• No results found

Fragment (1) 11-12-09 (1: 41.50)

Deelnemers: Kiki (4;4), Matthijs (4;7) en de leidster Lonneke.

1 ((Kiki en Matthijs hangen aan de eettafel))

2 Kiki: ik zit nou hier en jij zit nou daar

3 ((wijst plek aan de overkant aan))

4 Matthijs: nee ik zit op ik ga op de Bianca’s plek zitten 5 Kiki: ohh:: je mag niet op de leids zitten

6 (2.9)

7 Kiki: de leidsters ik wil ook op de leidsters zitten 8 Matthijs: nee ik ga lekker naast juf (.) Bianca zitte

9 Kiki: ik OOK (.) ik ga na ik ga naast juf Lonneke zi::tten 10 (3.2)

11 Kiki: juf Lonneke mag ik naast jou zitten? 12 (4.3)

13 Kiki: KIKI KIKI zit naast Lonneke

14 Matthijs: nee ik ga naast ik ga naast eh eh: naast (.) ik ga naast Lonneke 15 Kiki: ik ga als ik ga ik neem het toch mee naar juf Lonneke

16 ((Kiki legt een tekening op de plek naast Lonneke))

17 (66.5)

18 Matthijs: nee Kiki hier mag je niet zitten (.) hier zit de leidster en op de leidster 19 mag je niet zitten

20 Kiki: juf is dit de leids? 21 (4.5)

22 is dit de leids? 23 (0.9)

24 Matthijs: kijk dit is de 25 (1.0)

26 Kiki: juf is dit de leids? 27 (.)

28 leidster: der daar zit een leidster he? (.)•hHh der staat een beker op (.) overal 29 waar gee::n beker op staat daar mag je zitten

30 Kiki: ((verplaatst een plek)) Fragment (2) 23-4-10 (1_1: 05.10) en geluidsfragment 20128

Deelnemers: Ilse (4;8) en Laura (4;4).

109

2 (1.0)

3 en ik heb even geel no:dig 4 Laura: nee ZO↑

5 Ilse: nee:: 6 (5.0)

7 Laura: roze heb je nodig 8 ik wil roze wel 9 Ilse: nee dit is roze

10 Laura: deze hebben we nog niet 11 (.) donkerroze wel 12 Ilse: nee dit is roze 13 (3.7)

14 ohnee daar gaat roze 15 (2.4)

16 ik ga ook geel (.) roze doen 17 (3.8)

18 dit wordt de kleu::r om 19 rood

20 Laura: deze hebben we nog niet

21 Ilse: ja die nee die hoeft er niet bij alleen (.) je moet (.) NEE::hee:: alleen rood (.) 22 twee keer rood voor snavel moet jij rood nodig (.) hier

23 (2.6) 24 Laura: snavel rood? 25 Ilse: °ja::°↓ 26 (1.6)

27 Laura: moet die rood? 28 Ilse: ehh:: ja 29 (2.6)

30 Laura: nee deze doet t niet 31 Ilse: jawel dan moet je zo doen 32 (3.3)

33 °oh: hard° 34 (10.2)

35 en Laura (.) ik doe deze wel Laura 36 Laura: moeten even een °beetje° 37 Ilse: wil jij met de hand? 38 (4.6)

110

40 Laura: °ja° 41 (1.9)

42 Ilse: en dan doen we gewoon↑ stipjes= 43 Laura: =een fototoestel

44 ((wijst naar de camera))

45 Ilse: ja een fo↓totoestel (.) waar ik [blauw op zet

46 Laura: [die is (.) die is beetje anders zij zei (.) zij zei 47 zei (.) dat (.) vijf jaa::r ben maar ik ben niet vijf jaar ik ben °maar vier jaar° 48 (2.3)

49 Ilse: en dan moet jij (.) als je blauw stipje hebt moet je blauw doen= 50 Laura: =ik wil blauw stipje doen KIJK >die heeft een< groene dop 51 Ilse: hh:haha

52 (4.5)

53 Laura:: blauw heb ik 54 (.)

55 Ilse: nee: die moet hier= 56 Laura: =hier

57 (5.2) 58 Ilse: dees

59 Laura: JA:: ik heb een stipje 60 Ilse: nee die had ik al::↓ 61 (3.2)

62 DEZE moet je die blauw doen en de::ze moet bij die (.) °die hoort bij die° 63 (2.2)

64 Laura: oh sorry 65 (1.1)

66 deed ik even een beetje [fout ]

