• No results found

Centrale Inlichtingendienst

In document 1939-1945 D E E L 9 (pagina 139-143)

Onder van ’t Sants leiding (juli ’40-augustus '41) heeft de Centrale Inlich­ tingendienst, oftewel de C ID , nauw met M I-5 en M I-6 samengewerkt. Over de samenwerking met M I-5, welke leidde tot uitwisseling van gegevens over Nederlanders in Engeland die niet volstrekt betrouwbaar geacht werden, en het interneren van een aantal hunner, schreven wij reeds in de hoofd­ stukken 1 en 3 en daaraan hebben wij niets toe te voegen. Bij de

samen-werking met de Dutch Section van M I-6 (die eerst Hooper, vervolgens Rabagliatti als chef had) fungeerde de CID als een hulpdienst. ‘De Engelsen’ , zo zette van ’t Sant aan de Enquêtecommissie uiteen,

‘hadden de leiding en wij waren eigenlijk als Nederlanders toegevoegd aan die Engelsen om hun betrouwbare mensen te geven en om die mensen die inlich­ tingen uit Nederland te laten brengen die de Engelsen, de Engelse algemene legerleiding, nodig hadden voor de overwinning. Daarnaast werd natuurlijk gaame voldaan aan gegeven opdrachten, bijv. van iemand die positief iets wilde weten . . . Het ging bij ons alleen om gelegde contacten. Wij gaven alleen de instructies: ‘Wees voorzichtig, blijf weg bij je huis’, en: ‘Dit en dat willen wij gaame weten’ , en: ‘Vóór je vertrek krijg je van de Engelsen precies je opdracht, wanneer zij je terughalen.’ ’ 1

Het is duidelijk: de Military Intelligence was in de eerste plaats geïnte­ resseerd in militaire gegevens, zij het dat van ’t Sant er zorg voor droeg dat ook ‘iemand die positief iets wilde weten’ (de koningin o f een der ministers), antwoord kreeg. Die antwoorden kreeg van ’t Sant niet in de vorm van afschriften van gedecodeerde telegrammen; hij ontving daar parafrasen van.

E r zijn in de periode-van ’t Sant door de CID zes aspirant-geheime agenten met M I-6 in contact gebracht die inderdaad uitgezonden werden: L. A . R . J. van Hamel (eind augustus ’40 gedropt), C . H. van Brink (eind november '40 gedropt), W . B . Schrage, die J. J. Zomer als marconist meekreeg (medio juni '41 gedropt), A . H. Alblas (begin juli '41 gedropt) en freule J. C . C . Röell (in augustus '41 naar Portugal vertrokken om zich vandaar als ‘Duits sympathisante’ naar bezet Nederland te begeven). De ervaringen van deze zes agenten hebben wij beschreven in deel 4 (hoofdstuk 15, paragraaf ‘ Spionage’) en deel 5 (hoofdstuk 10, paragraaf ‘Geheime agenten’). E r bleek toen dat van Hamel, Schrage/Zomer en Alblas met veel succes geopereerd hebben. Van Hamel wist enkele spionagegroepen op te richten, van welke twee meer dan anderhalf jaar werkzaam zijn geweest en één zich ontwikkelde tot de Inlichtingendienst (ED) die o.m. een deel van de al gememoreerde AC-rapporten naar Londen doorgaf. Het belangrijkste uit die rapporten liet Schrage via Zom er aan M I-6 seinen. Alblas stond met

M I-6 ruim een jaar lang in zendcontact. Aldus hebben van Hamel, Schrage/

Zom er en Alblas er zorg voor gedragen dat M I-6 in de periode september ’40-juli '42 althans een aantal militaire inlichtingen kreeg, grotendeels

A G E N T E N V A N DE CID

afkomstig van spionagegroepen welke zij o f zelf gevormd hadden o f bij welke zij konden aanhaken. De Centrale Inlichtingendienst kreeg van die inlichtingen slechts die toegezonden welke van niet-militaire aard waren.1

De CID had wellicht meer candidaten aan M I-6 kunnen overdragen als hij ruimere medewerking had gekregen van de ministers Dijxhoorn en Furstner. Furstner die met van Hamel (begin oktober '40 gearresteerd, in juni '41 gefusilleerd) een veelbelovende marine-officier verloren had, was huiverig, krachten uit de marine a f te staan, en Dijxhoorn g a f alle geschikte candidaten aan Laming (SOE) door - hulp aan zijn vijand van ’t Sant wees hij af; in een bepaald geval kon ook de interventie van minister­ president Gerbrandy niet baten.

