• No results found

Directief-afwijzing

In document nee Maarten (.) die had ik! (pagina 46-56)

4. RESULTATEN

4.1. AANLEIDING

4.1.1 Directief-afwijzing

en/of spel, hetgeen een aanzet voor een conflict kan betekenen (4.1.3). Tot slot valt op dat kinderen veelal verwijzen naar een regel om het gedrag van de gespreksdeelnemer af te wijzen (4.1.4), waardoor sprake kan zijn van het begin van de escalatie van het peerconflict.

4.1.1 Directief-afwijzing

Zoals Benoit en O’Keefe (1982) al aangaven, komen bevel-afwijzing sequenties vaak voor als openingsactiviteiten in een peerconflict. Ook uit mijn data blijkt dat deze sequenties vaak als aanleiding voor een conflict fungeren.

In fragment 1 zien we een aangrenzend paar waarin Kiki Matthijs beveelt waar hij moet gaan zitten. Met dit bevel begint Kiki een aangrenzend paar waarin Matthijs in het tweede deel de keus heeft om het bevel af te wijzen of ermee in te stemmen, alhoewel het instemmen natuurlijk de geprefereerde voorkeur heeft.

Fragment (1a) 11-12-09 (1: 41.50)

Deelnemers: Kiki (4;4) en Matthijs (4;7)

1 ((Kiki en Matthijs hangen aan de eettafel))

2 Kiki: 1 ik zit nou hier en jij zit nou daar

3 ((wijst plek aan de overkant aan))

4 Matthijs: 2 nee ik zit op ik ga op de Bianca’s plek zitten 5 Kiki:  3 ohh:: je mag niet op de leids zitten

In r. 2 beveelt Kiki Matthijs waar hij moet gaan zitten. Zij maakt dit duidelijk door aan te geven waar zij in eerste instantie zal gaan zitten (ik zit nou hier) en wijst vervolgens de plek aan de overkant aan waar Matthijs volgens haar zou moeten gaan zitten (jij zit nou daar). Hiermee maakt Kiki duidelijk dat er een bepaalde noodzaak is voor de hoorder, Matthijs. Zo wil Kiki hem dwingen om op een plaats te zitten die voldoet aan haar eigen wensen. Echter,

41

ze geeft geen reden voor haar bevel. Matthijs wijst haar bevel onmiddellijk af door middel van een gedisprefereerde minimale respons (nee), gevolgd door het doen van een tegenbewering. De regel waar Kiki vervolgens in r. 5 naar verwijst, geldt dan als een vorm van accounting om de tegenbewering van Matthijs af te wijzen.

Ook in fragment 2 is er sprake van een directief-afwijzing sequentie, die dezelfde structuur volgt als bovenstaand fragment. Echter, in onderstaand fragment wordt er geen tegenbewering gedaan door de andere kinderen. Een aantal kinderen zit aan een grote tafel te tekenen. Er wordt af en toe gesproken en dan gaat het vooral over het doorgeven van potloden en stiften. Vervolgens start Freek een conversatie door middel van een bevel gericht aan de kinderen die aan tafel zitten.

Fragment (2) 10-12-09 (15_1_1: 20.02)

Deelnemers: Freek (5;10), Marloes (6;6), Pieter (6;11) en Anna (6;11) 1 Freek:  1 zeg s tie::n

2 (0.8) 3 Anna: waarom? 4 (1.3) 5 Freek: zeg s tie::en 6 (4.5) 7 zeg s tien? 8 (2.9) 9 zeg us tien?

10 ((gefluister Marloes en Pieter))

11 Freek: o::hhh je (.) o::hh je mag 12 (2.2) 13 zeg s tien! 14 (2.0) 15 zeg s tien 16 (.) 17 Pieter:  2 nee=

42

Freek beveelt de kinderen om tien te zeggen, omdat hij hierop Mister Bean (van de gelijknamige televisieserie) wil laten rijmen (r. 18). De reacties die op het bevel van Freek volgen, zijn gedisprefereerd en gelden als insertie-sequenties, aangezien er niet onmiddellijk op het eerste paardeel (het bevel) van Freek wordt ingegaan en er in plaats van tien te zeggen, gevraagd wordt waarom ze dit zouden moeten zeggen (r. 3). Als een antwoord uitblijft na r. 5 - terwijl deze wel door Freek wordt verwacht - herhaalt hij zijn bevel in een gewijzigde vorm, namelijk een vraag. Freek mist een reactie en het uitblijven van de uitvoering van het bevel is kennelijk noticeably absent. Het eerste paardeel (het bevel) installeert een normatieve sociale structuur die specifieke verwachtingen rechtvaardigt over hetgeen de gesprekspartners op die plek moeten doen. Pas na de zoveelste herhaling van zijn bevel, komt de expliciete afwijzing van Pieter in de vorm van een simpele negatief (r. 17). Dan rijmt Freek vervolgens zelf op tien en heeft hij het dus opgegeven. Dit leidt vervolgens tot een escalatie, doordat de andere kinderen de bewering van Freek in r. 18 in twijfel trekken.

