• No results found

Was een schip door een U-Boot getorpedeerd, dan werden veelal niet ver van die plaats waar dan nog drenkelingen in het water lagen (alle opvarenden van de koop

In document 1939-1945 D E E L 9 (pagina 31-35)

PA SS AGIE RSS CHE PE N

1 Was een schip door een U-Boot getorpedeerd, dan werden veelal niet ver van die plaats waar dan nog drenkelingen in het water lagen (alle opvarenden van de koop

vaardij beschikten over zwemvesten, waaraan knipperlichten vastzaten), door de escorteurs dieptebommen afgeworpen die onder water enorme explosies veroor­ zaakten: ‘het was dan net’, schreef later een Nederlander die gered werd, ‘o f de darmen uit je lichaam werden gerukt.’ (aangehaald in Bezemer: manuscript, hoofdstuk XII, p. 69) 2 Toen de ‘IJsselhaven’ in juni '41 op de Atlantische Oceaan bij hoge zeegang getorpedeerd was, konden de overlevenden (vier-en-twintig man waren verdronken) er niet in slagen, met hun sloep een kistje met blikken melk te bemachtigen dat op 10 meter afstand dreef.

‘is een kostbaar bezit. Ze dient voor zeil, ze dient voor enige verwarming wanneer ze niet te nat is, maar bovenal dient ze voor het opvangen van water, het kostbare vocht waarvan hun hele leven kan afhangen. Het opvangen in zeil­ doekse schuilkleedjes gaat minder goed. De deken wordt gespannen, het water loopt naar het laagste punt in het midden, en daar knijpt men het water uit op de wijze zoals een koe gemolken wordt.

. . . Op het vlot zijn negen vissen van makreel-grootte met een mes gehar­ poeneerd. Lever, kuit en hom zijn rauw verorberd, de vissen in de zon gedroogd en daarna opgegeten.

Wanneer schepen passeren, soms zo dicht bij dat men denkt deze te kunnen beschreeuwen, en de teleurgestelde bemanning hun reddingsmogelijkheid uit het zicht zien verdwijnen, wanneer het weer slechter wordt met hoge zee en deining, het water op het vlot beukt en tussen de drums en de open bodemruimten naar boven spat, wanneer haaien beginnen mee te zwemmen, altijd in de buurt, dan aan bakboord, dan aan stuurboord, begint de stemming zeer neerslachtig te worden. Er wordt weinig meer gepraat. Men begint nu aan redding te twijfelen. Vragen als: ‘Hoe lang kunnen we nog in leven blijven als de voeding op is?’ bewijzen maar al te goed de gemoedstoestand van velen. Het is dan het moment waarop de leiders zich unaniem als werkelijke ‘leiders’ tonen. Een opwekkend woord, hun, die zwijgend voor zich heen staren, moed inspreken, een extra melk-tabletje verstrekken, halen de twijfelaars die beginnen aan het eind van hun weerstand te komen, weer een beetje uit hun sombere stemming.

Er is reden te over dat de leiders rapporteren: ‘Soms leek de toestand onhoud­ baar.’ Door de vervuiling (ook de vlotten zitten vol olie) en door de povere voeding beginnen bij een ieder zweren en puisten, zeer hinderlijke oogontste­ kingen en pijn in de gewrichten te komen’ 1

- de mannen van alle v ijf vlotten zijn gered: van het eerste na zeven dagen, van het laatste na dertig dagen rondzwalken.

