• No results found

4 I NTERVIEWS MET SCHOOLPROFESSIONALS

4.3 DE GEÏNTERVIEWDE SCHOOLPROFESSIONALS

4.4.1 Vertrouwdheid met jonge mantelzorgers

Een aantal schoolprofessionals die we spraken hebben regelmatig contact met jonge mantelzorgers op school, anderen zeggen nog nooit in aanraking gekomen te zijn met jongeren die mantelzorger zijn. Hierbij is het opmerkelijk dat alle leerlingbegeleiders en CLB-medewerkers die we spraken, jonge mantelzorgers kennen via hun dagelijks werk. Dit is in veel mindere mate het geval voor de directieleden en leerkrachten die we spraken. Dit komt tot uiting in onderstaande citaten:

“I: Komt u ooit in aanraking met zo’n leerlingen in het CLB?

Zeker ja. Heel regelmatig. Dat gebeurt heel sterk. Zowel leerlingen die zorg voor ouders moeten oppakken als leerlingen die een broer of zus hebben waar heel veel aandacht naartoe gaat.”

“(…) En ook wel dat het wel veel kinderen zijn. Dat het niet weinig is. Ik verschiet daar ook altijd van, er zijn veel kinderen die toch wel serieus iets voor hebben thuis van zorgen die ze moeten opnemen. Dat is toch wel redelijk veel in Vlaanderen. En dat is enorm verdoken. Want ik vind dat altijd grappig als ik in een klas kom en ik zie al die kinderen dan daar zitten. Heel perfect normale kinderen en als ge weet wat er dan allemaal achter steekt? Dikwijls verbaas ik me dan, van: ‘toch straf hoe goed dat die nog allemaal functioneren’. Dat vind ik dan verwonderlijk van allez, hoe is dat nu toch mogelijk? Ja, kinderen zijn sterk hé? Dat is enorm hoe veerkrachtig dat die soms zijn. Daar verbaas ik me ook vaak over.” (I35, leerlingbegeleiding)

“Nee. Ik ben er niet in aanraking mee gekomen zover dat ik weet. Momenteel geef ik wel les in BSO. In mijn klas zitten wel heel veel leerlingen die echt wel heel wat problemen hebben. En ik denk, ik ben er niet zeker van maar ik denk dat er wel tussen zitten die misschien wel

problemen hebben met hun ouders of ouders die hun geen aandacht geven of die zelf aan de drank of aan de drugs zitten. Maar eigenlijk ben ik daar niet echt van op de hoogte. Ja. Ik weet niet aan wat dat het ligt.” (I23, leraar)

De respondenten die geen of weinig jonge mantelzorgers kennen, benoemden daar verschillende redenen voor. Zo kan het zijn dat collega’s op school met een andere functie eerder op de hoogte worden gesteld.

Leerlingbegeleiders, mensen van het secretariaat of opvoeders worden bijvoorbeeld genoemd:

“Ik ben ook geen leerlingbegeleider. Ik ben pedagogisch begeleider. Dus de leerlingbegeleiders zijn daar wellicht wel van op de hoogte maar ik als pedagogisch begeleider ben daar niet altijd van op de hoogte. Of als leraar. Dus ik ben er pas van op de hoogte als de situatie zo is dat het maar best geweten is ook.” (I25, directielid)

“Toen ik op het secretariaat zat, had ik daar meer zicht over welke leerlingen dat dat waren, nu minder als leerkracht. Maar ik denk wel dat we er zo hebben. We hebben een enorm grote school en die heeft toch wel 1000 leerlingen, dus ik ben er van overtuigd dat we er sowieso hebben, maar er wordt zeer discreet mee omgesprongen. Bijvoorbeeld als je op het

secretariaat werkt als opvoeder of leerlingbegeleider, dan ben je op de hoogte. Als leerkracht als je geen lesgeeft aan die leerling, dan word je daar ook uit gehouden omwille van de privacywet.” (I29, leraar)

Een CLB-medewerker geeft ook aan dat, als bepaalde mensen in een school wél op de hoogte gesteld zijn, leerlingen of ouders er vaak de voorkeur aan geven dat het niet ruimer geweten is op school.