De bevel-afwijzing sequenties volgen allen onderstaand patroon: Bevel-afwijzing sequenties

1 Challenge bevel

2 Offense afwijzing van het bevel door middel van een simpele negatief (soms gevolgd door een tegenbewering)

Te zien is dat het bevel de eerste challenge is en de afwijzing hierop vaak kort van aard is. Het conflict escaleert vervolgens door de aggravation, waarbij naar een regel verwezen wordt of doordat de challenger zelf het antwoord geeft op zijn bevel. De jonge kinderen

43

doen tegenbeweringen, terwijl de oudere kinderen veelal gebruik maken van simpele negatieve minimale responsen.

Naast de bevel-afwijzing sequenties, komen claim-afwijzing sequenties ook veelvuldig voor. Ondanks het feit dat het hier ook om directieven gaat, is de structuur van de sequentie anders. Wel is een claim vaak de start van het conflict en bewerkstelligt de challenge met betrekking tot de tweede offense een escalatie. De eerste offense wordt echter niet-talig geproduceerd. Er wordt in fragment 3 als eerste challenge dan ook verwezen naar het overtreden van een eerdere afspraak. Freek zit tot ongenoegen van Kiki (al) op de schommel en Kiki geeft door middel van haar gerichte claim aan dat zij recht heeft om op de schommel te gaan, omdat dit eerder met een ander kind (Laura) is afgesproken.

Fragment (3) 23-4-10 (1_2: 7:55)

Deelnemers: Sam (5;7), Kiki (4;8), Freek (6;2) 42 Kiki:  2 ik zou al Freek 43 Sam: Freek was er nu op 44 Freek:  3 ik was de eerste toch?

In dit geval formuleert Kiki een claim die consequenties heeft voor het gedrag van Freek. Dit is dus de start van het conflict. Kiki zet haar uiting kracht bij, door de nadruk te leggen op de woorden ik en Freek, waardoor ze heel duidelijk aangeeft dat zij recht heeft op de schommel en niet Freek. Kiki claimt dus het gebruikersrecht vanwege een eerdere afspraak, niet beseffende dat Freek afwezig was bij de afspraak die Kiki en Laura met elkaar hebben gemaakt. De claim van Kiki projecteert als geprefereerde reactie een acceptatie en in het verlengde een handeling van Freek: het verlaten van de schommel en deze overdragen aan Kiki. Freek beschouwt de uiting van Kiki eerder als klacht en wijst de claim af door naar

44

dezelfde reden als Sam te verwijzen (‘Wie het eerst komt, wie het eerst maalt’). Hij realiseert hiermee een niet-geprefereerd vervolg en zijn afwijzing van Kiki’s impliciete claim is de aanleiding voor het conflict (zie fragment 6 en 19 voor het vervolg).

Het volgende fragment bevat ook een claim-afwijzing sequentie. De structuur is hetzelfde als in fragment 3. Echter, in dit geval wordt de afwijzing op een niet-talige manier afgewezen, namelijk door wel wat te doen. Romy en Anton zijn bezig met een toneelstuk, waarbij eerder is vastgesteld dat Stijn niet mee mag doen. Als Stijn opnieuw op het podium klimt en het toneelspel verstoort, geeft Romy expliciet aan dat Stijn niet mee mag doen.

Fragment (4) 20-09-10 (I)

Deelnemers: Romy (4;6) en Stijn (5;1)

1 Stijn  1 ((klimt het podium op))

2 Romy: ((loopt met haar handen in haar zij naar Stijn))

3  2 STIJN (.) jij doet niet mee. Stijn doet niet mee anders vind ik het niet leuk 4 Stijn! ((kijkt ondertussen naar de leider die net wegloopt))

5 Stijn:  3 ((trekt aan een koord dat aan het plafond hangt en reageert niet op wat

6 Romy zegt))

De actie van Stijn is de eerste offense die wordt afgewezen door Romy. Zij produceert een stelling met betrekking tot het gedrag van Stijn. Door nadruk te leggen op Stijn maakt Romy haar uiting nadrukkelijker. Romy claimt hier het gebruikersrecht van het spelen op het podium. Ze baseert deze claim op het feit dat ze het anders niet leuk vindt. Ze noemt verder geen duidelijke argumenten om Stijn te overtuigen. Ook tracht Romy in r. 4 nog non-verbaal een autoriteit in te schakelen om haar te helpen om de eigen positie te versterken. De directief van Romy impliceert een geprefereerde respons in de vorm van een handeling, namelijk het verlaten van het podium. Echter, Stijn wijst – door niet verbaal te reageren op