67 Ilse: [hah::ha] en hier moet een andre (.) een andre 68 kleur doen (.) de↓ze doen

69 (0.8) 70 Laura: o::ke

71 Ilse: die hoort bij die (.) ja? 72 (5.4)

73 eh:: Laura mag ik even (.) zo dan (.) kan ik er 74 ook beter bij ha:hh

75 ((draait tekening))

76 (15.2)

111

78 (1.3) 79 Ilse: °ja° 80 (3.6)

81 Laura: eh:: GRIJS hebben we nog niet

82 Ilse: ehh grijs hoeft (.) niet dat grijs moet een beetje van (.) hier 83 Laura: mag dat (.) [nu?

84 Ilse:: [ja. 85 Laura: oh: grijs 86 mooi eh? 87 Ilse: ja grijs is mooi 88 (3.7)

89 Laura: zo doet die grijs zo mooi (.) zo doet ie echt een beetje zo 90 (5.4)

91 wil jij dit verder doe:n?

92 Ilse: ja (.) en nou moet ik het zelf een bee:tje doen en jij gaat even een andere 93 kleurplaat zoeken ja?

94 (.)

95 ga even vragen naar een mapje 96 Laura: even

97 Ilse: vragen 98 (18.0)

99 Laura: groen hebben we nog niet 100 Ilse: eh:: groen wel↓

101 Laura: ehm::: paars?

102 Ilse: die:: moet ook twee keer

103 en ik doe rood heen want jij hebt rood niet goed gedaan 104 Laura: nee dat kon ik niet he?

105 Ilse: nee (.) dus Laura nu moet ik het alleen heelmaal doen want jij krast een 106 beetje dus

107 Laura: NEE ik kan het zelf ook wel 108 Ilse: nee::hee hoeft niet (.) Laura 109 (3.1)

110 Laura: nee 111 (24.1)

112 Ilse: laura je moet hier een beetje zitten he? 113 schatje ha:hh

114 schatje ha:hh 115 schatje ha:hh

112

116 (24.7) 117 Laura: dees (.)

118 hebben we nodig (.) dat is 119 (1.8)

120 Laura: oh: we hebben al geel

121 Ilse: nee:: nee:: maar we moeten drie [keer geel 122 Laura: [maar dit is een 123 wel geel=

124 Ilse: =ja maar (.) drie keer geel maar dit is een andere geel 125 (1.9)

126 donkergeel 127 Laura: dit is [donkergeel 128 Ilse: [ja is donkergeel 129 (8.0)

130 en daar moet paars 131 Laura: oke kijk paars dat is paars

132 Ilse: dat WEET ik we::l (.) dat kan ik zelf wel pakken hoor 133 (4.7)

134 waarom heb je twee keer hier paars op gedaan? 135 Laura: °ja weet ik niet°

136 Ilse: waarom doe je het dan? 137 Laura: jij krast ook een bee:tje= 138 Ilse: =ja omdat deze niet DOET! 139 (51.3)

140 Laura: °zometeen° 141 (.)

142 Laura: hee:: hij moet toch wel a::f? 143 Ilse: ((loopt weg))

Fragment (3) 23-4-10 (1_2: 7:55)

Deelnemers: Sam (5;7), Kiki (4;8), Freek (6;2), Ilse (4;4) en Laura (4;0).

1 Sam: ohh:: ik wou dr net op↓

2 (2.0)

3 >mag ik< na jou?

4 Ilse: °ja°

5 (3.1)

6 ik mag (.) na:: zij Ki↓ki

7 (0.6)

113

9 (1.0)

10 Laura: ja

11 (1.6)

12 Ilse: jij bent mijn meisje. 13 (1.3)

14 Sam: >en ik< mag na Ilse 15 (3.2)

16 Laura: wil je me duwen? 17 (3.9)

18 nee jij moet doen (.) nee jij [moet doen 19 Sam: [ik kan ook

20 ((Sam duwt Laura, ze lachen))

21 (18.8)

22 Ilse: eh:: iemand mag er nou weer op (.) jij mag er o::p

23 ((Ilse stapt van de schommel af, Sam gaat erop))

24 (7.1) 25 Laura: hard eh?

26 ik ben nog harder 27 (.)

