tot in de reticulairhuid.

Grove vezelbundels die dicht samenweven en zo voor een heel compacte structuur zorgen.

-

Tabel 3.2 Huideigenschappen van diverse diersoorten. Naar Haines 2006b.

Zoals geschreven heeft iedere gewervelde dezelfde huidopbouw. Diersoorten onderscheiden zich van elkaar door de groei, het type, de stugheid en krulling van haren (Tabel 3.2). In het geval van een onthaarde huid kan de diersoort worden herkend aan het patroon van haarzakjes in de nerfhuid, dat per diersoort verschilt. Belangrijk bij het bepalen van dit patroon is te weten welke zijde van de huid de haarzijde (grain) is. Aan de vleeszijde van een huid is de structuur vrij grof en hoekig, terwijl aan de haarzijde van de huid de structuur juist verfijnd is.134

Het overzicht moet op enkele plaatsen worden genuanceerd. In de eerste plaats is de huidoppervlakte natuurlijk afhankelijk van de groei en leeftijd van het dier. Het gaat in het bovenstaande daarom om een gemiddelde. In de tweede plaats is de dikte van de huid niet op alle delen van het lichaam gelijk. In de derde plaats is de mate waarin haren deel uitmaken van de reticulairlaag deels afhankelijk van de plek waar de huid is gegroeid, die ook de groeirichting van de haren bepaald.135 In tegenstelling tot op de buik groeien de haren of wol op de rug, hals en poten van

een dier in één richting. Deze nuanceringen dienen in acht te worden genomen bij het determineren van de leersoort van bijvoorbeeld een archeologische vondst.

134

Haines 2006b, 12-13.

135

42

De huid van een rund kent een gelijkmatig haarzakjespatroon. De haren staan echter schuin in de huid, waardoor de haarvaten een relatief

breed oppervlak in beslag nemen. Bij runder- en kalfshuiden is daardoor een “putje” zichtbaar (Fig. 3.1).136 De dikte van runderleer leent zich om gespleten te worden. Door een huid te splijten ontstaat

een dunne laag huid met twee grove zijden, welke na looiing suède genoemd wordt. Een kalfshuid is veel dunner dan een runderhuid. Naarmate het kalf groeit, neemt de huid toe in dikte en sterkte. De structuur van een kalfshuid is fijner en compacter dan een runderhuid, waardoor deze flexibeler en toch sterk is.

136

Haines 2006b, 13-17.

Fig. 3.1 Microscopische weergave van kalfsleer,

(http://britishlibrary.typepad.co.uk/.a/6a00d8341c464853ef0 19affa3cc5b970d-pi op 05-07-2014).

Fig. 3.2 Microscopische weergave van schapenleer,

(http://britishlibrary.typepad.co.uk/.a/6a00d8341c464853ef019af fa32b12970b-pi op 05-07-2014).

43 Schapen worden verdeeld in twee groepen;

haarschapen en wolschapen. De huid van haarschapen heeft een fijne vezelstructuur en is

daardoor vrij zacht.137 Wolschapen worden op basis van het type wol verder verdeeld in kortwollige en

langwollige schapen. Naarmate de wol langer en compacter wordt, neemt de wolaanhechting in de huid af. Compacte wol heeft als gevolg dat de vezelstructuur van de nerf- en reticulairhuid van wolschapen niet goed met elkaar samen weven. De stappen die moeten worden genomen om een wolschaaphuid te verwerken tot leer zijn daardoor anders dan bij haarschapen. Evenals uit runderhuiden kan uit een schapenhuid suède worden verkregen. Dit is voornamelijk het geval bij wolschapen met grove wol (langwollige). Vanwege de dichte structuur van de wol die de nerfhuid aantast, kan de nerfhuid niet behouden worden. In dit geval wordt de nerfhuid verwijderd en is er hoe dan ook sprake van suède (ook wel zeemleer). De nerfhuid van wolschapen met fijne wol kan worden gelooid tot leer, eventueel met een behouden haarzijde vergelijkbaar met bont.138 Het patroon van wol- of haargroei van schapen is herkenbaar als relatief kleine groepjes putjes van haarzakjes (Fig. 3.2).139

Wel dient daarbij rekening gehouden te worden met de variatie in patronen vanwege de verschillende haarsoorten van schapen. De huiden van haarschapen en geitenhuiden zijn niet goed van elkaar te onderscheiden.140 Geitenhuid kan net als runder- en schapenhuiden gespleten worden om suède te

verkrijgen. Het leer van geitenhuid is fijn van structuur (zie Tabel 3.2), echter door grote hoek waarin de vezelstructuur weeft is het vrij stug en sterk. Het patroon van geitenharen wordt gevormd door rijen met kleine en grote putjes van haarzakjes (Fig. 3.3).141