45

Romy en door zich gedragsmatig alsnog met het spel te bemoeien – de directief van Romy af. Hij realiseert hiermee een niet-geprefereerd vervolg en deze tweede offense vormt de aanzet tot het conflict. Het conflict vervolgt zich in fragment 25, waarbij door middel van een “dominante derde partij-interventie” wordt gezocht naar een beëindiging van het conflict.

De claim-afwijzing sequenties volgen allen deze structuur: Claim-afwijzing sequenties

1 Eerste offense schenden van een eerdere afspraak/ongevraagd betreden van de ruimte van een ander

2 Challenge claim (met betrekking tot het gebruikersrecht) 3 - Accounting

- Tweede offense

verantwoording door middel van een argument

alsnog betreden van de ruimte van een ander

Fragment 3 is een conflict tussen kinderen van verschillende leeftijden. Kiki, de jongste van 4;8 jaar, is niet in staat om een reden te geven voor haar claim. Sam en Freek geven wel argumenten voor hun afwijzingen. Zij blijven uiteindelijk op hun schommel zitten, omdat ze niet overtuigd zijn door de claim van Kiki. In fragment 4 zijn twee kinderen van dezelfde leeftijd met elkaar in conflict. Behalve het feit dat Romy aangeeft dat Stijn niet mee mag doen, omdat ze het anders niet leuk vindt, geeft ze geen argumentatie die voldoende is voor Stijn om te stoppen met het bemoeien van het toneelstukje. Doordat hij niet overtuigd is, blijft hij dus doorgaan met het inbreken van het spel. In deze fragmenten zien we dat deze jonge kinderen hun afwijzingen niet rechtvaardigen, terwijl oudere kinderen wel taalgebruikspraktijken tot hun beschikking hebben om een afwijzing te rechtvaardigen.

46

Ook een verzoek-afwijzing sequentie is vaak start van een conflict. In fragment 5 gaat het om een verzoek om mee te mogen spelen met een object waar Freek momenteel mee speelt.

Fragment (5) 23-4-2010 (1_2: 23.10)

Deelnemers: Kiki (4;8) en Freek (6;2).

5 Kiki: mag [ik nu daar op? 6 Freek: [oeh auw

7  1 ((Freek is van zijn schommel gesprongen, Kiki loopt naar de schommel

8 waar Freek op zat en gaat erop zitten))

9 Freek:  2 nee:: nee:: Kiki ik ga het zeggeh 10 (1.6)

11 Kiki: ((gaat van de schommel af en loopt naar haar eigen schommel))

12 Freek:  3 ik zeg het hoor

Kiki doet een verzoek in de vorm van een vraag om toestemming. Ze vraagt namelijk of zij op de schommel van Freek mag. De reactie van Freek in r. 6 is een niet-geprefereerde voortzetting na een verzoek, omdat hij deze in eerste instantie negeert of niet hoort. Freek is druk bezig met zijn eigen spel: Hij draait rondjes op zijn schommel en in het kader van het eigen spel zegt hij oeh auw. Echter, Kiki verwacht een instemming na haar verzoek en doordat dit uitblijft wordt dit door Kiki beschouwd als noticeably absent. Kiki gaat dan – zonder nogmaals te vragen – op de schommel van Freek zitten en deze actie geldt als eerste offense, waar het verbale verzoek aan vooraf gaat. Freek wijst dit vervolgens af door twee simpele negatieven te gebruiken (nee nee). Hij maakt zijn antwoord krachtiger door te dreigen aangifte te zullen doen bij de leiding (zie ook fragment 20). Kiki gaat van de schommel af, en dit lijkt een geprefereerde respons. Toch ziet Freek dit niet zo, omdat hij zijn uiting van r. 9 herhaalt en hiermee de vorige uiting versterkt, waardoor dit als start van het conflict kan worden beschouwd. Waarschijnlijk ziet hij niet op tijd dat Kiki zijn impliciete verzoek accepteert en van de schommel gaat.

47

Ook in fragment 6 is een verzoek-afwijzing sequentie te zien. Echter, in dit geval gaat het om een verzoek met een verwijtend karakter, omdat er wordt gerefereerd naar een eerder gemaakte afspraak.