28 ik ben NOG harder 29 (15.1)

30 Kiki: mag ik nu meisje? 31 (3.1)

32 mag ik nu meisje? 33 (.)

34 Laura: ja::ha:: 35 (4.0)

36 Sam: VEEL hoger als zij 37 (4.9)

38 Laura: waars Ilse? 39 (2.5)

40 Kiki: SAM WIL JE EVEN STOPPEN?

41 ((Laura loopt weg van de schommel en Freek gaat erop))

42 Sam: waarom? 43 Kiki: ik zou al Freek 44 Sam: Freek was er nu op 45 Freek: ik was de eerste toch?

114

47 ((Sam en Freek praten over het schommelen en andere dingen))

48 (93,0)

49 Kiki: mag ik nou Sam? 50 Sam: nee

51 Kiki: Freek mag ik nou?

52 Sam: Freek is maar net net op (.) toch Freek?

53 Freek: relaxte voeten als ik ga thuis skeeleren krijg ik relaxte voeten

54 ((Sam en Freek praten over schommelen en andere dingen))

55 (37,9)

56 Kiki: mag ik er nou op Freek? 57 Freek: ik was er pas net 58 Sam: kijk hier

59 Kiki: nou mag ik dr nou op? 60 Freek: kijk hier

61 Kiki: ik wou al 62 mag ik Freek? 63 Freek: nee

64 Kiki: oh dat is gemeen van jou

65 ((Sam en Freek gaan verder met schommelen en reageren niet op Kiki))

Fragment (4) 23-04-2010 (1_2: 20.28)

Deelnemers: Kiki (4;8) , Freek (6;2) en leider (van een andere groep)

Kiki stapt van haar schommel, gaat op de grond zitten en trekt haar schoenen uit 1 leider: >moet je je< schoenen aanlaten?

2 Kiki: •hHh °weet ik echt niet°

3 ((Freek springt van de schommel af))

4 leider: schoenen aanlaten denk ik (.) Kiki 5 (1.7)

6 Kiki: °straks doe ik ze weer aan° 7 (2.7)

8 Freek: dat mag niet! 9 (.)

10 dat mag niet van de leidsters 11 (4.6)

12 Kiki: straks doe ik ze weer aan 13 Freek: ik weet wel waar ze is

115

Fragment (5) 23-4-2010 (1_2: 23.10)

Deelnemers: Kiki (4;8) en Freek (6;2).

1 Kiki: ik ga ook zwemmen 2 (2.5)

3 Freek: oeh auw 4 (1.5)

5 Kiki: mag [ik nu daar op? 6 Freek: [oeh auw

7 ((Freek is van zijn schommel gesprongen, Kiki loopt naar de schommel

8 waar Freek op zat en gaat erop zitten))

9 Freek: nee:: nee:: Kiki ik ga het zeggeh 10 (1.6)

11 ((Kiki gaat van de schommel af))

12 ik zeg het hoor 13 (1.8)

14 als je nog een keer dat doet zeg ik het 15 (1.9)

16 Kiki: dat ik op jouw schommel ga? 17 (1.1)

18 Freek: dan zeg ik het echt 19 (2.1)

20 Freek: en dat mag niet

21 ((Kiki draait rondjes op haar schommel en freek hangt met zijn buik op

22 de schommel))

Fragment (6) 10-12-09 (15_1_1: 20.02)

Deelnemers: Freek (5;10), Marloes (6;6), Pieter (6;11) en Anna (6;11) 1 Freek: zeg s tie::n

2 (0.8) 3 Anna: waarom? 4 (1.3) 5 Freek: zeg s tie:en 6 (4.5) 7 zeg s tien? 8 (2.9) 9 zeg es tien?

10 ((gefluister Marloes en Pieter))

116 12 (2.2) 13 zeg s tien! 14 (2.0) 15 zeg s tien 16 (.) 17 Pieter: nee=

18 Freek: =dan ben je mistah bien 19 Marloes: echt niet toch?

20 Freek: jahwel 21 Anna: rijmt niet 22 Marloes: nee

23 Pieter: tien je bent een astabien

24 ((iedereen lacht))

25 Marloes: tien je bent een astabien? 26 >wat is< dat dan (.) <astabien>? 27 zeg maar Free::k

28 (5.3)

29 wat is dat Freek? 30 Freek: <poepeh::> ((lacht))

Fragment (7) 10-12-09 (15_2_1: 56.43)

Deelnemers: Mieke (6;3), Michelle (7;2), Elize (5;3) en Freek (5;10).

