• No results found

DISCUSSIE

In document nee Maarten (.) die had ik! (pagina 96-114)

5. CONCLUSIE & DISCUSSIE

5.2 DISCUSSIE

Na het tonen van de resultaten van de analyses, is het interessant om te kijken wat het onderzoek heeft opgeleverd in relatie tot de literatuur betreffende peerconflicten. Ook zullen in deze paragraaf aanbevelingen gedaan worden voor vervolgonderzoek.

91

De analyses die in het kader van dit onderzoek zijn uitgevoerd hebben ervoor gezorgd dat er inzicht is verkregen in welke strategieën kinderen gebruiken tijdens peerconflicten (op een buitenschoolse opvang). Alle uitingen en non-verbale handelingen van kinderen tijdens een dergelijk peerconflict zijn beschreven op basis van hun sequentiële positie. Vervolgens zijn de verschillende fasen in een peerconflict van elkaar gescheiden en is er per fase bekeken welke patronen zichtbaar zijn tijdens peerconflicten. Zoals reeds aangegeven, is er veel onderzoek gedaan naar peerconflicten in de thuissituatie, op school of op de kinderopvang (Goodwin, 1983; Maynard, 1985a; Phinney, 1986; Van Krimpen-Bijlefeld, 1993; Ely, Gleason, MacGibbon & Zaretsky, 2001; Goodwin, Goodwin & Yaeger-Dror, 2002; Doornenbal & Singer, 2006; Deunk, 2009; Church, 2009). Dit onderzoek heeft de praktijken in kaart gebracht die veelal voorkomen in de diverse fasen van een peerconflict op een bso, waarin een heterogene groep kinderen – qua leeftijd en achtergrond – aanwezig is. Een bso verschilt in dat opzicht aanzienlijk van een school, aangezien kinderen op de bso hun vrije tijd doorbrengen en zich ook minder aan specifieke opdrachten hoeven te houden. Doordat kinderen zich dus vrij kunnen bewegen op een bso, kan het natuurlijke gedrag van kinderen onderzocht en geanalyseerd worden. Uit de onderzoeksdata blijkt dat deze heterogene groep kinderen op andere wijzen met elkaar in conflict zijn dan op een school of in een thuissituatie.

Tegelijkertijd is het ook voor leidsters interessant om te kijken op welke manier zij kunnen bijdragen aan conflictoplossingen. In plaats van het conflict onmiddellijk zelf op te lossen, blijken zij het principe guided participation in sommige gevallen te hanteren, waarbij zij samen met kinderen op zoek gaan naar een beëindiging. Dit leidt uiteindelijk tot consensus. In de praktijk blijkt toch dat leidsters conflicten veelal zo snel mogelijk trachten op te lossen,

92

zodat de orde en rust op de bso worden gehandhaafd. Deze interventies kunnen wel worden beschouwd als een conflictbeëindiging, maar vaak gaat het echter om een tijdelijke oplossing. Zodra de leidsters uit het zicht zijn verdwenen, vervolgen kinderen het conflict. Als de leidster samen met de kinderen op zoek gaat naar een oplossing, blijkt juist dat kinderen door middel van communiceren tot een vreedzaam einde van het conflict komen.

Naast de door Benoit en O’Keefe (1982) al beschreven sequenties die voorkomen in peerconflicten bij jonge kinderen, zijn er ook andere vormen van sequenties naar voren gekomen in dit onderzoek. Het gaat hierbij om directief-afwijzing sequenties, zoals de bevel-afwijzing, verzoek-afwijzing en claim-afwijzing sequenties. In deze sequenties zien we veel directe afwijzingen en directe vormen van kritiek op elkaars gedrag. Uit mijn onderzoeksdata blijkt dat oudere kinderen in veel mindere mate gebruik maken van directief-afwijzing sequenties. Daarnaast gaan zij anders met afwijzingen om, door hiervoor duidelijke redenen te geven.

Ook het inbreken in een participatieframe is eerder uitgelicht in diverse onderzoeken (Church, 2009; Deunk, 2009), maar het is nooit besproken op een bso. Juist op een bso is te zien dat het inbreken vaak voorkomt, omdat de samenstelling van een groep heel wisselend is. Zo moeten kinderen tussen vier en acht jaar met elkaar in één ruimte spelen, terwijl de ontwikkeling van kennis en vaardigheden in een dergelijke groep wezenlijk van elkaar verschilt. Zo wordt ook hier duidelijk dat oudere kinderen het niet kunnen waarderen dat als hun spel wordt verstoord door jongere kinderen, net als eerder door Gilsing besproken (2007). Vaak trachten oudere kinderen de jongere kinderen zo snel mogelijk buiten te

93

sluiten uit het participatieframe, door korte afwijzingen te uiten, de tactiek van negeren in te zetten of door fysiek geweld te gebruiken.

