• No results found

Toen zij dertien jaar was, had zij de eerste geloofscrisis gekend, nadat een geleerde die haar les gaf, tegen haar gezegd had: ‘Je hebt toch niet werkelijk geloofd, dat de

In document 1939-1945 D E E L 9 (pagina 110-113)

wereld in een week geschapen is!’ ‘Z o groot was mijn nood geweest zonder God . .., dat mijn toen genomen besluit: ‘dat nooit meer’ zó vast stond, dat ik’, zo schreef koningin Wilhelmina in Eenzaam maar niet alleen (p. 70), ‘op één kort­ stondige uitzondering na’ (de crisis in het begin van de jaren '20) ‘die niet minder pijngevend was en mij diep ongelukkig maakte, in mijn verdere leven geen tijd van zogenaamde Godverlatenheid en twijfel en strijd daartegen heb gekend.’ 2 Op een bevolking van 6,8 miljoen zielen waren er in '20 in Nederland 1 962 echtscheidingen, in '76 op een bevolking van 13,8 miljoen 20 889.

PRINS H E N D R I K

zij volledig kon rekenen en die er met evenveel tact als vasthoudendheid in zou slagen, diegenen die chantage pleegden, tot zwijgen te brengen en in het algemeen te bereiken dat uit het particuliere leven van prins Hendrik nimmer publieke moeilijkheden zouden ontstaan. W ie haar toen op van ’t Sant attent gemaakt heeft, weten wij niet - zij had in elk geval zijn carrière met aandacht gevolgd, wist ook van het belangrijke geheime werk a f dat hij in de periode ’ i4 - ’20 verricht had en nam voorts, zo veronderstellen wij, aan dat het niet de aandacht zou trekken wanneer zij degeen die in de resi­ dentie hoofdcommissaris van politie was, a f en toe zou ontvangen.

Vrij kort na zijn benoeming in die functie werd van ’t Sant door de koningin voor een eerste gesprek uitgenodigd. Zij vertelde hem openhartig voor welke grote moeilijkheden zij stond en deed op hem een beroep, deze namens haar in behandeling te nemen. Van ’t Sant vroeg vier-en-twintig uur bedenktijd. ‘Ik was’, vertelde hij ons in '56,

‘wel een beetje mijn bezinning kwijt doordat de koningin mij een zo belangrijke, vertrouwelijke opdracht wilde verlenen. Ik vreesde dat ik in allerlei akeligheden gemengd zou worden die mijn positie als hoofdcommissaris in gevaar zouden brengen. Ik had de koningin verzocht, mijn vrouw om raad te mogen vragen; dat had zij goedgevonden. Mijn vrouw zei: ‘Als je je hoofd koel houdt, kun je de koningin helpen en val je niet in een afgrond.’ Ik ben de volgende avond opnieuw naar de koningin gegaan en heb haar gezegd, dat ik bereid was haar te helpen. Toen werd de hele boel over mij uitgestort. Ik kreeg een heel dossier mee, het was afschuwelijk. Zie ik terug op alles wat nadien gebeurd is, dan moet ik zeggen: ik héb mijn hoofd koel gehouden, ik héb de koningin geholpen, en ik ben toch in een afgrond gevallen.’ 1

Voor de vertrouwelijke opdrachten welke van ’t Sant voor de koningin ging uitvoeren, ontving hij slechts vergoeding van zijn onkosten. Aangezien echter a f en toe aanzienlijke betalingen verricht moesten worden, kwam hij in nauw contact met de firmanten van Heldring & Pierson, de bank­ instelling die het vermogen van de koningin beheerde. Die firmanten gaven hem in het begin van de jaren '20 menigmaal goede tips voor beurs­ transacties - daarvan profiterend kon van ’t Sant in korte tijd een niet onaan­ zienlijk vermogen opbouwen (hij was in die tijd de enige niet aan wie dat lukte); dat vermogen stelde hem in staat, op ruime voet te leven en de villa ‘Windekind’ te laten bouwen.

‘Elisabeth le R o i’ (wij gebruiken aanhalingstekens omdat de naam die van ’t Sant later gebruikte, gefingeerd was) was, aldus van ’t Sant jegens ons, een jonge vrouw met wie prins Hendrik in de eerste helft van de jaren '20

een relatie onderhouden had. Als gevolg daarvan was een zoon geboren waaraan de moeder de naam Henry gaf. Op een gegeven moment verbrak de moeder de relatie met de prins en reisde naar België. Hij verzocht toen gezant van Vredenburch, haar namens hem te benaderen. De gezant slaagde daarin maar kwam zelf, aldus weer van ’t Sant, zo onder haar bekoring dat ook hij een relatie met haar aanging. In tegenstelling tot prins Hendrik was de gezant welgesteld - men moet wel aannemen dat hij het was die aan ‘Elisabeth le R o i ’ maandelijkse betalingen deed. Daaruit vloeide voort dat zij, toen de gezant op 3 december '27 overleed, haar, naar wij aannemen, enige bron van inkomsten verloor. Van ’t Sant kende haar en was ook van het bestaan van Henry op de hoogte. Gold dat laatste ook voor de koningin? Dat weten wij niet, maar het lijkt ons waarschijnlijk dat van ’t Sant zijn vereerde gebiedster in dat opzicht heeft willen sparen; ook jegens haar betrachtte hij steeds een zo groot mogelijke discretie.