1 ((Mieke en Michelle starten het spel op))

2 Freek: ((zingend)) jullie weten toch niet (.) jullie hebben stuk gemaakt

3 (10.25)

4 Elize: ((zit aan het bordspel))

5 Mieke: niet hier op NEE

6 ((kijkt naar Elize))

7 <hier niet op> ((steekt haar vinger omhoog)) 8 (7.4)

9 Michelle: >mag ik beginnen<? 10 (( ))

11 Mieke: >moet ik het< doen? 12 Elize: (( ))

13 ((wijst naar het bord van Mieke))

14 Michelle: ((schudt haar hoofd))

15 Mieke: jij mag niet ra::den 16 (16.1)

117

17 Michelle: oke (.) wie begint?

18 Freek: ((komt aanlopen en drukt op een knop van het bord van Mieke))

19 Mieke: ((verkoopt Freek een mep))

20 Freek: ((slaat terug))

21 Mieke: ben jij een jongen? 22 Michelle: nee (.) alle jongens om

23 Freek: ((zit een aantal keer aan het bord))

24 ((Mieke en michelle spelen verder))

Fragment (8) 10-12-09 (15_1_1: 24.15)

Deelnemers: Freek (5;10), Iris (6;3), Marloes (6;6), Pieter (6;11) en Elize (5;3). 1 Freek: ie::hl wie heb hier een windje gelaten weer? 2 Marloes: kap daar es mee (.) jij doet dat steeds 3 Pieter: kappe ((slaat op tafel))

4 (4.1) 5 Freek: ikke niet 6 Marloes: freek

7 Pieter: marloes deed t 8 Freek: zo pf:

9 Pieter: ja zoon scheetje jah 10 (1.9)

11 Freek: wie hebt hier een windje gelaten?

12 ((beweegt met zijn hand voor zijn neus))

13 Iris: ikke niet 14 Pieter: ikke niet 15 (2.1)

16 Freek: ja ((wijst naar Elize)) 17 (2.6)

18 Pieter: wie? (.) Eli↑ze

19 ((de kinderen gaan weer verder met tekenen))

Fragment (9) 10-12-09 (15_1_2: 13.30)

Deelnemers: Femke (6;11), Marloes (6;6) en Anna (6;10). 1 Anna: ohh:h mag ik de pot even? 2 Femke: nee daar ben ik mee bezig 3 Anna: das handig

4 ((Anna staat op en loopt naar de pot met potloden om, maar als ze

118

6 Femke: wat doe je? 7 Anna ((lacht))

8 Femke: Anna dat vind ik niet le:uk

9 Anna: wow doe even ik struikelde over een potlood

10 ((Marloes begint met een ander onderwerp))

Fragment (10) 10-12-09 (15_1_1: 13.52)

Deelnemers: Femke (6;11), Marloes (6;6) en Anna (6;10). 1 Marloes: kijk kijk kijk tegen de dvd

2 ((trekt gekke bekken naar de camera))

3 ((Anna en Femke lachen))

4 Femke: ohh:: dat ga ik zeggeh

5 ((ze gaan verder met tekenen))

Fragment (11) 10-12-09 (15_1_2: 21.00)

Deelnemers: Pieter (6;11), Marloes (6;6) en Femke (6;11). 1 Pieter: ((zoekt tekeningen door))

2 Femke: ophouwe 3 (4.0)

4 ik ben eve aan het zoeken 5 Pieter: wat zoeken?

6 (1.5) 7 Femke: iets

8 ((er volgt een pauze en Femke zoekt verder))

Fragment (12) 21-09-10 (II1)

Deelnemers: Maarten (5;11) en Lianne (6;6).

