• No results found

Vogel­ en Habitatrichtlijn en Wet natuurbescherming

In document Lerende evaluatie van het Natuurpact (pagina 120-123)

Gemeenschappelijke kaders

5.1 Vogel­ en Habitatrichtlijn en Wet natuurbescherming

5.1.1 Inhoud kader

Vogel- en Habitatrichtlijn belangrijk Europees kader voor natuurbescherming De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) vormen een belangrijk kader voor het Nederlandse natuurbeleid. Het doel van beide richtlijnen is om aangewezen soorten en leefgebieden in Europa duurzaam te laten voortbestaan. De richtlijnen omvatten lijsten met natuurlijke habitattypen en dier- en plantensoorten. Onder de VHR

VIJF

moeten lidstaten gebieden (beschermingszones) aanwijzen, die samen het Natura 2000-netwerk vormen, en maatregelen nemen ter bescherming van de instandhouding van de VHR-soorten en -habitats. De VHR bevatten verder een strenge procedure voor het toetsen van plannen en projecten die mogelijk effect hebben op deze soorten en habitats (de Habitattoets).

Vogel- en Habitatrichtlijn verankerd in Wet natuurbescherming

De VHR zijn in Nederland vanaf 1 januari 2017 verankerd in de Wet natuurbescherming. Dit is de opvolger van de Flora- en faunawet (Ffw), de Natuurbeschermingswet en de Boswet. De wet regelt hoe in heel Nederland moet worden omgegaan met beschermde VHR-soorten en hoe er moet en mag worden gehandeld in en rondom natuurgebieden, waaronder de Natura 2000-gebieden. De wet biedt voor het Rijk en de provincies de juridische basis voor onder andere het aanwijzen van te beschermen natuurgebieden, het opstellen van beheerplannen, vergunningverlening en toezicht.

Provincies hebben inspanningsverplichting voor uitvoeren VHR-maatregelen

De Wet natuurbescherming (en eerder de Natuurbeschermingswet) legt de bevoegdheid tot aanwijzing van Natura 2000-gebieden bij de minister van Economische Zaken. Deze ziet verder toe op de staat van instandhouding van de aangewezen soorten en habitats en verstrekt hierover informatie aan de Europese Commissie (resultaatverplichting). De Gedeputeerde Staten zijn verplicht om een beheerplan op te stellen voor de meeste Natura 2000-gebieden. Het beheerplan geeft aan welk gebruik is toegestaan en waarvoor een vrijstelling of ontheffing nodig is. Het bevat verder de nodige instand- houdingsmaatregelen en passende maatregelen voor aangewezen soorten en habitat- typen en de beoogde resultaten van de maatregelen. De Gedeputeerde Staten worden met de nieuwe wet ook verantwoordelijk voor en verplicht tot de uitvoering van deze maatregelen. Dit betekent dat provincies een inspanningsverplichting hebben om de maatregelen uit te voeren, en deze ook dwingend kunnen opleggen. Het regime voor de beoordeling van plannen en projecten in Natura 2000-gebieden, de Habitattoets, blijft hetzelfde als in de Natuurbeschermingswet.

Provincies moeten Natuurnetwerk begrenzen

De wet verplicht provincies verder om gebieden aan te wijzen voor het Natuurnetwerk en stelt dat de provincie beschermingsregels hiervoor moet opnemen in de provinciale verordening. Provincies kunnen ook ‘bijzondere provinciale natuurgebieden’

en ‘bijzondere provinciale landschappen’ buiten het Natuurnetwerk aanwijzen. Beschermde Natuurmonumenten vervallen als categorie ten opzichte van de Natuur- beschermingswet, en de minister houdt de verantwoordelijkheid om Nationale Parken aan te wijzen.

Actieve en passieve soortenbescherming nu bij provincies

De wet omvat verder een zorgplicht voor Gedeputeerde Staten, die inhoudt dat provincies actief maatregelen nemen om soorten (en habitats) in een gunstige staat van instandhouding te brengen. Deze actieve soortenbescherming heeft betrekking

op zowel VHR-soorten als Rode Lijstsoorten. Omdat de soorten ook buiten het Natuurnetwerk kunnen voorkomen, is de actieve soortenbescherming niet beperkt tot dat netwerk. De zorgplicht is te zien als een inspanningsverplichting; jurisprudentie geeft echter aanleiding tot verschil van mening hierover.

Naast actieve soortenbescherming zijn provincies met de nieuwe wet verantwoordelijk geworden voor de passieve soortenbescherming. Provincies moeten ontheffingen en vrijstellingsregels opstellen voor het verbod op verstoren of doden van beschermde soorten. De Wet natuurbescherming maakt daarbij onderscheid tussen

beschermingsregimes voor de VHR-soorten en die voor andere soorten. Voor de VHR- soorten gelden strenge regels; provincies kunnen de bescherming alleen opheffen als er grote maatschappelijke belangen in het geding zijn. Voor ‘andere soorten’ kunnen provincies ook voor andere belangen ontheffingen of vrijstellingen van de verbodsbepalingen verlenen, bijvoorbeeld in het kader van ruimtelijke ingrepen. Programma Aanpak Stikstof geregeld in Wet natuurbescherming

In de uitvoeringsregelgeving van de Wet natuurbescherming zijn ten slotte de bepalingen opgenomen over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Doel van dit programma is het vlottrekken van vergunningverlening aan agrarische bedrijven in de nabijheid van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden (de zogenoemde PAS-gebieden) en het verbeteren van de natuurkwaliteit van deze gebieden. De PAS en zijn effecten bespreken we in paragraaf 5.2.

5.1.2 Effect Vogel- en Habitatrichtlijn en Wet natuurbescherming op

provinciaal natuurbeleid

Belang Vogel- en Habitatrichtlijn voor provinciaal natuurbeleid toegenomen De VHR zijn bepalend voor de inhoud van het Nederlandse natuurbeleid. De aandacht voor bescherming van specifieke soorten en habitats en Natura 2000-gebieden komt rechtstreeks voort uit de Europese richtlijnen. Provincies hebben sinds de decentralisatieafspraken in het Bestuursakkoord en het Natuur- pact een inspanningsverplichting voor het realiseren van de VHR-doelen. Ook is overeengekomen de beschikbare rijksmiddelen hiervoor in te zetten. Deze inspanningsverplichting is wettelijk verankerd in de Wet natuurbescherming. De mate waarin provincies focussen op VHR-doelen of daarnaast nog andere doelen nastreven en gebieden willen beschermen, varieert overigens wel. Bij de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) hebben sommige provincies ervoor gekozen die vrijwel te beperken tot Natura 2000-gebieden, andere kozen voor een (bescheiden) plus op hun netwerk. Twee provincies (Noord-Brabant en Noord-Holland) besloten hun oorspronkelijke EHS te handhaven. De Wet natuurbescherming biedt ruimte voor een ruimere begrenzing en zelfs voor het aanwijzen van bijzondere provinciale natuur- gebieden en landschappen buiten het Natuurnetwerk.

121

In document Lerende evaluatie van het Natuurpact (pagina 120-123)