• No results found

Bespreken tussenresultaten met bestuurders: het glas is half vol of half leeg

In document Lerende evaluatie van het Natuurpact (pagina 42-44)

Beter benutten van elkaars ervaringen met vernieuwingen

Tekstkader 1.5 Bespreken tussenresultaten met bestuurders: het glas is half vol of half leeg

Juni 2016 praat het PBL de gedeputeerden voor natuur van de provincies bij over de eva­ luatie, tijdens een vergadering van de Bestuurlijke Adviescommissie Vitaal Platte­ land (BACVP) van het IPO; een van de opdracht gevers van de evaluatie. De onder­ zoekers hebben juist hun eerste analyse afge­ rond van de gegevens die door de provincies waren aangeleverd – de zogenoemde ex­ante­ analyse. Ze kunnen dus een schatting maken van de mate waarin de biodiversiteitsdoelen voortkomend uit de Vogel­ en Habitat­ richtlijn, met de huidige maatregelen gehaald zouden kunnen worden. Die voorspelling komt uit op 60 procent, en bij herberekening op 65 procent. Dat laatste percentage is even hoog als hetgeen aan het begin van de decen­ tralisatie werd voorzien.

Het glas kan als half vol of half leeg worden gezien, zo blijkt uit de reacties van enkele aanwezige gedeputeerden. Zo herinnert Hester Maij, gedeputeerde van de provincie Overijssel, zich een positief en divers beeld van de decentralisatie van het natuurbeleid. En dat is ook goed, want: ‘elk gebied is verschillend. Als je echt resultaat wilt boeken moet je gebiedsgericht werken.’ Verrassend vond ze de bijeenkomsten niet. ‘De presen­ tatie klopte met onze eigen cijfers. Die 65 procent willen we in Overijssel halen en dat gaan we ook doen. Wij hebben in

verschillende gebieden flinke tegenstellingen tussen partijen met nieuwe afspraken kunnen overwinnen, en dan gaat het werken!’ De presentatie van de onderzoekers voor de BACVP heeft wel geholpen, zegt Maij. ‘Om in te zien dat we op de goede weg zitten. En om te blijven nadenken wat we nog meer kunnen doen.’

Een latere bijeenkomst met hetzelfde gezel­ schap in aanwezigheid van staatssecretaris Van Dam is voor de provincie Zeeland verras­ sender. Maijs collega Carla Schönknecht, die in de provincie Zeeland verantwoordelijk is voor natuur, ervaart de bijeenkomsten wel als een eye-opener. ‘Het werd duidelijk dat we met de huidige maatregelen de einddoelen niet gaan halen, en dat geeft stof tot nadenken.’ Schönknecht wil zich daar niet bij neerleg­ gen. ‘Wij kunnen in Zeeland niet meer budget te voorschijn halen. Maar we kunnen wel meer maatschappelijke partijen erbij betrek­ ken, en op een slimme manier proberen meer doelen te halen boven op de bestaande natuurdoelen. Dat doen wij hier bijvoorbeeld met het project Waterdunen, waar veel partij­ en bij zijn betrokken.’ De presentatie heeft een impuls gegeven aan de bewustwording, vindt de Zeeuwse politica. ‘Je zag dat we drei­ gen tekort te schieten en dat we er een tandje bij moeten zetten om straks toch die doelen te halen.’

41 Inleiding |

Ten slotte hebben we in de vierde fase op basis van de conclusies uit het onderzoek handelingsperspectieven en beleidsopties ontwikkeld met betrokkenen van Rijk, provincies en maatschappelijke organisaties tijdens een gezamenlijke werksessie (zie tekstkader 1.6). Naast de uitwisseling van ideeën en ervaringen resulteert dit in hande- lingsperspectieven en beleidsopties. Daarnaast is er een speciale leersessie gehouden met de staatssecretaris van Economische Zaken en de gedeputeerden voor natuur. Hierbij zijn de resultaten uit het onderzoek gepresenteerd. De sessie resulteert in suggesties voor handelingsperspectieven en het delen van ervaringen met het gedecen traliseerde natuurbeleid tussen het Rijk en de provincies. Ten slotte hebben we een sessie gehouden met enkele experts van provincies en het Rijk om de handelings perspectieven verder uit te werken op basis van hun suggesties.

Hierboven hebben we een eerste overzicht gegeven van de interactie in de lerende evaluatie tussen de beleidspraktijk en het onderzoek. Samen met de kaders over dit proces geeft dit een illustratie van het effect en de ervaringen van de betrokkenen bij dit onderzoek. Zoals eerder opgemerkt evalueert de VU de meerwaarde van de lerende evaluatie en publiceert hierover begin 2017.

1.5 Het vervolgtraject

In volgende evaluatie meer aandacht voor resultaten en waargenomen effecten Deze eerste rapportage richt zich op de uitwerking van het provinciaal natuurbeleid en de potenties hiervan voor het bereiken van de ambities uit het Natuurpact. We kijken dus vooral vooruit naar mogelijke effecten (ex ante) en slechts beperkt naar resultaten en effecten (ex post). In de volgende evaluaties zullen de waargenomen resultaten en effecten van het gevoerde beleid steeds centraler staan. Hierbij zal de bijdrage van het gevoerde provinciaal beleid aan het halen van de doelstellingen in beeld worden gebracht en zal de evaluatie meer kunnen bijdragen aan de verantwoording over het gevoerde beleid. Daarbij zal ook de efficiëntie van het gevoerde beleid worden geanalyseerd, mits provincies inzicht in kosten per beleidsstrategie kunnen geven. Dit kan als provincies in hun financiële verslagen hiervoor voldoende onderscheid maken in kostencategorieën voor natuur.

1.6 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk bespreken we eerst de wijze waarop provincies uitwerking hebben gegeven aan de afspraken uit het Natuurpact. In hoofdstuk 3 komen de eerste ervaringen met de beleidsvernieuwingen die zij hierbij hebben doorgevoerd aan bod. Hoofdstuk 4 gaat in op de betekenis van het provinciaal beleid voor de VHR-doelstel- lingen. Dit wordt in hoofdstuk 5 gevolgd door een analyse van de gemeenschappelijke kaders en hun invloed op de beleidsontwikkeling en -uitvoering van het provinciaal beleid. We sluiten in hoofdstuk 6 af met conclusies en mogelijke handelingsperspectieven en beleidsopties voor versterking van de effectiviteit van het natuurbeleid.

Lerend evalueren | mei september 2016

In document Lerende evaluatie van het Natuurpact (pagina 42-44)