1 Maarten: ((laat een auto van de racebaan afglijden en kan de auto vanaf de

2 kant waar hij zit niet pakken en loopt om de racebaan heen, naar de

3 kant waar Lianne zit))

4 waar is die (.) heb jij die zwarte grijze? 5 ja

5 ((buigt over Lianne heen om de auto te pakken))

6 Lianne: ((probeert de auto te pakken))

7 nee maarten (.) die had ik 8 Maarten: ((duwt Lianne met zijn elleboog))

9 Lianne: ((duikt in elkaar))

119

11 ((pakt de auto en stopt deze achter zijn rug))

12 Lianne: WEL

13 ((er ontstaat een worsteling))

14 Lianne: ((probeert de auto uit de handen van Maarten te trekken))

15 Maarten: ((buigt zich over Lianne heen))

16 Lianne: ((duikt in elkaar))

17 ((ze blijven aan de auto trekken))

18 Lianne: deze had IK 19 Maarten: nie::hiet

20 Lianne: we::hel (.) die had ik Maarten

21 ((Maarten en Lianne zijn nog steeds allebei aan de auto aan het

22 trekken))

23 leidster: Maarten en Lianne 23 Maarten: nietes

24 Lianne: ((kijkt fronzend met haar hoofd naar beneden naar de begeleider))

25 Maarten: ik had em

26 ((werpt een blik op de begeleider en trekt de auto los))

27 Maarten: ik had em

28 Lianne: ((draait weg van Maarten))

29 nietes

30 ((gaat met haar rug naar maarten toe zitten met haar hoofd naar

31 beneden))

32 leidster: ((komt op haar hurken naast Maarten zitten))

33 wat is er aan de hand? 34 Maarten: nou Lianne (.) deze liet liet 35 Lianne: ((huilend))

36 niet (.) jij had de blauwe

37 leidster: sssttt (.) ssst Lianne (.) eerst Maarten (.) jij mag zo

38 Lianne: ((zit nog met haar rug naar maarten en de begeleider toe met haar

39 hoofd naar beneden))

40 Maarten: liet deze los (.) maar ze had toen een andere dus deze speelde ze 41 niet meer mee en toen kwam ik hem pakken

42 Lianne: ((begint harder te huilen))

43 leidster: ((draait haar hoofd richting Lianne))

44 en Lianne? 45 Lianne: ((huilend))

46 NIET (.) ik was er wel mee aan het spelen 47 leidster: hoe lossen we dit op Maarten en Lianne?

120

48 Maarten: Lianne die had die paarse auto gepakt

49 leidster: maar hoe lossen we het nu op? (.) want Lianne wil ook graag 50 hoe gaan we dat nu doen?

51 Lianne: ((maakt een huilend geluid))

52 leidster: kunnen jullie dat samen gaan oplossen? 53 Maarten: ((kijkt naar de grond en haalt een schouder op))

54 leidster: kunnen jullie dat samen oplossen? (.) bedenken? 55 Maarten: ((blijft naar de grond kijken))

56 weet ik niet 57 Lianne: ((blijft huilen))

58 leidster: misschien kunnen jullie iets afspreken? 59 Lianne: ((staat op))

60 leidster: Lianne heb jij een idee?

61 Lianne: ((begint harder te huilen en gaat een stukje verder weg staan

62 met haar gezicht in haar handen))

63 leidster: Lianne?

64 Maarten: ((kijkt naar Lianne terwijl ze wegloopt))

65 oh

66 leidster: ((richt zich tot Maarten en zegt iets onverstaanbaars tegen hem)) 67 Maarten: °-ja maar ik had al de (groene) ik had deze ( )°

68 die was toen ergens anders mee aan het spelen

69 ((volgt Lianne met zijn ogen))

70 leidster: maar Lianne was er mee aan het spelen dacht ik 71 Maarten: ja (.) maar ze ging toen met deze paarse auto spelen

72 ((pakt de paarse auto erbij))

73 leidster: maar ga nu eens bedenken hoe hoe Maarten ( ) want Lianne is 74 nu helemaal verdrietig.

75 Maarten: ((kijkt naar beneden en draait ondertussen aan de wielen van de auto

76 die hij in zijn handen heeft))

77 Bij ons thuis doen we altijd als ( ) geven we hem aan papa of mama 78 leidster: nou

79 ((houdt haar hand op en Maarten geeft de auto aan haar))

80 Ja? 81 Maarten: ((knikt))

82 leidster: ga maar eventjes naar Lianne 83 Maarten: ((loopt richting Lianne))

84 Lianne? ( ) dus we moeten allebei ( )

121

86 ik heb gezegd (.) maar ze blijft maar doorhuilen 87 Lianne: ((huilt nog steeds))

88 leidster: nou (.) probeer maar even weer vriendjes te worden met zijn tweeën 89 (.) probeer het samen even weer goed te maken maarten

90 Maarten: maar ze blijft maar doorhuilen

91 leidster: nou wat gaan we daar dan tegen doen?