Fragment (6) 23-4-10 (1_2: 09:40)

Deelnemers: Sam (5;7), Kiki (4;8) en Freek (6;2) 49 Kiki:  2 mag ik nou Sam? 50 Sam:  3 nee

51 Kiki: Freek mag ik nou?

Zoals in fragment 3 al te zien was, heeft Kiki eerder een afspraak gemaakt met Laura om op de schommel te gaan zodra zij er af zou gaan. Echter, Freek heeft haar plaats ingenomen. Kiki doet dan een verzoek in de vorm van een vraag, maar refereert niet aan de afspraak die ze met Laura heeft gemaakt. Het gaat om een gerichte vraag aan Sam en die wordt onmiddellijk door hem beantwoord met een simpele afwijzing (nee). Daarna herhaalt Kiki het verzoek, maar dit keer gericht aan Freek (Freek). Door het verzoek te herhalen, zet Kiki de escalatie als het ware in gang. Ze neemt geen genoegen met de simpele afwijzing van Sam. Het vervolg van het conflict is te zien in fragment 19, waar Kiki haar verzoeken meerdere malen herhaalt.

In beide gevallen worden de verzoeken in vragende vorm geuit en gaat het om het verkrijgen van toegang tot speelmateriaal, een schommel. In fragment 5 wordt het verzoek in eerste instantie genegeerd. Als Kiki dan op de schommel gaat zitten, wordt dit afgewezen door het dreigement aangifte te zullen doen bij een leidster. Daarentegen wordt het verzoek in fragment 6 onmiddellijk afgewezen door een simpele nee. Voor de verzoek-afwijzing sequentie zijn daarom twee patronen vast te stellen:

48

Verzoek-afwijzing sequenties

Eerste patroon Tweede patroon

1 Eerste offense betreden van het speelmateriaal van een ander (met voorafgaand een verzoek)

schenden van een eerdere afspraak

2 Challenge dreigement (met voorafgaand een afwijzing door middel van simpele negatieven)

verzoek

3 Tweede offense herhaling van het dreigement afwijzing door middel van een simpele negatief

Bovenstaande fragmenten zijn voorbeelden van conflicten waarin kinderen van verschillende leeftijden met elkaar in conflict zijn. Ondanks dat Freek 6;2 jaar oud is, wijst hij de handeling van Kiki af door het dreigementen aangifte te doen bij een autoriteit. De iets jongere Sam is in fragment 6 wijst dit verzoek af door een simpele negatief, zonder daarvoor een argument te geven.

Zowel bevelen, claims als verzoeken kunnen dus fungeren als start van een peerconflict. Bevelen ontstaan veelal vanuit het niets, bijvoorbeeld als kinderen aan het hangen of aan het tekenen zijn. Dit zijn activiteiten waar niet per se interactie voor vereist is. Daarentegen worden de claims en verzoeken wel geuit in interactiesituaties. Het gaat hierbij om het vaststellen van fout gedrag – in de ogen van de challenger - zoals het plaatsnemen op een schommel terwijl het een ander beloofd was en het inbreken in een toneelstukje. Bij directieven als start wordt er vaak impliciet gerefereerd aan het gebruikersrecht. Doordat dit niet wordt geëxpliciteerd, lukt het daarom veelal niet om de gesprekspartner tot (ander) gedrag te bewegen.

49

In onderstaand figuur zien we de verschillende vormen van directief-afwijzing sequenties die twee structuren volgen:

Directief-afwijzing sequenties

Eerste patroon Tweede patroon

1 Eerste offense schenden van een eerdere afspraak/(ongevraagd)

betreden van de ruimte van een ander

2 Challenge directief directief/dreigement 3 - Tweede offense

- Account

afwijzing van de directief door middel van:

- simpele negatief

afwijzing van de directief door middel van:

- simpele negatief

- alsnog betreden van de ruimte van een ander

- herhalen van het dreigement

verantwoording door middel van argument

Te zien is dus dat een eerste offense vaak het schenden van een eerdere afspraak of het (ongevraagd) betreden van de ruimte van een ander, is. Deze offense wordt dan aangekaart in een challenge door middel van een directief of een dreigement. Ook kan een challenge ontstaan zonder dat daar iets aan vooraf is gegaan. Zo beveelt Kiki Matthijs vanuit het niets dat hij op een bepaalde plek moet gaan zitten. De afwijzingen van de directieven zijn dan de tweede offenses waarbij vaak een simpele negatief wordt geuit die soms wordt gevolgd door een tegenbewering of argument. In andere gevallen wordt de directief genegeerd.

50

In document nee Maarten (.) die had ik! (pagina 46-56)