Kinderen verwijzen vaak naar regels als ze het gedrag van anderen afkeuren. Als gekeken wordt naar het fasemodel van moraliteit van Piaget (1932) blijken vooral kinderen tussen zes en tien jaar de regels erg serieus te nemen. Opmerkelijk is dat uit mijn data juist blijkt dat het de jongere kinderen zijn die verwijzen naar de regels en de oudere kinderen juist niet. Dit kan verklaard worden door het feit dat oudere kinderen betere argumenten aan kunnen dragen om de ander te overtuigen, terwijl het voor jongere kinderen makkelijker is om te verwijzen naar de expliciete regel en hier verder geen reden voor hoeven te geven.

Rourke, Wozniak en Wright Cassidy (1999) stellen dat conflicten over bezit het meeste voorkomen bij kinderen, gevolgd door conflicten over andermans acties en/of handelingen. Ook in dit onderzoek blijkt dat conflicten over het bezitten van een speelgoedauto of het gebruikersrecht van een schommel vaak voorkomen. Vaker betreft het kritiek over andermans acties of handelingen, zoals het tekengedrag, het buiten uitdoen van schoenen, het laten van een windje of het inbreken in een spelletje.

Uit mijn onderzoeksdata blijkt vooral dat kinderen zich dikwijls terugtrekken na een dreigement. Volgens Vuchinich (1990) is dit een veelvoorkomende manier van conflictbeëindiging, naast het zich afzijdig houden. Dit komt in deze onderzoeksdata echter weinig voor. Vaker was er sprake van een “dominante derde partij-interventie”, waar ofwel door een kind om wordt gevraagd of deze door de leidster zelf wordt geïnitieerd. De kinderen die zelf om hulp vragen, proberen hiermee hun eigen positie te versterken, zoals

94

Maynard (1985a) ook al heeft vastgesteld. Soms bewerkstelligt een interventie van een leidster onmiddellijk een beëindiging, maar vaker kan dit worden beschouwd als een tijdelijke oplossingstrategie in plaats van een vermijdingsstrategie, die eerder door Newman, Murray en Lussier is vastgesteld (2001). Het conflict is tijdelijk opgelost, en vervolgt zich pas weer zodra de leidsters uit het directe zicht zijn verdwenen. Dit komt overeen met het onderzoek van Verbeek, Hartup en Andrew Collins (2000) waaruit blijkt dat slechts in 8% van de gevallen kinderen ophouden met het conflict nadat een leidster ze vertelt om vrede te sluiten, terwijl 35% ophoudt als ze het conflict zelf uitvechten.

Het verschil tussen het aantal of soort conflicten als er binnen of buiten wordt gespeeld, is niet erg groot. Er is dan ook maar op één dag buiten gefilmd en ook hier ontstonden ruzies, zoals over het gebruikersrecht van de schommel. Feldman (2005) geeft aan dat kinderen die naast elkaar spelen zonder dat er per se sprake moet zijn van interactie, minder met elkaar in conflict zijn dan kinderen die spelen waarbij interactie wel vereist is. Echter, dit komt maar in zekere mate in de onderzoeksdata voor. Tijdens het tekenen of schommelen worden er algemene challenges, bevelen en klachten geuit die leiden tot een peerconflict, terwijl hier niet per se interactie voor vereist is. Daarnaast komen er ook veel conflicten voor bij activiteiten waarbij interactie wel vereist is, zoals bij het gezamenlijke tekenen op een tekening en het doen van een toneelstukje.

Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de ontwikkeling van de kinderen wat betreft de strategieën die zij hanteren tijdens een conflict. Zo zouden er bijvoorbeeld elk half jaar opnames gemaakt kunnen worden van dezelfde kinderen, waardoor inzicht kan worden

95

verkregen in de ontwikkeling van deze kinderen en daarbij horende ontwikkeling in peerconflicten.

96 LITERATUUR

Atkinson, J.M. & Heritage, J., (1984). Structures of social action: Studies in conversation analysis. Cambridge: Cambridge University Press.

Aukrust, V.G. (2004). Explanatory discourse in young second language learners’ peer play. Discourse studies, 6:3, 393-412.

