• No results found

Verwijzen naar een regel

In document nee Maarten (.) die had ik! (pagina 64-67)

4. RESULTATEN

4.1. AANLEIDING

4.1.4 Verwijzen naar een regel

Het verwijzen naar een regel geldt vaak als rechtvaardiging voor het afwijzen van het gedrag van de andere gespreksdeelnemer(s). Verwijzingen kunnen zowel de vorm van challenge als van een vorm van accounting aannemen, die uiteindelijk tot een escalatie leiden.

In paragraaf 4.1.1 (fragment 1a) is onderstaand fragment al besproken, waarbij de aandacht uitging naar de bevel-afwijzing sequentie van de start van het conflict. Echter, in dit geval gaat het om het verwijzen naar een regel, dat functioneert als rechtvaardiging voor de afwijzing van de directief.

Fragment (1b) 11-12-09 (1: 41.50)

Deelnemers: Kiki (4;4), Matthijs (4;7).

1 Kiki:  1 ik zit nou hier en jij zit nou daar

2 Matthijs: 2 nee ik zit op ik ga op de Bianca’s plek zitten 3 Kiki:  3 ohh:: je mag niet op de leids zitten

4 (2.9)

Eerder bleek dat Kiki Matthijs commandeerde om op een specifieke plek te gaan zitten, maar hij wees dit bevel af door middel van een gedisprefereerde minimale respons (nee), gevolgd door het doen van een tegenbewering. De regel die Kiki vervolgens in r. 5 noemt, geldt dan als een vorm van accounting die aanleiding is voor het conflict. Door middel van deze verwijzing rechtvaardigt Kiki haar afwijzing van het gedrag van Matthijs. Door de lokale regel te noemen, ondersteunt dit haar positie ten opzichte van Matthijs. Het gaat hier

59

duidelijk om een regel die is bewerkstelligd door de leidsters die hierdoor voor regelmaat in de bso zorgen.

In fragment 13 vervolgt het conflict zich over het innemen van de plaatsen tijdens de middagmaaltijd. Alle kinderen wassen hun handen en nemen vervolgens plaats aan de grote tafel. Dan neemt Kiki plaats op een plek van één van de leidsters, maar Matthijs refereert dan opnieuw aan de regel: ‘Je mag niet op de plekken van de leidsters plaatsnemen.’

Fragment (13) 11-12-09 (1: 41.50)

Deelnemers: Kiki (4;4), Matthijs (4;7) en leider.

15 Kiki:  1 ((gaat op de plaats van een van de leidsters zitten))

16 Matthijs:  2 nee Kiki hier mag je niet zitten (.) hier zit de leidster en op de 17 leidster mag je niet zitten

18 Kiki:  3 juf is dit de leids?

In dit fragment neemt Kiki, in tegenstelling tot fragment 12, alsnog plaats op de plek van een leidster. Deze actie geldt als eerste offense en de afwijzing van Matthijs is de challenge die de actie direct afwijst door de regel kenbaar te maken. Hij rechtvaardigt zijn afwijzing door te verwijzen naar de regel die eerder is opgesteld door de leidsters van de bso. De handeling met daaropvolgend de challenge van Matthijs geldt als eerste sequentie als start van het conflict. Kiki neemt deze regel in twijfel en vraagt om een verklaring van een leidster. Hiermee stelt ze haar reactie richting Matthijs uit.

Ook in fragment 14 wordt er naar een algemeen geldende reden verwezen: ‘Je mag je schoenen buiten niet uitdoen.’ Door middel van het refereren naar deze regel, wijst Freek het gedrag van Kiki af. Deze verwijzing geldt ook hier als challenge.

60

Fragment (14) 23-04-2010 (1_2: 20.28)

Deelnemers: Kiki (4;8), Freek (6;2) en leidster (van een andere groep) 1 Kiki:  1 ((trekt haar schoenen uit))

2 leidster: >moet je je< schoenen aanlaten? 3 Kiki: •hHh °weet ik echt niet° 4 Freek: ((springt van de schommel af))

5 leidster: schoenen aanlaten denk ik (.) Kiki 6 (1.7)

7 Kiki: °straks doe ik ze weer aan° 8 (2.7)

9 Freek:  2 dat mag niet! 10 (.)

11 dat mag niet van de leidsters 12 (4.6)

13 Kiki:  3 straks doe ik ze weer aan

Kiki en Freek zijn beiden aan het schommelen, maar vervolgens trekt Kiki haar schoenen uit. Deze handeling wordt in twijfel getrokken door een leidster van een andere groep. R. 2-8 gelden als insertie-sequentie die pas beëindigd wordt zodra de afwijzing van Freek volgt in r. 9. Deze sequentie zit tussen het eerste en tweede paardeel in (de handeling-afwijzing sequentie). Daarna wijst Freek de handeling van Kiki van r. 1 in eerste instantie af door een korte simpele negatieve uiting, maar in r. 11 herhaalt hij de uiting door deze te versterken. Freek refereert namelijk aan de regel van de leidsters. Deze challenge wordt in eerste instantie door Kiki genegeerd, maar na een korte pauze wijst ze door middel van een herhaling van een eerdere uiting (r. 7) aan dat ze haar handeling uitstelt.

Het verwijzen naar een regel wordt vaak ingezet als oppositiestrategie en fungeert als een rechtvaardiging voor het afwijzen van het gedrag van een ander. Deze kan als (tweede) challenge voorkomen, waarbij het (toekomstige) gedrag van de gespreksdeelnemer wordt

61

afgewezen door middel van het verwijzen naar de regel. De meeste kinderen gebruiken stilistische technieken om hun uitingen kracht bij te zetten, door nadruk te leggen op het woord mag. De reacties op de verwijzingen als challenge zijn niet geprefereerd; deze worden in twijfel getrokken of er wordt aangegeven dat de handeling wordt uitgesteld.

Verwijzen naar een

regel-afwijzing Eerste patroon Tweede patroon

1 Eerste offense schenden van een gedragscode 2 Challenge bevel verwijzen naar een regel

afwijzing (soms voorafgaand door een simpele negatief) 3 (Tweede) offense afwijzing van het bevel door

middel van een simpele negatief, gevolgd door een tegenbewering

afwijzing door middel van: - het in twijfel trekken van de regel

- uitstellen van handeling 4 Tweede challenge verwijzen naar een regel

Zowel jongere als oudere kinderen maken gebruik van deze oppositiestrategie. Zo is te zien dat Freek van 6 jaar ook nog refereert aan de regel en deze dan ook heel serieus neemt.

In document nee Maarten (.) die had ik! (pagina 64-67)