Drie-en-tachtig dagen brachten drie overlevenden van het motorschip ‘ Zaandam’ op een vlot door.2 Hun schip werd, eveneens in november '42, in de Atlantische Oceaan getorpedeerd benoorden Recife (Brazilië). Het werd in de middag van de 2de om tien voor half v ijf door een eerste torpedo getroffen, in de machinekamer. E r waren honderddertig bemanningsleden en honderdnegen-en-zestig passagiers aan boord. Een deel van hen snelde naar de reddingboten en de vlotten, doch daar de zwaar geladen ‘Zaandam’ nog veel vaart liep, g a f de kapitein bevel, de reddingboten nog niet te vieren. W el lieten enkele opvarenden in hun angst meteen vlotten te water, maar die dreven snel weg zodat diegenen die in zee gesprongen waren, ze

1 J. W. de Roever: De ‘Nederland’ in de tweede wereldoorlog, p. 2T3-14. 2 Wij volgen het relaas in van Limburg Stirum: Varen in oorlogstijd, p. 132-42.

S C H E E P S R A M P E N

niet konden bereiken. Om half vijf, tien minuten na de eerste torpedo, trof een tweede het schip. Van de zes reddingsloepen waren door de explosie van de eerste torpedo drie vernield - de drie resterende werden nu meteen gevierd, maar de ‘Zaandam’ zonk binnen een minuut en door dat gebeuren en door de paniek sloegen twee sloepen om zodat alle inzittenden ver­ dronken. De derde sloep nam een van de twee omgeslagen sloepen die men weer recht gekregen had, op sleeptouw - in beide sloepen samen bevonden zich honderdzes personen; zij werden na v ijf dagen opgepikt door een Amerikaanse tanker - aan boord van die tanker overleden twee schipbreukelingen.

Ook de andere van de twee omgeslagen sloepen werd met veel moeite recht gezet. Hierin kwamen zestig personen terecht; na acht dagen zeilen bereikten zij de kust van Brazilië - ook uit deze groep overleden nog twee personen.

Van diegenen voor wie in de sloepen geen plaats was geweest, verdronken sommigen en werden anderen door haaien gegrepen, maar op een redding­ vlot dat aanvankelijk onbemand ronddreef, kwamen tenslotte v ijf schip­ breukelingen terecht: een Nederlandse olieman, een Nederlandse matroos (die op een ander schip kort tevoren voor de eerste keer getorpedeerd was), een Amerikaanse luitenant en twee Amerikaanse kanonniers. Zij beschikten op dat vlot alleen maar over een paar pagaaien en een zeiltje, over voedsel voor ruim twee en drinkwater voor drie weken. Overdag werd het zeil opgezet, ’s nachts sliep men er onder. N a de tiende dag begon men kleine zeevogels te doden - zij moesten rauw opgegeten worden. Verscheidene malen zagen de mannen in de verte een rookpluim, maar nooit kwam een schip dichterbij. Soms regende het - dan kon regenwater opgevangen worden. E r werden enige tijd later vissen gevangen (zelfs een kleine haai), met de handen - de twee Nederlanders aten ze op, als waren het haringen, maar twee van de drie Amerikanen konden rauwe vis niet door hun keel krijgen. Op Eerste Kerstdag (de drie-en-vijftigste dag van de tocht) zag men wéér een schip in de verte - wéér werd men niet ontdekt. Op de zes-en- zestigste dag stierf een van de twee Amerikaanse kanonniers, zeven dagen later de Amerikaanse luitenant. Alleen de beide Nederlanders en een van de twee kanonniers (de man die mèt de Nederlanders rauwe vis gegeten had) waren nog in leven.

Op de drie-en-tachtigste dag naderde een convooi. Een Amerikaans corvet pikte de drie mannen op. Zij waren vel over been - maar gered.

Van de ca. 200 Nederlandse kustvaarders die in Engeland liun nieuwe thuishaven kregen, werden er eind mei '40, toen de evacuatie van de Britse en Franse troepen uit Duinkerken georganiseerd werd, 40 door de Navy gevorderd om onder Brits commando bij die evacuatie te helpen; zij brachten ca. drie-en-twintigduizend militairen naar Engeland over en vervolgens uit Le Havre, bij welke evacuerings-actie nog eens 1 1 Neder­ landse kustvaarders ingezet werden, een onbekend aantal. Zes schepen gingen verloren. Van de resterende werden er 15 gebruikt als ‘balloon

barrage vessels' : zij lagen voor de belangrijkste Engelse havens voor anker

en hadden dan een grote sperballon opgelaten; de kabels van die sperballon­ nen vormden een bescherming tegen Duitse vliegtuigen.

