• No results found

Groepsgesprekken over beleidsvernieuwingen

In document Lerende evaluatie van het Natuurpact (pagina 34-38)

Beter benutten van elkaars ervaringen met vernieuwingen

Tekstkader 1.2 Groepsgesprekken over beleidsvernieuwingen

Het groepsgesprek is een belangrijk onder­ deel van het onderzoek naar beleidsvernieu­ wingen. Naast de onderzoekers zijn er verte­ genwoordigers bij van bij de vernieuwing betrokken partijen. Onderwerp van gesprek zijn de voorlopige bevindingen van de onder­ zoekers over de kenmerken van de beleidsver­ nieuwing, de verwachtingen, ervaringen en knelpunten van de provincies en de andere betrokkenen bij de vernieuwing.

Een van de cases betreft, als voorbeeld van de aanpak ‘Nieuwe uitvoeringsarrangementen’, het gebied Hattemerpoort aan de noordkant van de Veluwe. Daar moet ruim 200 hectare nieuwe natuur worden gecreëerd. Voor het eerst voert de provincie niet zelf dat plan uit, maar geeft het in handen van de Gelderse Natuur­ en Milieufederatie (GNMF). ‘Het groepsgesprek was constructief’, zegt Marius Bolck, projectleider gebiedsontwikkeling bij de provincie Gelderland. ‘Je neemt de tijd om stil te staan bij de nieuwe aanpak, om afstand te nemen. Het ging vooral over de nieuwe gebiedsregisseur, GNMF: wat kan er anders en beter?’

Aan het licht komt onder meer dat het de provincie soms moeite kost om ‘los te laten’ en dat de GNMF weleens tegen ambtelijke molens aanloopt. Dat laatste bevestigt Joost Reijnen, adjunct­directeur van de federatie:

‘Wij hadden vaak het idee dat we dingen wel snel zouden regelen, zoals een samenwer­ kingsovereenkomst. De provincie waar­ schuwde: dat kan wel even langer duren, en dat bleek achteraf wel te kloppen. Vooral de samenwerking met overheden kan veel tijd vragen.’ Bij de provincie zijn er soms verschil­ lende personen met dito verantwoordelijk­ heden, die verschillende signalen uitzenden. ‘Dat leidt dan vaak tot vertraging,’ aldus Reijnen. Bolck herinnert zich als belangrijk leerpunt dat de GNMF inderdaad in staat bleek om lokaal dingen voor elkaar te krijgen ‘Het is ze gelukt om lokale partijen erbij te betrekken en lokale functies en belangen af te stemmen.’

Een andere case is het project Oosterwold binnen het programma Nieuwe Natuur in Flevoland: integratie van natuur en stedelijke omgeving in de gemeente Almere. Naast de overheden, de projectleider van het program­ ma en de onderzoekers is hier ook Stichting Flevolandschap aanwezig. Een aandachtspunt zijn de regels waaraan alle partijen zich gehouden voelen. ‘Die kunnen nogal in de weg zitten’, zegt Janine van den Bos, beleids­ medewerker Natuur bij Flevoland. Het duurde even voordat de starheid verdween.

‘Uiteindelijk zijn alle gebiedspartners wat soepeler geworden in de omgang met regels, om toch resultaten te kunnen boeken.’ Janine van den Bos in gesprek tijdens een werksessie

33 Inleiding |

In de evaluatie staan drie met elkaar samenhangende ambities centraal Voorafgaand aan de eerste evaluatieperiode is in een gezamenlijk proces het evaluatiekader vastgesteld (PBL & WUR 2014). Provincies, Rijk en maatschappelijke partners hebben hierin aangegeven dat volgens hen bij de evaluatie van het Natuurpact gekeken moet worden naar de volgende drie ambities (zie figuur 1.1):

1. het verbeteren van de biodiversiteit;

2. het versterken van de maatschappelijke betrokkenheid bij natuur; 3. het versterken van de relatie tussen natuur en economie.

Deze maken dan ook deel uit van het evaluatiekader. Provincies en Rijk hebben het PBL opdracht gegeven het natuurbeleid hierop te toetsen.

Bij het verbeteren van de biodiversiteit gaat het om het behouden en verbeteren van de variatie in organismen en de levensgemeenschappen die ze vormen. De doelen van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) en de Kaderichtlijn Water (KRW) zijn een concrete uitwerking van de ambitie om de biodiversiteit te verbeteren. In de VHR gaat het om doelen voor een aantal soorten en leefgebieden en in de KRW gaat het om doelen voor de (aquatische) biodiversiteit. Het betreft dus een selectie van de algehele biodiversiteit. In deze evaluatie gebruiken we de VHR-doelstellingen als toetsingskader, maar we analyseren daarbij niet het effect van de VHR op algemene biodiversiteit. We onderzoeken daarnaast de synergie tussen het natuur- en waterbeleid. Naast een

Hoofdambities in natuurbeleid van provincies en Rijk

Bron: PBL

Verbeteren

biodiversiteit maatschappelijkeVersterken betrokkenheid bij natuur

Versterken verbinding tussen natuur en economie

pbl.n

bijdrage aan de VHR-doelstellingen kijken we welke bijdrage dit beleid aan de KRW- doelstellingen kan leveren.

Het vergroten van maatschappelijke betrokkenheid bij natuur is een ambitie uit het Natuurpact die nog niet in concrete doelen is uitgewerkt. Het gaat om de wens van provincies en Rijk om de verantwoordelijkheid voor natuur meer met de samenleving te delen en de betekenis van natuur voor de samenleving te vergroten.