92 Lianne: ((schreeuwt huilend)) ja ik had een idee (.) maar jij laat het mij niet

93 ZEGGEN

94 ((huilt verder))

95 ik had juist een heel goed idee 96 Maarten: wat dan?

97 Lianne: ga ik niet zeggen

98 leidster: misschien kun je Lianne es vragen hoe je het goed kan maken 99 Maarten: Lianne heeft een ander goed idee (.) maar ze wil het niet zeggen

100 leidster: dan mag Lianne het goede idee wel vertellen (.) of je vraagt Lianne 101 even wat jij moet doen om het goed te maken

102 Maarten: maar wat is er nou?

103 ((Maarten en Lianne zijn aan het praten, niet verstaanbaar))

104 Lianne: als jij dan met de grijze auto gaat spelen en als ik dan terug ben dat ik 105 dan met de grijze auto ga

106 Maarten: of jij gaat eerst (.) oh nee dat kan niet 107 Lianne: nee want dan ( )

108 Maarten: we hebben al een oplossing

109 ((leidster reageert niet))

110 Maarten: ((iets harder)) we hebben al een oplossing

111 leidster: hebben jullie een oplossing?

112 Maarten: Ik ga ( ) en Lianne blijft gewoon nog wel even en dan mag Lianne em 113 hebben

114 Lianne: Maarten gaat nu ( ) dat ik dan ga (.) dat was mijn idee 115 leidster: oké (.) nou opgelost

116 oké dan doen we het zo (.) hartstikke goed 117 Maarten: ((loopt naar de racebaan en speelt verder))

118 leidster2: wil jij met mij mee andere kinderen ophalen Lianne? 119 Lianne: ((knikt))

120 leidster2: ja?

122

Fragment (13) 21-09-2010 (II5 00:03:45.5)

Deelnemers: Maarten (5;11), Lianne (6;6) en Pieter (6;6)

1 Pieter: kijk uit. je wordt nog gefilmd Maart 2 (.)

3 Pieter: ben je aan het gumme:? 4 Maarten nee, ik heb een vraa:g.

5 kijk, nu kan ik een mens.(.) as ik deze uit elkaar vouw. 6 (tar↑a::) ((laat zijn tekening zien aan Lianne en Pieter)) 7 (hoe↑i:?)

8 Lianne stom

9 Maarten a↓a↑h. ik dacht dat het een mooi poppetje mooi w↑a:↓as 10 Lianne °ik vin et niet mooi°

11 leider ((komt bij Maarten staan))

12 °hij is wél mooi 13 Pieter: TADA::

14 Maarten wat vin je [er dan niet mooi aan? 15 Lianne ehh=

16 Pieter: [POPPETJE MOO↑:I?

17 Maarten =[dit is echt helemaa:l niet mooi.

18 [((wijst iets op de tekening van Lianne aan)) 19 Lianne ((werpt schuin een bozige blik op Maarten))

20 Pieter: Maarten kom! We gaan een muizekoppetje maken (onverst) 21 ik ga nog wat wasco aan de andere kant tekenen.

22 (.)

23 leider Ja? [((kijkt naar Lianne)) He wat is er met jou joh? 24 Lianne [((werpt zielige/verwijtende blik naar begeleider)) 25 Maarten [(wie?) ((werpt een blik op Lianne))

26 leider ((buigt zich helemaal voorover op tafel en kijkt Lianne aan))

27 wat kijk je verdrietig? 28 (.)

29 Pieter: ze is een pieperd. 30 leidster Hé!

31 ((kijkt boos naar Pieter)) 32 vin'k niet leuk Pieter

33 Lianne ((buigt hoofd voorover en lijkt te gaan huilen))

24 Pieter: (dan mogen we huilen) 25 (.)

123

27 Pieter, da's niet leuk ho↓or. 28 Pieter: m↓m

29 Lianne ((huilgeluiden))

30 leider hé!

31 (([Gaat staan, strijkt Lianne over rug en loopt naar Pieter))

32 Maarten [((Maarten maakt huilbewegingen en kijkt even naar camera))

33 leider (onverst)wat is er nu aan de hand, wat is er gebeurd? 34 Pieter: Maarten en ik waren aan het klier↑en.