Benoit, P.J. & O’Keefe, B.J.(1982). Children’s arguments. In: Cox, J.R. & Willard, C.H., Advances in Argumentation Theory and Research. Carbondale: Southern Illinois University Press.

Benoit, P.J. (1983). Aggravated and mitigated opening utterances. Argumentation, 4, 171-183.

Berenst, J. (1994). Relationeel taalgebruik: conversationele strategieën in interpersonele en interculturele communicatie. http://irs.ub.rug.nl/ppn/12383726X. Amsterdam: Thesis Publishers.

Berenst, J. (1998). Taal leren gebruiken: over de ontwikkeling van pragmatische vaardigheden. In: Harpman, A. e.a. (red.), Praten, denken, doen. Taal- en denkstimulering van 0-6 jarigen (pp. 123-146). Alphen a/d Rijn: Samson.

97

Berenst, J. & Mazeland, H. (2000). Moraliteit in kleuterconversaties. In: Neutelings, R. et al. (red.), Over de grenzen van de taalbeheersing. Onderzoek naar taal, tekst en communicatie (pp. 107-18). Den Haag: Sdu Uitgevers.

Bergmann, J.R. (1998). Introduction: Morality in discourse. Research on language & social interaction, 31:3, 279-294.

Blum-Kulka, S., Snow, C.E. (2004). Introduction: The potential of peer talk. Discourse studies, 6:3, 291-306.

Boggs, S. T. (1978). The development of verbal disputing in part-Hawaiian children. Language in Society, 7, 325-344.

Brenneis, D. & Lein, L. (1977). ‘You fruithead’: A sociolinguistic approach to children’s dispute settlement. In: Ervin-Tripp, S. & Mitchell-Kernan, C. (eds), Child discourse (pp. 49-65). New York: Academic Press.

Brenneis, D. & Lein, L. (1978). Children's disputes in three speech communities. Language in society, 7, 299-323.

Carpendale, J.I. M. (2000). Kohlberg and Piaget on stages and moral reasoning. Developmental Review, 20, 181-205.

98

Church, A. (2009). Preference organisation and peer disputes: How young children resolve conflict. Aldershot: Ashgate.

Dale Uitgevers, van (2012). 20/09/2011 http://www.vandale.nl/

Damon, W. (1983). Social and personality development: infancy through adolescence. New York: W. W. Norton

Damon, W. (1988). The moral child: nurturing children’s natural moral growth. New York: Free Press.

Damon, W., & Hart, D. (1988). Self-understanding in Childhood and Adolescence. New York: Cambridge University Press.

Danby, S. & Baker, C. (1998). What’s the problem? Restoring social order in the preschool classroom. In: Hutchby, I. & Moran-Ellis, J., Children and social competence: arenas of interaction (pp. 157-186). London, Falmer.

Davies, B. (1982) Life in the Classroom and Playground: The Accounts of Primary School Children. London: Routledge and Kegan Paul.

Dawe, H.C. (1934). An analysis of two hundred quarrels of preschool children. Child development, 5, 139-157.

99

Dennett, D.C. (1987). The intentional stance. Cambridge MA: Bradford Books/MIT Press.

Deunk, M. (2009). Discourse Practices in Preschool. Young Children’s Participation in Everyday Classroom Activities. Dissertation: University of Groningen.

DeVries, R., Reese Leonard, H. & Morgan, P. (1991). Sociomoral development in direct-instruction, eclectic, and constructivist kindergartens: A study of children’s enacted interpersonal understanding. Early childhood research quarterly, 6:4, 472-517.

Ditchburn, S. (1988). Conflict management in young children's play. International Journal of Early Childhood, 20, 62-70.

Doornenbal, J. & Singer, E. (2006). Learning morality in peer conflict: A study of schoolchildren's narratives about being betrayed by a friend. Childhood, 13:2, 225-245.

Dreu, C. de (1999). Conflicten en conflicthantering. In: Karstens, S., Conflicten en mediation in schoolorganisaties (pp. 9-25). Alphen a/d Rijn: Kluwer.

Dunn, J., & Munn, P. (1987). Development of justification in disputes with mother and siblings. Developmental psychology, 23, 791-798.

Eisenberg, A.R. & Garvey, C. (1981). Children’s use of verbal strategies in resolving conflicts. Discourse processes, 4, 149-170.

100

Ely, R., Gleason, B., MacGibbon, A. & Zaretsky, E. (2001). Attention to language: Lessons learned at the dinner table. Social development, 10:3, 355-373.

Enfield, N.J., & Levinson, S.C. (eds.) (2006). Roots of human sociality: Culture, cognition and interaction. Oxford: Berg.