Veruit de meeste van de Nederlandse kustvaarders hebben de nuttige functie uitgeoefend die in de naam van hun groep tot uiting komt: zij beoefenden in de wateren rond Engeland de kustvaart1 en leverden, dat doende, een onmisbare bijdrage tot het Engelse transportwezen dat, mede doordat de spoorwegen overbelast waren, de kustvaarders niet missen kon. D e coasters, vaak bevaren door een kapitein-eigenaar (meestal waren dat Groningers), behoefden niet zo beducht te zijn voor Duitse U-Boote, maar de vliegtuigen van de Luftwaffe vormden al in '40 een reëel gevaar.

De eerste coaster die dat te merken kreeg, was de ‘Omlandia’ die begin augustus '40 bezuiden W ight deel uitmaakte van een convooi van zes kustvaartuigen.2 Het convooi werd door twaalf Duitse jachtbommenwerpers aangevallen - de ‘Omlandia’ begon meteen te schieten met een mitrailleur die door de kapitein, C. V. Posthumus, bediend werd. Deze wist, terwijl de Duitse bommen fonteinen van water 0111 zijn schip deden opspuiten en Duitse mitrailleurkogels het dek troffen, een van de aanvallende vliegtuigen te raken, dat, wellicht ook van de andere schepen a f getroffen, in zee stortte. Vier van de jachtbommenwerpers deden vervolgens een geconcentreerde aanval op de ‘Omlandia’ die door een bom getroffen werd waarvan een scherf bij de kapitein een van zijn benen onder de knie afsloeg. Hij kroop naar het stuurhuis en werd er met een paar lakens verbonden. Het schip ging slagzij maken, besloten werd het te verlaten, maar een van de twee reddingsloepen werd bij het vieren met mitrailleurkogels doorzeefd - de tweede kreeg men te water, maar toen de zeven inzittenden, onder wie Posthumus en nog twee gewonden, op enige afstand van de ‘Omlandia’ waren, constateerden zij dat ook die tweede sloep talrijke kogelgaten telde

1 Enkele schepen deden dat op de Afrikaanse west- en van eind '43 af op de Afri­ kaanse noordkust. 2 Wij volgen het relaas dat van Limburg Stirum opgenomen heeft in Varen in oorlogstijd, p. 52-53.

KU S T V A A R D E R S EN ZEESLEPERS

waardoor water naar binnen kwam. Terug naar de ‘Omlandia’ ! Daar werd met inspanning van alle krachten liet zware reddingvlot door de drie niet- gewonden en door de stuurman die een bomscherf tegen een schouderblad had gekregen, overboord gebracht. Kapitein Posthumus moedigde daarbij zijn mannen aan. Eerst werd nog een nieuw noodverband om zijn been gelegd; toen het schip voor de tweede maal verlaten werd, merkte hij op: ‘Neem dat stuk been van me ook maar mee.’ Een Engels stoomschip haalde de schipbreukelingen twee uur later aan boord.1

E r deden zich in het Kanaal meer van die Duitse beschietingen voor en zulks leidde er toe dat de meeste kustvaarders, onder hen ook de Nederlandse, door de Engelsen in hoofdzaak gebruikt werden aan hun westkust, maar af en toe moesten toch ook aan de oostkust trajecten bevaren worden. Mijnen­ gevaar bestond overal, hoeveel moeite de mijnenvegers zich ook gaven. In totaal zijn 36 kustvaarders verloren gegaan, lang niet alle evenwel door vijandelijke actie; hierbij zijn ca. honderd opvarenden om het leven ge­ komen.

In document 1939-1945 D E E L 9 (pagina 31-35)