• No results found

DEEL 2: EVENEMENTENTERREINEN: EEN SPECIFIEKE PROBLEMATIEK?

10. Regulering ruimtelijke effecten middels planregels

10.1 Jurisprudentieoverzicht inzake evenementen

10.1.5 Vervolg (2)

Weer een half jaar later is een bestemmingsplan aan de orde waarin wel regels waren gesteld met betrekking tot het aantal evenementen per jaar, en de totale duur ervan.148 In dit plan is echter ook een maximale geluidbelasting voor geluidgevoelige gebouwen in de dag-, avond en nachtperiode opgenomen. Omdat het op grond van de planregels niet is toegestaan dat evenementen plaatsvinden die niet voldoen aan de in de regels opgenomen geluidnormen, heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat appellant niet bevreesd hoeft te zijn voor onaanvaardbare geluidhinder als gevolg van evenementen in het plangebied. Hiermee zijn ook milieukwaliteitsnormen in de vorm van geluidsnormering aanvaard.149

6 juni 2014

Het aanvaarden van een dergelijke normering in een planregeling is nog iets anders dan het voorschrijven ervan. Dat laatste gebeurt medio 2014 in een uitspraak op een verzoek om een voorlopige voorziening.150 De voorzitter herhaalt hetgeen hiervoor als vaste lijn is aangegeven. Voor het eerst wordt een tweetal aspecten aangegeven met welk doel in het kader van de aanvaardbaarheid vanwege het woon- en leefklimaat onderzoek en regelstelling dient plaats te vinden. De raad heeft namelijk naar het oordeel van de voorzitter niet inzichtelijk gemaakt dat een beoordeling heeft plaatsgevonden van de te verwachten geluidbelasting en de

148 ABRvS 18 juli 2012, zaaknr. 201011201/1/R4.

149 Zie hierover meer uitgebreid paragraaf 3.3 en hoofdstuk 5. 150

70

te verwachten parkeer- en verkeersdruk ten gevolge van de toegestane evenementen. Bovendien geeft de voorzitter aan dat ook dit onderzoek dient plaats te vinden op basis van de maximale mogelijkheden van het plan.

Hiermee heeft de Afdeling de volgende stap gezet. Want om de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt op het aspect geluidhinder vanwege evenementen te kunnen beoordelen, zullen ook geluidsnormen in het plan moeten worden opgenomen. Zonder normering immers zijn de maximale mogelijkheden voor wat betreft de geluidsbelasting, niet te beoordelen.151 In zijn einduitspraak ziet de Afdeling geen aanleiding tot een ander oordeel te komen.152

5 augustus 2015

Ook in het geval van Amsterdam RAI stelt de Afdeling dat door het achterwege laten van akoestisch onderzoek niet inzichtelijk is gemaakt of het houden van muziekevenementen ruimtelijk aanvaardbaar is zonder het daartoe opnemen van regels in het plan.153 In dit geval waren er echter in de geldende milieuvergunning wel reeds geluidsnormen opgenomen. Weliswaar kon daarvan maximaal vier keer per jaar ontheffing worden verkregen, maar daarmee was ook het aantal afwijkingen (en overlast gevende situaties) genormeerd.

De Afdeling lijkt deze normering in het kader van de milieuvergunning voor de besluitvorming over het bestemmingsplan niet relevant te vinden. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt of het houden van muziekevenementen en festivals ruimtelijk aanvaardbaar is zonder het daartoe opnemen van regels in het plan. Als nieuw aspect overweegt de Afdeling daarbij dat van belang is dat aan de verleende milieuvergunning geen planologische rechten kunnen worden ontleend. Verder herhaalt de Afdeling dat in het kader van het bestemmingsplan, anders dan bij de toepassing van de Wet milieubeheer een beoordeling nodig is op basis van de maximale mogelijkheden die het plan biedt, en dat bij een aanvraag om een milieuvergunning niet alle gevolgen die ruimtelijk relevant zijn kunnen worden betrokken. Dat de verleende milieuvergunning reeds voorschriften bevat om de muziekevenementen en festivals te reguleren, kan aldus de Afdeling zonder nadere afweging dan ook geen reden zijn om een planologische regeling ten aanzien van de muziekevenementen en festivals in het bestemmingsplan achterwege te laten.

151 zie ook de hiervoor besproken uitspraak van 29 februari 2012, zaaknr. 201002029/1/T1/R2 (Walibi

Flevoland).

152 ABRvS 26 november 2014, zaaknr. 201400839/1/R3 (Kermis Son en Breugel). 153

71

Dat het beroep van de gemeenteraad op de vigerende milieuvergunning faalt, verbaast niet, aldus Kortmann.154 Hij wijst er daarbij op dat de Afdeling al meermalen had geoordeeld dat in het kader van de milieuregelgeving niet alle ruimtelijk relevante aspecten gereguleerd kunnen worden, zoals bij geluidsoverlast in tuinen155 en in geval van parkeer- en verkeershinder,156 aspecten die niet via milieuwetgeving kunnen worden gereguleerd, maar die wel het woon- en leefklimaat kunnen beïnvloeden. Waar Kortmann echter aan voorbij gaat, is dat geluidhinder vanwege evenementen middels het milieuspoor nu juist wel een te reguleren aspect is. En in het geval van Amsterdam RAI was er sprake van een vergunningplichtige inrichting, waarbij het geluidsaspect ook reeds was gereguleerd. Waar inderdaad de Afdeling eerder had aangegeven dat een beoordeling in het kader van het bestemmingsplan nodig is, omdat niet alle gevolgen die ruimtelijk relevant zijn, in de beoordeling van een aanvraag om milieuvergunning kunnen worden betrokken,157 lijkt er sprake te zijn van een verdere aanscherping. Want aan die beoordeling koppelt de Afdeling een noodzaak tot regelstelling. Het lijkt erop dat geconcludeerd moet worden dat met betrekking tot alle gevolgen die ruimtelijk relevant zijn in het bestemmingsplan regels moeten worden gesteld voor zover die met het oog op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat noodzakelijk zijn, ook indien die gevolgen in de beoordeling van een aanvraag om milieuvergunning kunnen worden betrokken. In hoeverre dit leidt tot samenvallende regelingen bespreek ik in hoofdstuk 11.