35 leider hé:?=

36 Maarten =maar ik dee 't n↓iet.

37 Lianne wel, hij zei dat mijn poesje stom was ((huilend)) 38 Maarten en jij zei dat [mijn poesje stom was

39 Lianne [NIET↓ES ((verbergt hoofd in handen, huilt)) 40 Maarten WE:L

41 Pieter: JE ZEI DAT IE NIET MO↑OI W↓AS 42 Lianne ((snikgeluiden))

43 leider dat is toch niet erg als je zegt van dat iemand niet mooi is? 44 Lianne HUHH

45 Maarten dat vin ik wel errug

46 Lianne ((kijkt naar leider, wrijft met handen in ogen, huilt)) 47 HGHEHHUHHEH

48 Pieter: °ik vin het ook err↓ug° 49 leider dat is niet leuk maar

50 Pieter: [Maar Lianne (.) Maarten mag nu ook gaan huil↓e:= ((wijst naar Maarten)) 51 Lianne [HUHHEHAH

52 Maarten [(onverstaanbaar)=maar ik vind Lianne ook niet m↓oo:i

53 Pieter: Maarten mag ook gaan huilen Lianne! Want Maarten hHh die d[ie die die 54 vindt het ook niet leuk

55 Lianne [((snikt))

56 HHHIHH ((huilt luid)) 57 Pieter: Maart is een [stoere jongen

58 leider [hé maar jongens (.) Lianne is nou heel verdr↓iet↑ig 59 Lianne HEEEEEEE[EH

60 leider [Hoe kunnen we dat nou veranderen? 61 Pieter: Laat haar huilen=

62 Lianne =HE[E::H 63 leider: [Waarom?

124

65 Lianne ((huilt door))

66 leider: is't zo meteen over? 67 Pieter: ja

68 Lianne: ((huilt door))

69 Pieter: mijn moeder laat me ook altijd alleen, dan is het zo:: over 70 Lianne: ((huilt))

71 leider: O:h wat een verdriet Lian

72 Maarten: ze zegt dat mijn poesje niet mooi is 73 Lianne: hhoohh

74 Maarten en zegt Pieter=

75 leider: =maar dat zeg jij ook tegen Lianne 76 Pieter: ja

77 Maarten: Lianne tegen m[ij

78 leider: [dus jullie houden elkaar een beetje niet leuk tegen elkaar te doen 79 Lianne HOHEEHHH

80 leider: Maar hoe kunnen we dat nou veranderen? 81 leider2: ((is nu met Lianne in de weer: troosten)) 82 leider: Waarom lach je nou?

83 Maarten: Pieter lacht ook

84 Pieter: We vinden het een leuk gehuil (.)

85 Het lijkt op een muziekje, op een heel prachtig muziekje. Wat een 86 Prachtig muziekje vinden wij dit

87 Maarten: ja::

88 ((de jongens tekenen verder))

Fragment (14) 20-09-10 (I)

Deelnemers: Romy (4;6), Anton en Stijn (5;1)

1 Romy: ((loopt met haar handen in haar zij naar Stijn))

2 Stijn, jij doet niet mee. Stijn doet niet mee, anders vind ik het niet 3 leuk Stijn!

4 ((kijkt ondertussen naar leider die net wegloopt))

5 Stijn: ((trekt aan een koord dat aan het plafond hangt en reageert niet op

6 wat Romy zegt))

7 Romy: ((kijkt even toe hoe Stijn aan het koord trekt en kijkt vervolgens

8 richting de begeleider))

9 begeleider? begeleider? begeleider? 10 leider: ja?

125

12 Stijn doet niet mee

13 ((gaat met haar handen in haar zij staan en kijkt naar leider))

14 want ik wil dat Stijn ( van het podium ) gaat.

15 ((als Stijn hoort dat Romy zijn naam noemt, kijkt hij op, in de richting

16 de leider.))

17 leider: Stijn, als je niet meedoet met het toneelstukje, dan mag je ook niet 18 op het podium

19 ((Stijn staat met zijn vingers in zijn mond en kijkt naar leider))

20 want als je naar een voorstelling gaat en je doet niet mee, dan zit je 21 ook in de zaal en dan mag je ook niet op het podium komen. 22 Stijn: ja, maar ik wil dat!

23 leider: dat kan dan straks, nu gaat er een toneelstuk plaatsvinden dus jij 24 mag dan straks.