“En dat kan zeker ook zijn dat dat inderdaad een actieve keuze is van de leerling om dat niet te zeggen. Dat wordt soms echt gevraagd bij een inschrijving of op een zorgoverleg wordt dat in heel veel gevallen gezegd van, de ouders hebben ons dat verteld of heeft de directie dat verteld of heeft de leerlingbegeleiding dat verteld. Maar de leerling wil echt niet dat de klas dat weet.

Dat gebeurt eigenlijk heel vaak. Vooral eigenlijk van ouders naar de school toe, dat ze zeggen van, hou het maar voor u! Dat is mijn ervaring hé? Dat is misschien ook gewoon omdat het nu de laatste casus is die in mijn hoofd zit. Dus ik weet niet of ge dat moogt veralgemenen.”

(I36, CLB-medewerker)

Meer in het algemeen komt ook zeer regelmatig ter sprake dat leerlingen, of soms ook ouders, in deze situatie niet geneigd zijn hierover te spreken. De zorgsituatie komt dan voor de school vaak pas aan het licht als de leerling schoolse problemen krijgt door deze situatie en/of er voldoende vertrouwen is

opgebouwd om het te vertellen. Sommige professionals geven aan dat dit bij sommige ziektes of handicaps een prangender probleem lijkt te zijn dan bij andere, voornamelijk alcohol- en drugsmisbruik worden hierbij vernoemd.

“Ik vrees dat we niet altijd alles weten. Het is wel zo dat jongeren die in dergelijke situatie moeten opgroeien, dat die vroeg of laat wel in de problemen komen. Bijvoorbeeld door dat ze

’s avonds heel veel voor het huishouden moeten doen. Dat zij bepaalde taken en toetsen niet zo goed kunnen maken. En als dat vaak gebeurt, dan gaan er natuurlijk wel allemaal alarmbellen af. En dan ja, begint dat meestal. Dan moet ge het vertrouwen ook wel wat winnen van leerlingen want ze schamen zich ook heel erg. Bijvoorbeeld een mama die drinkt. Dat is niet gemakkelijk om daarover te praten. Maar dan als we merken dat er iets niet goed gaat, als we merken dat leerlingen enorm vermoeid zijn of als leerlingen altijd dezelfde kleren aanhebben.

Dan gaan we wel eens polsen van is alles oké met jullie? Soms spreken ze leerkrachten ook zelf aan. Leerlingen weten dat ze een klastitularis altijd mogen aanspreken. Dat is eigenlijk de eerste lijn. De ‘nullijn’ van de zorg. En dan vaak zegt de klastitularis van, zou je daar niet eens met het zorgteam over praten. En zo gaat de bal dan aan het rollen. Dus het komt vaak wel naar de oppervlakte maar ik ben er wel van overtuigd dat er leerlingen zijn bij wie dat we het niet weten.” (I34, leerlingbegeleiding)

“Want soms komen wij dat te laat te weten. Ook kinderen verstoppen dat dus. Die lopen daar ook niet altijd mee te koop. Dus die zijn daar verlegen over ook. Zeker als dat alcohol is. Niet allemaal hé? Er zijn er die dat direct vertellen. Maar ik denk dat sommigen dat ook niet leuk vinden en dat verstoppen.” (I38, CLB-medewerker)

“Een nieuwe leerling die instroomt – een zij-instromer - die in het midden van het secundair instroomt en in zo een situatie zit, zal dat misschien niet op het allereerste moment zeggen.

Maar van zodra dat je een bepaalde druk gaat voelen als leerling, ga je misschien wel je willen kenbaar maken. Dan is dat vertrouwen wel nodig.” (I30, directielid)

De interviews vonden plaats tijdens de eerste lockdown van de corona-pandemie, waarin de scholen fysiek grotendeels gesloten waren en waarin er afstandsonderwijs werd gegeven. Een aantal schoolprofessionals merkt op dat men in die omstandigheden soms een beter zicht krijgt op de thuissituatie van een aantal jongeren, waaronder ook jonge mantelzorgers.

