• No results found

133Gemeenschappelijke kaders |

In document Lerende evaluatie van het Natuurpact (pagina 135-137)

Gemeenschappelijke kaders

133Gemeenschappelijke kaders |

Europese Commissie beoordeelt steunmaatregelen

EU-lidstaten zijn verplicht potentiële steunmaatregelen te melden bij de Europese Commissie die vervolgens beoordeelt of de steun is toegestaan. Als de steun concur- rentievervalsend is, verbiedt zij de staatssteun. Er bestaan echter uitzonderingen op het verbod op staatssteun. Steun kan bijvoorbeeld gerechtvaardigd zijn bij diensten van algemeen economisch belang (DAEB). Bij een dergelijke uitzondering moet worden bewezen dat de maatregel de concurrentie niet verstoort op een manier die in strijd is met het openbaar belang.

Alleen de Europese Commissie kan uitzonderingen toekennen, en lidstaten moeten de uitzondering aanvragen door een aanmelding. In uitspraken heeft zowel de Europese Commissie als het gerecht geoordeeld dat natuurbehoud een DEAB kan zijn (EC 2013). Als de markt een dergelijke dienst onvoldoende oppakt of verricht, mag de overheid deze diensten beleggen bij een onderneming en de onderneming compenseren voor het uitvoeren van de dienst.

Klacht leidt tot aanpassing aankoopsubsidieregelingen

De staatssteunregels zijn onder de aandacht gekomen bij het Nederlandse natuurbeleid naar aanleiding van een klacht van Stichting het Nationale Park Hoge Veluwe en Stichting Linschoten, en met steun van de Federatie Particulier Grondbezit (FPG) en later de Vereniging Gelijkberechtiging Grondbezitters (VGG). Deze klacht luidt dat de Nederlandse overheid staatssteun zou hebben verleend bij de voorheen gangbare praktijk van het doorleveren van gronden ‘om niet’ en het verstrekken van subsidies voor grondaankoop aan terreinbeherende organisaties (TBO’s), en niet aan andere particulieren.

Naar aanleiding van deze klacht en de ‘Verklaring van Linschoten’ van onder andere de FPG en de TBO’s over een gelijkwaardige behandeling van terreinbeheerders en particuliere natuurorganisaties bij het verwerven en beheren van natuur, is gelijk- berechtiging het uitgangspunt geworden in het Nederlandse natuurbeleid. Zo heeft de Nederlandse overheid een nieuwe aankoopsubsidieregeling voor de verwerving van gronden opgesteld (de Modelsubsidieregeling grondaankopen EHS), en conform de staatssteunregels in 2011 ter goedkeuring voorgelegd aan de Europese Commissie. Belangrijk verschil met de voorgaande regeling is dat deze nieuwe regeling niet beperkt is tot Natuurmonumenten en de provinciale landschappen, maar dat iedereen in aanmerking kan komen die aan duurzaam natuurbeheer doet of aannemelijk kan maken dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten zoals vastgelegd in de provinciale natuurbeheerplannen. Ook gaat de nieuwe regeling alleen over subsidies voor het verwerven van gronden, en niet om het doorleveren van gronden ‘om niet’ of onder de marktwaarde. Op 13 juli 2011 heeft de Europese Commissie geoordeeld dat de nieuwe subsidieregeling wel een vorm van staatssteun is, maar dat deze verenigbaar is met de interne markt, en besloten geen bezwaar te (kunnen) maken tegen dit

steunvoornemen. De modelsubsidieregeling geldt sindsdien als kader voor de eigen aankoopsubsidieregelingen van provincies.

Andere afspraken over gelijkberechtiging

Ook hebben de provincies en het Rijk in het Natuurpact het gelijkberechtigingsprincipe bekrachtigd. In een aanvullende overeenkomst tussen provincies en maatschappelijke organisaties is afgesproken dat voor verwerving, inrichting en beheer van de natuur in Nederland een gelijk speelveld moet ontstaan voor alle partijen. Provincies spreken verder met elkaar af dat verkoop of aanbesteding van inrichting en beheer door de provincie openbaar, transparant, marktconform en volgens het principe van gelijkberechtiging zal geschieden. Deze openbaarheid kan op verschillende manieren worden vormgegeven, bijvoorbeeld door openbare inschrijving of via zogenoemde belangstellingsregistratie (IPO 2014). Ook is ervoor gekozen om Staatsbosbeheer op dezelfde wijze te behandelen als andere potentiële beheerders, terwijl dat volgens de staatssteunregels niet nodig is omdat Staatsbosbeheer onderdeel is van het Rijk.

Staatssteunregels moeten overcompensatie voorkomen

Daarnaast zijn de staatssteunregels van invloed op de hoogte van de subsidies die provincies kunnen verstrekken voor bijvoorbeeld aankoop, functieverandering, inrichting en beheer. Deze moeten marktconform zijn (en dus niet overcompenseren) en voor alle partijen gelijk. Ook hierover zijn afspraken gemaakt in het Natuurpact tussen Rijk en provincies, tussen provincies en manifestpartners en tussen provincies in IPO-verband. Gestreefd wordt naar een eigen bijdrage van maatschappelijke partners aan verwerving, functieverandering en inrichting van ten minste 15 procent en naar een eigen bijdrage van 25 procent aan beheer. Deze afspraken gaan niet op voor herstelmaatregelen die beheerders nemen in het kader van het PAS. Hiervoor geldt een provinciale bijdrage van 100 procent. Deze afspraken hebben overigens vooral een bezuinigingsachtergrond, maar zouden ook het risico op staatssteun kunnen verminderen. Inmiddels is duidelijk dat deze veronderstelde werking niet opgaat. Zo onderzoekt de Europese Commissie of de subsidie in het kader van de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap (SKNL) niet te hoog is, waardoor oneerlijke concurrentie ontstaat omdat grondeigenaren ondanks de functieverandering toch nog economische activiteiten kunnen ontplooien op de betreffende gronden.

5.5.2 Effect staatssteunregels op provinciaal beleid

Staatssteunregels zorgen voor vertraging bij realisatie Natuurnetwerk

De staatssteunregels hebben vooral effect op de realisatie en het beheer van het Natuurnetwerk. Staatssteunregels en de vertaling daarvan in regelingen zoals de Modelsubsidieregeling grondaankopen EHS en de afspraken over gelijkberechtiging zor- gen ervoor dat provincies reeds aangekochte gronden die voor natuur zijn bedoeld, niet zomaar kunnen doorleveren aan beoogde eindbeheerders, zoals voorheen gebruikelijk. Iedereen moet in principe in aanmerking komen voor natuurrealisatie. Daarnaast moe- ten de vergoedingen die provincies betalen voor grond, functieverandering, inrichting, beheer en bedrijfsverplaatsing marktconform zijn.

135

In document Lerende evaluatie van het Natuurpact (pagina 135-137)