25 Romy: ((loopt naar Stijn toe))

26 ja en dit is nu. nu gaan we al beginnen en ben jij al te laat

27 ((kijkt naar leider))

28 leider: je mag dan straks Stijn

29 Romy: ((kijkt naar Stijn die boos terugkijkt))

30 ( ) eerst dit toneelstukje nog en dan gaan we beginnen en als we dan 31 klaar zijn ( ) dan mag jij

32 Stijn: ((gaat op een stoel zitten die op het podium staat))

33 echt niet! 34 leider: Stijn!

35 Romy: Stijn (k(ijkt richting leider))

36 leider: Stijn! het is nu al een paar keer gezegd en volgens mij weet jij heel 37 goed wat er wordt bedoeld

38 ((Stijn zit op de stoel en reageert niet))

39 ((leider loopt het podium op een gaat naar Stijn. Stijn probeert

40 haar weg te duwen))

41 leider: ( ) heb het al een paar keer gevraagd ( ) jij mag straks. 42 ((leider probeert hem mee te krijgen, maar Stijn wil niet, dan

43 tilt leider hem op))

44 Stijn: ((begint te huilen en trapt tegen een blok aan waardoor de glazen er

45 van af vallen))

46 leider: dat is niet zo aardig van jou Stijn

47 ((loopt met Stijn onder haar arm van het podium af. Stijn huilt nog

48 steeds))

126

50 ((Stijn huilt))

51 zij gaan een toneelstuk doen. Jij mag straks. het is niet anders Stijn. 52 het is niet anders. In dit geval ( ) wil je mee kijken?

53 ((Stijn is gestopt met huilen))

54 Stijn: ik wil er op!

55 leider: nee dat kan niet. Ik ga het nu niet weer tegen je zeggen. kom op.

56 ((loopt weer naar het podium)).

57 Stijn ((volgt haar naar het podium))

58 leider ((wijst met haar vinger naar Stijn die dicht bij het podium gaat

59 staan.))

60 ik hoef je er niet weer af te halen Stijn 61 Stijn: ((begint heel hard te huilen))

62 leider2: ((loopt naar de huilende S. toe en aait hem over zijn rug))

63 wat is er?

64 Romy: wij willen niet dat hij meedoet (.) hij is eigenlijk te laat.

65 ((Anton en Romy gaan op hun knieën naast Stijn zitten))

66 leider2: ((leider2 pakt Stijn bij zijn hand en neemt hem mee. Stijn stopt

66 met huilen))

67 zullen we samen naar de voorstelling kijken?

68 ((Romy en Anton gaan verder met oefenen.))

Fragment (15) 20-09-10 (II)

Deelnemers: Romy (4;6) en Stijn (5;1)

1 Stijn: ((kijkt naar Romy die wegloopt))

2 ik ga d’r op.

3 ((klimt op het podium.))

4 Romy: Stijn! Stijn! Stijn!

5 ((loopt naar Stijn toe met haar handen in haar zij.))

6 Stijn: ((steekt zijn tong uit naar Romy))

7 Romy: dat vind ik niet leuk!

8 Stijn: ja::! ( zijn jullie ) nog niet klaar dat is lang!

9 ((kijkt boos naar Romy))

10 Romy: maar wij moeten nog oefenen en als jij ( )

11 ((kijkt naar Stijn met handen in haar zij))

12 sls we klaar zijn met oefenen dan mag jij

13 ((Stijn reageert niet))

14 Romy: anders ga ik het zeggen hoor

127

Fragment (16) 23-04-2010 (1_1: 13.01)

Deelnemers: Sander (6;11) en Marloes (6;11)

1 Sander: ga je nu () naar buiten? 2 (0.5)

3 Marloes: ja en laat maar zien als ie af is 4 (0.8)

5 Sander: °waarom kun je dan gewoon° kij↑ken (0.32) het duurt toch niet zo lang (.) 6 to↑ch?

7 (1.2)

8 Marloes: ik ga op de schomm:el

9 ((loopt weg))

10 (0.7) 11 Sander: oke doei:: 12 (0.6)

13 Marloes: en (.) en <en als je m> af hebt (.) dan 14 (1.9)

15 dan dan moe dan moe dan kom je naar buiten en (.) en laat je maar zien 16 (0.7)

17 Sander: dan kun je em gelijk blijven zitten (.) tot ie klaar is.

In document nee Maarten (.) die had ik! (pagina 114-135)