Evaldsson, A. (2007). Accounting for friendship: Moral ordering and category membership in preadolescent girls' relational talk'. Research on Language & Social Interaction, 40: 4, 377-404.

Faber, A. & Mazlish, E. (2007). How2talk2kids: Effectief communiceren met kinderen. Bilthoven: SU De ronde tafel.

Feldman, R.S. (2005). Ontwikkelingspsychologie. Pearson Education Benelux.

Freud, S. (1923). Das Ich und das Es (Gesammelte Werke XIII). Londen: Imago.

Genishi, C. & Paolo, M. di (1982). Learning through argument in a preschool. In: Wilkinson, L.C. (eds.), Communicating in the classroom (pp. 49-69). New York: Academic Press.

Gilsing, R. (2007). Liefst zoals thuis: ouders en kinderen over buitenschoolse opvang. Den Haag: SCP.

101

Goffman, E. (1971). Relations in public: microstudies of the public order. New York: Basic Books.

Goodwin, M.H. (1982). Processes of dispute management among urban black children. American ethnologist, 9, 76-96.

Goodwin, M.H. (1983). Aggravated correction and disagreement in children’s conversations. Journal of pragmatics, 7, 657-677.

Goodwin, M. H. (1990). He-said-she-said: Talk as social organization among black children. Bloomington: Indiana University Press.

Goodwin, M.H. (2002). Exclusion in girls’ peer groups: Ethnographic analysis of language practices on the playground. Human development, 45, 392-415.

Goodwin, M.H., Goodwin, C. & Yaeger-Dror, M. (2002). Multi-modality in girls’ game disputes. Journal of pragmatics, 34, 1621-1649.

Gopnik, A. (1990). Developing the idea of intentionality: Children's theories of mind. The Canadian Journal of Philosophy, 20:1, 89-114.

Griswold, O. (2007). Achieving authority: Discursive practices in Russian Girls’ pretend play. Research on language & social interaction, 40:4, 291-319.

102

Haan, D. de, Singer, E. (2003). ‘Use your words’. A sociocultural approach to the teacher’s role in the transition from physical to verbal strategies of resolving peer conflicts among toddlers. Journal of early childhood research, 1:1, 95-109.

Haan, D. de, Bekkema, N. & Singer, E. (2006). Conflictmanagement van kinderen en leidsters in multi-etnische kindercentra. In: Koole, T., Nortier, T. & Tahitu, B., Socio-linguistische conferentie. Delft: Uitgeverij Eburon.

Hartup, W.W., Laursen, B., Steward, M.I., & Eastenson, A. (1988). Conflict and the friendship relations of young children. Child Development, 59, 1590-1600.

Hartup, W.W., & Laursen, B. (1993). Conflict and context in peer relations. In: Hart, C.H. (eds.), Children on playgrounds: Research perspectives and applications (pp. 44– 84). Albany: State University of New York Press.

Have, P. ten (1997). Een basisprocedure voor conversatie-analytisch onderzoek. In: Meeuwesen, L. & Houtkoop-Steenstra, H. (eds), Sociale interactie in Nederland (pp. 15-42). Utrecht: ISOR.

Heath, C. (1997). The analysis of activities in face to face interaction using video. In: Silverman, D. (eds), Qualitative research: Theory, method and practice (pp. 183-200). Londen: Sage.

103

Houtkoop, H & Koole, T. (2000). Taal in actie: hoe mensen communiceren met taal. Bussum: Coutinho.

Huguenin, P. (2004). Conflicthantering en onderhandelen. Effectief handelen bij conflicten en tegenstellingen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Hutchby, I. & Moran-Elllis, J. (eds.) (2005) Children and social competence: Arenas of action. Londen: The Falmer Press.

Katz, J.R. (2004). Building peer relationships in talk: Toddlers’ peer conversations in childcare. Discourse Studies, 6, 329-345.

Kohlberg, L. (1981). Essays on moral development, Vol. 1: The philosophy of moral development. San Francisco: Harper & Row.

Kohlberg, L. (1984). Essays on moral development, Vol. 2: The psychology of moral development. San Francisco: Harper & Row.

Koops, W. & Werff, J.J. van der (1988). Overzicht van de empirische ontwikkkelingspsychologie 2. De ontwikkeling van functies en cognitie. Groningen: Wolters-Noordhoff.

104

Krimpen-Bijlefeld, F. van (1993). Bonje in de bouwhoek: Ruziegesprekken van kleuters. Een onderzoek naar ruziegesprekken van 4- en 5-jarige kleuters. Doct.Scr.RuG. Groningen.