“Als ze dat zelf niet aanhalen, komt ge dat niet te weten eigenlijk. Ik heb ook pas gemerkt nu in deze situatie (online lessen door de coronapandemie), door een BSO-leerling van het eerste jaar. Zijn er een hele reeks armeren ook talig armeren. Dus ik bel die dagelijks op en in die gesprekken kom ik nu veel meer te weten dan dat ik op school ooit heb kunnen te weten komen. Ik zie nu veel beter waar dat die kinderen in leven dan vroeger.” (I25, directielid)

“Want bijvoorbeeld nu zitten we in een situatie met de lockdown, we mogen geen nieuwe leerstof geven, nu wel eigenlijk, maar ik merk dat aan mijn live sessies, ik heb sinds 13 maart een hele hoop leerlingen niet meer gezien of gehoord. In het begin kun je je daar kwaad om maken van hoe komt dat? En dan vraag je dat aan de andere collega’s en dan hoor je: er zijn heel veel leerlingen die nu het gezin moeten verzorgen en misschien moeten gaan werken om geld binnen te brengen voor het gezin. Dan weet je dat we eigenlijk echt heel veel leerlingen hebben waar we dat eigenlijk niet van weten.” (I29, leraar)

Dit brengt ons bij de vraag of scholen het relevante informatie vinden om te weten of een leerling al dan niet jonge mantelzorger is. De respondenten antwoordden hier allemaal matig tot sterk positief op. Een aantal van hen noemen het ‘essentiële informatie’. Een aantal leerkrachten zegt ook dat zij het graag willen weten omdat zij dan beter begrijpen wat er achter bepaald gedrag schuilt en ook hun eigen gedrag daar aan kunnen aanpassen.

“Als leerkracht, als ik een leerling zou hebben die in die situatie zou zitten, als wij dat weten, dan kan ik mij daar ook aan aanpassen. Als opvoeder heb ik zoveel jaren geleden gezien wat dat allemaal teweeg kan brengen bij leerlingen, omdat je dan een keer een andere kant ziet van leerlingen. Als je lesgeeft zie je enkel het moment dat je in de klas zit en dat je de leerling voor u hebt en oefeningen maakt en toetsen maakt en het gedrag dat de leerling in de klas stelt. Vaak weet je niet wat erachter schuilt. Als opvoeder en leerlingbegeleider ben ik erachter gekomen dat elke leerling zoveel bagage heeft en dat uw leerkrachten daar soms totaal niet van op de hoogte zijn. Dus ik vind als leerkracht het echt zou helpen moesten wij dat weten en moesten wij daarin betrokken worden en dat we dan eventueel zouden kunnen helpen, want als je dat van achteren te weten komt? Dan kan je zoveel zaken plaatsen die op dat moment misschien... Je hebt op dat moment dat je een leerling sanctioneert omdat die geen taak heeft gemaakt of dat hij te laat is gekomen, had je dat kunnen plaatsen en misschien daar dan anders op reageren, had je die leerling kunnen helpen.” (I29, leraar)

“Zeker wel relevant omdat, bijvoorbeeld ik heb een leerling waarvan de ouder dit jaar de diagnose heeft gekregen van kanker. En qua het niet inleveren van taken of het niet op tijd inleveren van taken of afgeleid zijn tijdens de les of het moeilijk hebben, is dat wel belangrijk om te weten. Ge moet niet alle details weten maar ge moet wel weten dat er iets speelt.

Omdat ge dan op een andere manier gaat reageren.” (I27, leraar)

“Ja. Ik vind dat zeker belangrijk. Absoluut. Er zijn leerlingen die hun taken misschien niet volledig kunnen afwerken of die daardoor minder tijd hebben om voor de school te werken of andere psychische problemen hebben in hun hoofd en daardoor niet volledig bij de les kunnen zijn. Ja, dat zijn wel allemaal zaken waar men rekening mee moet houden ja. In de les.”

(I23, leraar)

Een heel aantal schoolprofessionals vindt het jonge-mantelzorger-zijn relevante informatie, maar zijn tegelijkertijd terughoudend. Zij benadrukken dat de regie bij de ouders of de leerling zelf ligt en dat zij deze informatie misschien niet willen delen. Een CLB-medewerker benoemt ook dat zij in de eerste plaats vraaggericht werken: pas als de leerling een ondersteuningsvraag stelt, zal het CLB een rol opnemen.

“I: Vinden jullie dat relevante informatie om mee te werken in het CLB, of niet? Is dat niet zo belangrijk?

Ik vind dat moeilijk. Dat hangt ervan af. Wij gaan altijd kijken wat dat de vraag is van de leerling. Als de vraag van de leerling is van, help mij echt rond dat leren en studeren en ik wil daar nu even op focussen als ik bij jullie ben? Of dat is mijn zorgvraag als leerling. Dan gaan we zeker eerst daarop ingaan en dan kan dat later wel mee in het traject genomen worden. Maar of daar altijd in eerste instantie rekening mee gehouden wordt? We proberen, maar we werken echt wel heel sterk vanuit de vraag van wat de leerling op dat moment nodig heeft. En als dat is het gezinscontact ondersteunen? Dan is dat zeker iets wat we meenemen. Zeker!”

