• No results found

De Telegraaf, sept. 935

In document 1939-1945 D E E L 9 (pagina 107-110)

dagblad De Nieuwe Koerier, dat de zaak-van ’t Sant ‘met tal van ‘onregel­ matigheden’ (om geen erger woord te gebruiken) verweven (was)’ en dat ‘de gewezen politieman, door zijn bekendheid met diverse zedendelicten, op brutale wijze chantage (zou) hebben gepleegd.’ 1 Vlak daarop vernam

Het Volk van een Leidse inspecteur van politie die in opdracht van mr. van

Vrijberghe de Coningh ‘het technische opsporingswerk’ verrichtte, dat hij ‘sinds enige maanden geheel Europa’ bereisde om gegevens te verzamelen, ‘geleidelijk is het dossier aangegroeid tot een berg, waar men slechts met een polsstok overheen kan springen.’ 2

D it gerechtelijk vooronderzoek werd in juni '38, bijna twee jaar later dus, afgesloten. M r. van Vrijberghe de Coningh die, aldus de pers, in v ijf landen vruchteloos naspeuringen had laten doen naar de geheimzinnige Elisabeth le R o i en bijna tweehonderd personen verhoord had o f had laten verhoren, was er niet uitgekomen. Het dossier werd dus gesloten verklaard. ‘Bevredi­ ging’, aldus Het Volk, ‘zal deze afloop wel niemand schenken.’ 3 Ook Dc

Telegraaf had ‘een bittere nasmaak’ .4 D e Haagse Post betreurde de geheim­

zinnigheid waarin zich alles afgespeeld had, maar, schreef dit weekblad, ‘het was langzamerhand van vrijwel algemene bekendheid geworden dat met deze strafzaak reputaties waren gemoeid, die het twijfelachtig maakten o f voortzetting van de zaak verenigbaar was met ’s lands belang.’ 5

Van ’t Sant, hij mocht dan eervol en met behoud van pensioenrechten ontslagen zijn, was zijn goede naam kwijt.

W at was in werkelijkheid gebeurd?

Geven wij de ons bekende gegevens naar beste weten weer, dan willen wij wel erkennen dat zij geen antwoord bieden op alle vragen welke men zou kunnen stellen. E r zijn ons meer dan twintig jaar geleden over de zaak- van Vredenburch mededelingen gedaan door Gerbrandy en, vooral, door van ’t Sant zelf - mededelingen die met elkaar klopten. Hebben zij alles kunnen ophelderen? Neen. Maar de geschiedschrijver ziet wat niet opge- helderd is vaak pas wanneer alle in de loop van vele jaren verzamelde gege­ vens bij elkaar komen en hij er zich rekenschap van geeft hoe het gebeurde precies in elkaar gezeten heeft. E r dringen zich dan aanvullende vragen aan hem op, maar daarvan is beantwoording slechts mogelijk als de betrokkenen 1 De Volkskrant, 3 sept. 1936. 2 Het Volk, ix sept. 1936. 8 A.v., 8 juni r938. 4 De Telegraaf, 8 juni 1938. 6 Haagse Post, ir juni 1938.

PR IN S H E N D R IK

nog in leven zijn. Gerbrandy is in ’6 i, van ’t Sant in ’66 overleden en ook van die Nederlanders wier namen wij in hetgeen volgt zullen noemen en die de achtergronden kenden, is niet een meer in leven. W ij zien intussen geen reden te twijfelen aan de wezenlijke juistheid van hetgeen Gerbrandy en van ’t Sant ons verteld hebben, en zulks vooral daarom niet omdat hun over­ eenstemmend relaas naar ons oordeel de enige constructie vormt die de kern van wat in deze zaak geschied is, begrijpelijk maakt. Met name geeft dit relaas antwoord op de vraag waarop een ieder stuit die zich in de geschiedenis van Nederland in de tweede wereldoorlog verdiept: hoe kwam het dat van ’t Sant, die al in '41 in verzetskringen in bezet gebied beschouwd werd als de grote verrader in Londen, in bijzondere mate het vertrouwen genoot van koningin Wilhelmina?