Vermeldenswaard is voorts dat begin '41 een operatie op touw gezet werd om een geheime agent via Sjanghai en Moskou naar bezet Nederland te sturen. Dit was mr. C . L. W . Fock, die een aantal jaren in Oost-Afrika de Holland-Afrika-Lij 11 vertegenwoordigd had. Fock had zelf zijn plan bedacht. Zijn voornemen was, van bezet Nederland uit een verbinding met Engeland op te bouwen; Nederland wilde hij bereiken door, zogenaamd als gemachtigde van Indische scheepvaartmaatschappijen, in bezet gebied te gaan bespreken hoe in schepen die daar voor die maatschappijen in aanbouw waren, bepaalde veranderingen konden worden aangebracht. Een slimme

‘cover-story ! Fock voerde in Londen de nodige besprekingen met de ko­

ningin, van ’t Sant en M I-6, vertrok begin februari '41 naar Indië en vandaar begin mei naar Sjanghai waar hij, gedekt door brieven van Indische scheep vaartmaatschappijen welke hij via de gouverneur-generaal verkregen had,

1 In september '41 bestond de ministeriële Commissic-Terugkeer uit Gerbrandy, van Boeyen en Furstner. In een vergadering van de commissie die in het begin van die maand plaatsvond (in bezet gebied bevonden zich toen de spionage-agenten Schrage en Alblas) vroeg van Boeyen, ‘o f de juiste personen seinen en o f men dit controleert.’ Gerbrandy antwoordde: ‘Dat is zeer moeilijk; alleen de Engelsen vangen op.’ Van Boeyen: ‘Krijgt u althans deze berichten?’ ‘Minister Gerbrandy’, aldus de notulen, ‘antwoordt ontkennend; maar er zijn er over’ (d.w.z. er zijn agenten overgekomen). ‘Minister Furstner zegt dat hij één mededeling kreeg: bedankje voor benoeming met ‘Lang leve de koningin!” (wij nemen aan dat Furstner die zes weken tevoren tot minister benoemd was, een felicitatie gekregen had, afgezonden door Schrage’s marconist Zomer die immers adelborst was). ‘Minister van Boeyen acht dit een ernstig vacuüm. W ij moeten alle inlichtingen krijgen omdat wij ze het best kunnen beoordelen.’ (Commissie Terugkeer: Notu­ len, 8 sept. 1941)

Van Boeyens laatste opmerking lijkt ons niet juist: in die tijd waren bijna alle ontvangen inlichtingen van militaire aard en die konden door de Engelse militaire instanties beter beoordeeld worden dan door de Nederlandse.

bij het Duitse consulaat een visum voor Nederland aanvroeg. Eer dat binnenkwam, gingen de Duitsers tot de invasie van de Sowjet-Unie over (22 juni). Daarmee viel de verbinding via Moskou, en viel dus ook het gehele plan weg.

Wij hebben Fock reeds enkele malen in dit deel genoemd, o.m. als de man die eind '43 in Lissabon als functionaris van het Bureau Inlichtingen het werk van mr. H. Maas Geesteranus overnam, door ons aangeduid als ‘vertegenwoordiger te Lissabon van de Centrale Inlichtingendienst’ . Inderdaad, als zodanig was deze laatste begin '41 benoemd, door van ’t Sant dus, maar wij willen zijn werk ook na de periode-van ’t Sant weergeven.

Komend uit Frankrijk had mr. Maas Geesteranus in de zomer van '40 Portugal weten te bereiken. Hij was er correspondent geworden van Anep/Aneta, van Vrij Nederland en The Knickerbocker, maar werd begin '41 via Buitenlandse Zaken uitgenodigd, voor de CID in Portugal werkzaam te zijn. Maas stelde daarbij twee voorwaarden: dat zijn in bezet gebied achtergebleven familie door de regering beschermd zou worden (hoe kon deze dat doen?) en dat hij omtrent de geheime medewerkers die hij zou aantrekken, geen enkele mededeling zou behoeven te doen aan derden; beide voorwaarden werden aanvaard. Maas ging van de Lissabonse legatie uit werken. Hij bezat tal van relaties in Portugese kringen en knoopte ook goede betrekkingen aan met de Lissabonse vertegenwoordigers van dc

Intelligence Service. Hij schreef politieke rapporten en het alle Engeland­

vaarders verhoren die Portugal passeerden, maar concentreerde zijn werk in hoofdzaak op de contraspionage, d.w.z. dat hij in Portugal naging, wie er voor de Duitse Abwehr werkten. Hij had daartoe omstreeks v ijf ‘hoofdagen­ ten’ aangesteld (de belangrijkste, ‘Astro’ , was een Luxemburger) die elk weer een eigen agentennet onder zich hadden. Bij dit werk werden enkele successen geboekt: Maas wist een Duits complot te ontmaskeren om tijdbommen in de lading van Britse schepen te verbergen en ontdekte ook een geheime Duitse zender op een van de Portugese eilanden. Hij toonde bij dat alles veel initiatief (hij bezat geen instructie), maar wekte ook veel weerstanden. Hij had een opvliegende natuur, lag spoedig met van Harinxma, de Lissa­ bonse vertegenwoordiger van de regeringscommissaris voor de vluchte­ lingen, overhoop en vervolgens (na mei '43) met zaakgelastigde Flaes. Zin voor beperking van uitgaven had Maas niet. E r van uitgaand dat de treinen in Portugal heel wel onder de controle van Duitse geheime agenten konden

In document 1939-1945 D E E L 9 (pagina 139-143)