‘Elisabeth le R o i’ vervoegde zich onmiddellijk na het overHjdenvan de gezant bij van ’t Sant en zei hem dat zij, als hij er niet zorg voor droeg dat de familie-van Vredenburch met f 40 000 over de brug kwam, schandaal zou maken in dier voege dat zij, met Henry aan de hand, bij de begrafenis van de gezant aanwezig zou zijn om er haar relatie met deze bekend te maken. Voor van ’t Sant stond vast dat dan onvermijdelijk ook haar relatie met prins Hendrik zou uitkomen. Hij zag geen andere uitweg dan onmiddellijk contact op te nemen met de broer van de overleden gezant, jhr. Jan van Vredenburch, jegens wie hij, de betrokkenheid van prins Hendrik verzwij­ gend, van het dreigement van ‘Elisabeth le R o i’ vertelde. Jhr. Jan van Vredenburch wendde zich tot de enige zoon (tegelijk het enige kind) van de overleden gezant, de twee-en-twintigjarige jhr. mr. Henri van Vredenburch (dezelfde die zich in '40 zo voor de vluchtelingen in Frankrijk en Spanje zou inspannen), en zei hem: ‘Er is iets met je vader gebeurd waar je niet naar vragen moet, maar wij moeten nog vóór zijn begrafenis f 40 000 geven.’1 Henri van Vredenburch keurde dat goed, en zijn oom Jan en een Haagse inspecteur van politie vergezelden vervolgens op 10 december van ’t Sant toen deze naar Brussel reisde om, zo had hij gezegd, ‘Elisabeth le R o i ’ de door haar geëiste f 40 000 te overhandigen. W at was natuurlijker geweest dan dat Jan van Vredenburch bij de overhandiging van dat hoge bedrag2 aanwezig zou zijn? Maar dat wilde van ’t Sant tot elke prijs voorkomen; sterker nog: ‘Elisabeth le R o i’ moest niet alleen onbekend blijven maar ook met maximale spoed samen met haar zoontje uit Europa verdwijnen en dan op zulk een wijze dat geen opsporingsambtenaar en geen nieuwsgierige 1 H. van Vredenburch, 24 mei 1973. 2 Huidige waarde (t979): ca. f 400 000.

journalist ooit een spoor van haar zouden kunnen vinden. ‘Elisabeth le R o i’ ontving in eerste instantie f 20 000 met de belofte er bij dat haar de tweede f 20 000 uitbetaald zouden worden zodra zij haar vertrek naar Zuid-Amerika geregeld had. Van ’t Sant stelde het proces-verbaal op dat wij eerder weer­ gaven - alle woonplaatsen en persoonsgegevens die hij daarin opnam, waren (met uitzondering van die van de naam van het jongetje Henry) gefingeerd en ‘Elisabeth le R o i ’ plaatste ook een gefingeerde handtekening.1 In de trein naar Den Haag las van ’t Sant, gelijk reeds vermeld, het proces-verbaal aan jhr. Jan van Vredenburch voor; hij deed het daarna in een enveloppe die verzegeld werd, gaf die enveloppe aan Jan van Vredenburch en nam aan dat hij met de gefingeerde mededelingen welke hij in het proces-verbaal opge­ nomen had, nimmer door de mand zou vallen: ‘Elisabeth le R o i ’ zou de resterende f 20 000 pas ontvangen als zij zich aan boord bevond van een schip dat haar naar Zuid-Amerika zou brengen. Dat schip vertrok enige tijd later uit Antwerpen en inderdaad had ‘Elisabeth le R o i’ toen in totaal f 47 000 ontvangen: tweemaal f 20 000 en de nabetaling van f 7 ooo.2 Van ’t Sant liet de briefjes die hij met ‘Elisabeth le R o i ’ gewisseld had, ènhaar kwitanties verbranden en zette een dikke streep onder de zaak.

Die zaak bleef evenwel jhr. Jan van Vredenburch dwarszitten. Hoe langer lüj erover nadacht, des te vreemder vond hij wat op die 10de december '27 in Brussel gebeurd was. In het uitgebreide persoonlijke dagboek dat zijn broer nagelaten had, vond hij niets dat er op wees dat deze een liaison had gehad, en ook de vaste chauffeur van zijn broer noch iemand anders had ooit iets in die richting gemerkt. Hij besloot, de verzegelde enveloppe te openen, las de tekst van het proces-verbaal en verzocht vervolgens de consul-generaal in Antwerpen, na te gaan o f in Brussel in '27 een mejuffrouw Elisabeth le R o i gewoond had die in 1896 in R ig a geboren was. Uiteraard kon de consul-generaal in Brussel geen bevestiging vinden van die gegevens.

1 Het valt op dat in de belangrijkste van de brieven van de overleden gezant die

In document 1939-1945 D E E L 9 (pagina 110-113)