In het begin van de jaren '20 had zich een ernstige crisis voorgedaan in het huwelijk van de koningin en prins Hendrik. Dat huwelijk had van een vroeg stadium a f moeilijkheden gekend die enerzijds samenhingen met de sfeer van plichtplegingen en ceremonieel welke weinig ruimte liet voor een normaal samenleven, anderzijds met het feit dat de koningin goeddeels opging in haar taak als vorstin; zij achtte zich verplicht haar echtgenoot daar volledig buiten te houden. Hij was een eenvoudige, hartelijke buiten­ man, hartelijk vooral ook voor zijn enige dochter, maar vond het overigens, zo zei hij eens tegen een vriend, ‘niet aardig meer als je altijd maar voor spek en bonen er bij bent.’ 1 Hij had veel behoefte aan menselijke contacten en ging vaak op reis - soms kwam het daarbij tot escapades die, als geruchten o f mededelingen daaromtrent tot de koningin doordrongen, haar niet alleen diep kwetsten maar ook met een grote bezorgdheid vervulden. De officiële moraal van die tijd (wèl te onderscheiden van wat in werkelijkheid gebeurde) was strikt, de toekomst van Nederland was, zo zag zij het, gekoppeld aan de toekomst van het Oranjehuis, een groot deel van het volk zag in eerbied naar dat Oranjehuis op - wat zou van die eerbied overblijven, zo vroeg de koningin zich af, als ooit de gedragingen van de prins tot de buitenwereld doordrongen? Daar kwam bij dat de prins in het begin van de jaren '20 aan zijn echtgenote bekende dat hij naast Christus een andere Meester had ge­ vonden. Dat alles schiep een situatie waarin aan de koningin in haar wanhoop

voor dc tweede (en laatste) maal haar eigen Godsgeloof dreigde te ontvallen.1 Zij overwoog, stappen te ondernemen opdat haar in 1901 gesloten huwelijk ontbonden zou worden. Echtscheiding! Maar echtscheidingen waren in die tijd weinig talrijk2 - de katholieke moraalleer stond ze in het geheel niet toe en ook de meeste protestanten beschouwden ze als ongeoorloofd. Die ministers die van het voornemen van de koningin vernamen, waren van mening dat het, werd het uitgevoerd, een zware slag zou toebrengen aan de positie van het Oranjehuis en dus, zo zagen zij het, aan het gehele Neder­ landse staatsbestel - er werd aan de koningin duidelijk gemaakt dat haar in haar positie als staatshoofd niet anders restte dan zich bij de ernstige moeilijk­ heden die zich in haar persoonlijke sfeer voorgedaan hadden, neer te leggen en deze, mochten zij zich blijven voordoen, innerlijk en uiterlijk zo goed mogelijk op te vangen.

D e geloofsverdeeldheid die zich tussen de koningin en haar gemaal voor­ gedaan had, bleef bestaan, maar werd na enige tijd in wederzijds respect geaccepteerd, zodat het huwelijk in dat opzicht weer een harmonische basis kreeg; er kwam overigens in de levenswijze van de prins geen wijziging. Diens situatie werd moeilijker dan tevoren doordat hij, die tot november ’ i8 een aanzienlijk jaargeld ontvangen had van zijn neef, de groothertog van Mecklenburg, nadien, toen alle Duitse vorsten hun positie en emolumenten verloren hadden, financieel volledig afhankelijk geworden was van de koningin (bij zijn huwelijk was hem geen toelage uit de staatskas gegeven). De gelden die zij te zijner beschikking stelde, waren hem niet voldoende; menigmaal werd hij genoopt, bij vrienden geld te lenen, maar daarmee kwam hij niet steeds uit de moeilijkheden; er deden zich gevallen voor waarin personen die bij de escapades van dc prins betrokken waren ge­ weest o f daar kennis van hadden en die wisten voor hoe kwetsbaar de koningin haar eigen positie hield, zich met brutale chantagebrieven recht­ streeks tot haar richtten. Hoe kon dan een publiek schandaal voorkomen worden? De koningin had behoefte aan een vertrouweling op wiens discretie

1 Toen zij dertien jaar was, had zij de eerste geloofscrisis gekend, nadat een geleerde

In document 1939-1945 D E E L 9 (pagina 107-110)