• No results found

Volk en Vaderland, juni 935

In document 1939-1945 D E E L 9 (pagina 103-107)

‘Opheldering noodzakelijk’ boven stond. Hiermee was het hek van de dam: wat Volk en Vaderland geschreven had, werd in een groot deel van de pers herhaald, Het Volk, het grootste socialistische dagblad, drong er op n juni op aan dat de tegen van ’t Sant geuite beschuldiging tot een normale rechts­ zaak zou leiden, in Wierings Weekblad, het in Amsterdam huis aan huis verspreid advertentieblad, werd op 14 juni opgemerkt: ‘Meer dan de eer van een gewezen hoofdcommissaris is in het geding’ (‘W aarom is men nog steeds bezig, deze zaak van jaren her te onderzoeken, terwijl het van de daken geschreeuwd wordt, dat de schuldige bekend is?’). Volk en Vaderland bleef aan de zaak hoofdartikelen wijden (op 15 juni en 22 juni telkens onder de kop ‘D e Haagse regenten-affaire’), en op 20 juni vroeg L. de Visser, voorzitter van de communistische fractie in de Tweede Kamer, schriftelijk aan de minister van justitie, mr. J. R . H. van Schaik (Rooms-Katholieke Staatspartij) o f de in de pers weergegeven feiten juist waren en waarom van ’t Sant dan niet in preventieve hechtenis genomen was. De beantwoording van die vragen liet op zich wachten - wèl stond op 28 juni in alle dagbladen een persbericht, opgesteld door jhr. mr. W . M . de Brauw, rechtskundig adviseur van het koninklijk huis, die bij de commissie van drie als verdediger van van ’t Sant bleek te zijn opgetreden. ‘De beslissing der commissie luidt geheel’, aldus dit persbericht, ‘ten gunste van de heer van ’t Sant. De tegen hem ingebrachte beschuldiging is volkomen onbewezen geoordeeld.’

Eén dag later, 29 juni, maakten de meeste bladen bekend dat de commissie van drie uitspraak had moeten doen in een geschil tussen van ’t Sant en de familie van jhr. dr. C . G. W . F. van Vredenburch, de op 3 december '27 in Brussel overleden Nederlandse gezant, dat voor die familie een advocaat uit Bergen op Zoom , mr. H. M . Hartog, opgetreden was, dat van Sasse van Ysselt namens de familie in de commissie zitting genomen had en R u ys de Beerenbrouck namens van ’t Sant en dat die twee leden tezamen de Savornin Lohman als derde lid gekozen hadden. Diezelfde 29ste juni evenwel wist

De Telegraaf uitgebreide nadere bijzonderheden te publiceren, waaruit ten

aanzien van de behandeling van het geschil bleek dat de procureur-generaal en de advocaat-generaal bij het Haagse gerechtshof alle door de commissie afgenomen verhoren hadden bijgewoond en dat minister van Schaik, aan wie zij hun dossiers ter hand gesteld hadden, nu overwoog wat hem te doen stond. Maar ook de inhoud van het geschil werd door De Telegraaf uit de doeken gedaan en het blad publiceerde daarbij een proces-verbaal dat van ’t Sant d.d. 10 december '27 op ambtseed opgemaakt had en dat kennelijk bij de behandeling van de zaak een grote rol had gespeeld.

Blijkens dat proces-verbaal was op 4 december '27, daags dus nadat gezant van Vredenburch overleden was, een mej. Elisabeth le R o i, komende uit

DE Z A A K -V A N V R E D E N B U R C H

Brussel, in Den Haag bij van ’t Sant verschenen. Zij had met de gezant een langdurige liaison gehad en had in Parijs op 19 december '24 het leven ge­ schonken aan een zoon, Henry (‘Henny’). Die feiten, zo stond in het proces­ verbaal, waren aan van ’t Sant al meegedeeld in gesprekken die de gezant samen met mej. Ie R o i met hem in zijn bureau gevoerd had. N u eiste zij een groot bedrag aan geld van de familie-van Vredenburch, anders zou zij de zaak in de openbaarheid brengen. Op 6 en 7 december was zij opnieuw bij van ’t Sant gekomen - deze was vervolgens op 10 december naar Brussel gereisd waar mej. Ie R o i hem verklaard had dat zij in 1896 in R ig a was geboren uit een Nederlandse vader en een Belgische moeder, dat haar vader in 19 19 in N ew York, waar hij administrateur was van een groot ziekenhuis, was overleden en dat zij haar moeder die vermoedelijk in Antwerpen leefde, de laatste jaren vrijwel nooit meer ontmoet had. Zij bezat, zei zij in Brussel, een brief, ‘waarin de verklaring van de heer van Vredenburch, waarin hij zegt, niet te willen ontkennen de vader van mijn kind Henny te zijn’, als­ mede nog negentien andere brieven van de overleden gezant. Zij g a f van ’t Sant verlof, alle twintig brieven in haar bijzijn te verbranden, hetgeen ge­ schiedde. Vervolgens nam zij de f 40 000 in ontvangst die van ’t Sant mee­ gebracht had; die waren, zei zij, bestemd voor de opvoeding van Henny. Deze zou, zo zei zij voorts, erkend worden door een man met wie zij spoedig via Engeland naar Amerika hoopte te vertrekken - hij zou daar in Boston een betrekking krijgen bij een cargadoorsfirma. ‘Wanneer ik ooit’ , zo had mej. Ie R o i blijkens het proces-verbaal verklaard, ‘een poging zou wagen, financiële steun van de nabestaanden van de heer van Vredenburch te ver­ langen of, op welke wijze dan ook, gunsten van deze nabestaanden zou verlangen, kan de inlioud van dit proces-verbaal tegen mij worden aange­ wend als bewijs dat de aangelegenheid betreffende mijn kind Henny en mij op