Laursen, B. (ed.) (1993). Close friendships in adolescence. New Directions for Child Development, 60. San Francisco: Jossey-Bass.

Laursen, B., Hartup, W.W., & Koplas, A.L. (1996). Towards understanding peer conflict. Merrill-Palmer Quarterly, 42, 76-102.

MacIntyre, A. (1984). After virtue: A study in moral theory. Parijs: University of Notre Dame Press.

Maynard, D.W. (1985a). How children start arguments. Language of Society, 14:1, 1-29.

Maynard, D.W. (1985b). On the functions of social conflict among children. American Sociological Review, 50, 207–223.

Mazeland, H. (2003). Inleiding in de conversatie-analyse. Bussum: Coutinho.

105

Miltenburg, R. & Singer, E. (2000). A concept becomes a passion. Moral commitments and the affective development of the survivors of child abuse. Theory and psychology, 10:4, 503-526.

Mussen, P.H., Conger, J.J. & Kagan, J. (1980). Essentials of child development and personality. New York: Harper & Row Publishers.

Newman, R. S., Murray, B., & Lussier, C. (2001). Confrontation with aggressive peers at school: Students' reluctance to seek help from the teacher. Journal of Educational Psychology, 93, 398-410.

Ochs, E. & Kremer-Sadlik, T. (2007). Introduction: morality as family practice. Discourse & Society, 18:1, 5-10.

Owen, M. (1983). Apologies and remedial interchanges: a study of language use in social interaction. Berlin, New York & Amsterdam: Mouton.

Perlman, M., & Ross, H. S. (1997). The benefits of parental intervention in children’s disputes: An examination of concurrent changes in children’s fighting styles. Child Development, 64, 690 - 700.

Phinney, J. S. (1986). The structure of 5-year-olds' verbal quarrels with peers and siblings. The Journal of Genetic Psychology, 147, 47-60.

106

Piaget, J. (1932). The moral judgement of the child. London: Routledge & Kegan Paul.

Ramautar, D. & Rasker, B. (2010). Persoonlijke opvattingen en ervaringen van kinderen over de buitenschoolse opvang. Scriptie Academie voor Sociale Studies: Hanzehogeschool Groningen.

Rogoff, B. (1990). Apprenticeship in thinking, cognitive development in social context. New York: Oxford University Press.

Rourke, M.T., Wozniak, R.H., Wright Cassidy, K. (1999). The social sensitivity of preschoolers in peer conflicts: Do children act differently with different peers? Early education & development, 10:2, 210-227.

Schaaf, N. van der (2010a). Sociale ontwikkeling en taalgebruikspraktijken van 4- en 5-jarigen in de buitenschoolse opvang, een veldverkenning (ms). Groningen: Lectoraat IJB/RuG.

Schaaf, N. van der (2010b). Communicatieve situaties in de buitenschoolse opvang, een onderzoeksplan. Groningen: Lectoraat IJB/RuG.

Shantz, C. U. (1987). Conflicts between children. Child development, 58, 283-305.

Shantz, C.U., & Shantz, D.W. (1985). Conflict between children: Social-cognitive and

sociometric correlates. In: Berkowitz, M.W. (ed.), Peer conflict and psychological growth. San Francisco: Jossey-Bass.

107

Sheldon, A. (1990). Pickle fights: Gendered talk in preschool disputes. Discourse Processes, 13, 5-31.

Shermer, M. (2004). The science of good and evil: why people cheat, gossip, care, share, and follow the golden rule. New York: Times Books.

Siddiqui, A. & Ross, H.S. (1999). How do sibling conflicts end? Early Education & Development, 10:3, 315-332.

Sigelman, C.K. & Rider, E.A. (2003). Life-Span, Human Development (4th edition). Belmont: Wadsworth/Thomson Learning.

Thorne, B. (1993). Gender play: Girls and boys in school. New Brunswick, NJ: Rutgers University Press.

Verbeek, P, Hartup, W.W. & Andrew Collins, W. (2000). Conflict management in children and adolscents. In: Aureli, F. & De Waal, F.B.M. Natural conflict resolution (pp. 34-53). Berkeley & Los Angeles: University of California Press.

Vuchinich, S. (1990). The sequential organization of closing in verbal family conflict. In: Grimshaw, A.D. (eds.), Conflict Talk. Sociolinguistic investigations of arguments in conversations (pp. 118-138). Cambridge: Cambridge University Press.

108

In document nee Maarten (.) die had ik! (pagina 96-114)