Bij het versterken van de relatie tussen natuur en economie gaat het enerzijds om het vergroten van het belang van natuur voor economische ontwikkeling en anderzijds om het vergroten van de bijdrage van ondernemers aan de natuur via bijvoorbeeld ‘natuurinclusief ondernemen’. Ook deze ambitie uit het Natuurpact is nog niet uitgewerkt in de concrete doelstellingen.

Het zijn zelfstandige, maar wel met elkaar samenhangende ambities. Zo kan het verbeteren van de biodiversiteit bijdragen aan het versterken van de relatie tussen natuur en economie omdat investeringen in het Natuurnetwerk het vestigingsklimaat ten goede komen. En groene burgerinitiatieven als uiting van maatschappelijke betrokkenheid kunnen zorgen voor het vergroten van de biodiversiteit in de directe leefomgeving van mensen. Natuurinclusief ondernemen kan ten slotte enerzijds bijdragen aan meer maatschappelijke betrokkenheid bij natuur omdat ondernemers de diensten die de natuur levert waarderen en benutten en anderzijds aan het verbeteren van de biodiversiteit omdat ondernemers de natuur ontzien of er actief in investeren. Naast positieve relaties kunnen er overigens ook spanningen zijn tussen de ambities. Zoals natuurgebieden die niet toegankelijk zijn voor publiek wegens de aanwezige kwetsbare soorten. Of omwonenden die te hoop lopen tegen een natuurbegraafplaats in hun omgeving, omdat ze last hebben van het verkeer van de bezoekers. De vraag of deze ambities elkaar versterken dan wel in de weg zitten komt alleen indicatief aan bod in deze studie, omdat het versterken van maatschappelijke betrokkenheid en relatie tussen natuur en economie niet zijn uitgewerkt in concrete doelstellingen.

Evaluatie richt zich op gezamenlijk effect van provinciaal beleid

In de evaluatie beoordelen we het gezamenlijk effect van de beleidsstrategieën van de provincies. We gebruiken individuele of groepen van provincies hierbij vooral als illustratie voor de werking of het potentiële effect van dit beleid. Deze rapportage beperkt zich tot de kernbevindingen en illustraties daarvan. In een drietal achtergrondrapporten (Fontein et al. 2017; Kuindersma et al. 2017; Van der Hoek et al. 2017) bespreken we de bevindingen in meer detail en geven we een wetenschappelijke onderbouwing van de bevindingen uit dit rapport. Van der Hoek et al. (2017) bespreken daarbij bovendien de potentiële effecten van de provinciale beleidsstrategieën op de biodiversiteit per provincie.

35 Inleiding |

1.4 Hoe evalueren we?

Lerende evaluatie gezamenlijk proces van beleid en onderzoek

De evaluatie van het Natuurpact is opgezet als lerende evaluatie (zie voor de kenmerken Van Veen et al. 2016). In een lerende evaluatie komen ‘leren’ en ‘evalueren’ samen. Een lerende evaluatie draagt niet alleen bij aan beleidsverantwoording, maar ook aan beleidsleren en samenwerking tussen beleidsbetrokkenen (Van der Meer & Edelenbos 2006). Onderzoekers brengen hiertoe samen met beleidsbetrokkenen de (tussen) resultaten van het beleid in beeld, toetsen of met het beleid de doelen worden bereikt en ontwikkelen in een gezamenlijk leerproces nieuwe handelingsperspectieven en beleidsopties. Naast een toets op effectiviteit of efficiëntie of bijvoorbeeld andere criteria als transparantie, responsiviteit of leervermogen, besteedt een lerende evaluatie veel aandacht aan de wijze waarop beleidsresultaten in de praktijk tot stand komen: wat werkt en wat niet? Een lerende evaluatie vindt tijdens de beleidsontwikkeling of -uitvoering plaats en niet pas achteraf, zoals veel klassieke beleidsevaluaties. Door tussentijds te evalueren kan op basis van de bevindingen worden bijgestuurd. Om optimaal aan te sluiten bij de beleidspraktijk en te komen tot bruikbare adviezen is er veel aandacht voor interactie met stakeholders. Kennis en perspectieven van stakeholders worden hierbij uitgewisseld en zoveel mogelijk geïntegreerd. Het evaluatieproces is weergegeven in figuur 1.2. Beleid en onderzoek zijn hierin weergegeven als aparte processen, met een eigen dynamiek, logica en eigen betrokkenen. Tussen beide processen zijn regelmatig interactiemomenten georganiseerd. Hierbij gaat het om een gelijktijdige verrijking van zowel het onderzoeksproces als het beleidsproces. Ervaringen van betrokkenen in dit proces komen in dit rapport uitgebreid aan bod, in aparte kaders.

Onderzoek combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek

In het onderzoek is zowel kwalitatieve informatie (bijvoorbeeld over de werking van beleid) als kwantitatieve informatie (over bijvoorbeeld trends in soorten) benut. Om deze informatie te vergaren zijn daarom kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden gebruikt. Denk bij kwalitatitieve methoden aan casestudy’s naar de werking van vernieuwende beleidsstrategieën en interviews met gedeputeerden over hun beleidsambities. De monitoring van de ontwikkeling van soorten en condities in leefgebieden op basis van observaties en met computermodellen zijn belangrijke kwantitatieve onderzoeksmethoden. Een dergelijke mixed method evaluation levert een rijkere en betere evaluatie op dan het eenzijdige gebruik van alleen kwalitatieve of kwantitatieve methoden. De lerende aanpak voegt hier nog een dimensie aan toe: de onderzoeksbevindingen zijn besproken met de beleidsbetrokkenen en verrijkt met hun inzichten, ervaringen en percepties.

Lerend evalueren | november 2015

In document Lerende evaluatie van het Natuurpact (pagina 34-38)