10 december 1927 met mijn volle genoegdoening werd geregeld. Ik zie van alle verdere aanspraken, in welke vorm ook, a f ’. . . ‘Zij tekent, na voor­ lezing en volharding, met mij op 10 december 1927 te Bruxelles (get.) Elisabeth le R o i, (get.) van ’t Sant. Hiervan opgemaakt, getekend en gesloten dit proces-verbaal op 10 december 1927 (get.) van ’t Sant.’

U it wat De Telegraaf publiceerde, bleek dan verder het volgende. Jhr. Jan van Vredenburch, een broer van de overleden gezant, en een inspecteur van de Haagse politie hadden van ’ t Sant naar Brussel vergezeld, zij het dat zij bij zijn ontmoeting met mej. le R o i niet aanwezig waren geweest. Van ’t Sant had in de trein naar Den Haag het proces-verbaal aan jhr. Jan van Vredenburch voorgelezen en deze had het stuk toen ontvangen in een enveloppe die vervolgens verzegeld was, waarbij van ’t Sant gezegd had dat zij pas geopend mocht worden als mej. le R o i in strijd met haar plechtige

belofte moeilijkheden zou veroorzaken. E r had nadien wel via van ’t Sant een nabetaling van f 7 000 plaatsgevonden als compensatie voor het derven van het maandgeld dat mej. le R o i van de gezant placht te ontvangen, alsmede voor dc reis naar Amerika, maar met die nabetaling was jhr. Jan van Vredenburch accoord gegaan. Ook waren aan van ’t Sant alle door hem gemaakte onkosten (bijna f 600) vergoed.

Later, aldus De Telegraaf, was jhr. Jan van Vredenburch zich gaan afvragen o f mej. le R o i (die hij niet te zien gekregen had) wel bestond. Op zijn verzoek had de Nederlandse consul-generaal te Antwerpen een onderzoek ingesteld. ‘Te Brussel zou de dame in kwestie hebben gewoond, maar men vond’ , berichtte De Telegraaf, ‘geen spoor. Te ’s-Gravenliage zou zij in het hotel Paulez hebben gelogeerd, maar zij ontbreekt in de boeken. Te Berlijn zou zij zijn gehuwd, maar de burgerlijke stand zegt er niets van. Te R ig a zou zij zijn geboren, en opnieuw zwijgt de burgerlijke stand. Te Hamburg zou zij passage naar Amerika hebben geboekt, doch haar naam is nergens te vinden. Tenslotte zou zij zich te Boston hebben gevestigd, maar ook daar is zij niet op te sporen. De heer van ’t Sant zegt, dat hij blijkbaar het slacht­ offer is geworden van een bedriegster.’ Echter: ‘Zoals wij reeds vroeger hebben gemeld, wordt de echtheid van de handtekening van Elisabeth le R o i in twijfel getrokken en heeft de familie-van Vredenburch beproefd te bewijzen dat zij door de heer van ’t Sant zelf geplaatst zou zijn.’

Tw ee dagen later, 1 juli '35, kwam De Telegraaj op de zaak terug. ‘E r moet’, schreef het blad, ‘afgerekend worden met de bewering als zou men de heer van ’t Sant niet willen vervolgen om erger te voorkomen.’

Aangezien hetgeen De Telegraaf op 29 juni gepubliceerd had, de voor van ’t Sant gunstige indruk die jhr. de Brauw met zijn persbericht had trachten te wekken, goeddeels teniet gedaan had, werd door de Brauw voorgesteld, de integrale tekst van de uitspraak waartoe de commissie van drie gekomen was, aan de pers te verstrekken. Mr. Hartog had hier geen bezwaar tegen. De tekst verscheen op 2 en 3 juli in de bladen. Daarin las men dat de com­ missie aan vier grafologen de vraag had voorgelegd o f mej. le R o i’s hand­ tekening onder het proces-verbaal door haarzelf dan wel door van ’t Sant gezet was; twee van de vier hadden tot het eerste, twee tot het laatste ge­ concludeerd. Op bepaalde punten waren evenwel de inhoud van het belang­ rijke procesverbaal van 10 december '27 en de nadere mededelingen die van ’t Sant aan jhr. Jan van Vredenburch gedaan had, bevestigd in beëdigde getuigenverklaringen, o.m. van van ’t Sants secretaresse. Van ’t Sant had overigens in Brussel aan mej. le R o i niet f 40 000 betaald, maar f 20 000. D e resterende f 20 000 en de aanvullende f 7 000 waren haar in gedeelten ter hand gesteld, de laatste portie, aldus van ’t Sant, in Berlijn, waarheen hij

In document 1939-1945 D E E L 9 (pagina 103-107)