(I36, CLB-medewerker)

“I: En vindt u dat relevante informatie voor een school om te hebben die

achtergrondinformatie? Dat is relevant. Misschien moeten ze voor die kinderen begrip kunnen opbrengen omdat die niet altijd kunnen presteren zoals een ander kind presteert. Maar het zijn ook zo moeilijke dingen want de kinderen hebben dat niet altijd graag dat het geweten is.”

(I35, leerlingbegeleider)

Verschillende schoolprofessionals kennen wel jongeren die zorgdragen voor een beperkt of ziek gezinslid, maar zegt dat zijzelf of de school nooit naar die leerlingen hebben gekeken als ‘mantelzorgers’.

De introductie van deze term en het concept zou helpend kunnen zijn om meer bewustzijn rond deze groep te creëren en steun te genereren.

“Ik moet eerlijk zeggen, wij gaan bijvoorbeeld nooit in een dossiers ‘mantelzorger’ schrijven.

Dat is nu eigenlijk… als ik dat nu zo bedenk zijn leerlingen dat soms hé…? Maar meestal omschrijven we dat. We gaan nooit bijvoorbeeld… een aandachtswoord dat we in het dossier kunnen zetten, dat als een leerkracht het leerlingvolgdossier opent dat het direct opvalt. Maar

‘mantelzorg’ heb ik eigenlijk nog nooit gezien moet ik zeggen. Terwijl dat ik mij nu bedenk dat het wel handig is.” (I34, leerlingbegeleider)

“Vooral omdat leerlingen ja … heel veel signalen geven of gedrag laten zien waar natuurlijk van alles aan ten onder ligt. En dat is altijd een moeilijke evenwichtsoefening. Zeker op een school als de onze voor leerkrachten. Zij willen hun les geven. Zij willen die leerlingen verder brengen maar botsen dan op een bepaald gedrag wat maakt dat het moeilijk gaat in de klas. Ja, dat is heel verschillend hoe dat leerkrachten daar mee omgaan of op reageren natuurlijk. Maar ja, op zich denk ik wel dat het goed is dat ge ook vanuit de school, vanuit het beleid ja een bepaalde naam aan die leerlingen kunt geven. Zonder te zeggen van, dat is een etiket en daarom dit of dat.” (I24, leerlingbegeleider)

De wijze waarop de school op de hoogte komt van de situatie van jonge mantelzorgers, varieert tussen scholen en ook binnen eenzelfde school is er meestal geen eenduidige manier. We vermeldden al dat scholen soms aangeven dat zij de informatie pas vrij laat krijgen, als er bijvoorbeeld al een aantal schoolse problemen zijn, of als er geen weg naast meer is. De leerling of ouders vertellen het dan soms

noodgedwongen. Of de school op de hoogte gesteld wordt is bovendien sterk afhankelijk van het

vertrouwen van de leerling: welke persoon of instantie op school vertrouwt hij of zij het meest, bij wie wil, kan en durft men zijn verhaal kwijt? Dit kan een leerkracht zijn, een klastitularis, de leerlingebegeleiding of het CLB. Als het nodig is en als de leerling zijn toestemming daarvoor geeft, kunnen zij de informatie aan elkaar doorgeven. Er zijn ook scholen die meer gericht lijken in te zetten op de leerkracht of klastitularis als vertrouwensfiguur (de zogenaamd ‘nulde lijn van de zorg’ op school), of juist op leerlingbegeleiders of zorgcoördinatoren die vertrouwenspersonen van de leerlingen zijn, en een schakel vormen van leerling naar leerkracht. Een aantal schoolprofessionals spreekt ook over een formulier dat ouders invullen bij de inschrijving. Als zij dat willen kunnen zij hierop dit soort informatie kwijt en krijgen zij eventueel een gesprek bij de leerlingbegeleiding of bij de directie.

“Eigenlijk vanuit mijn ervaring heel soms vanuit de ouders maar meestal gewoon via de leerling en meestal pas op het moment dat er al heel veel problemen zijn. Ik bedoel dan dalende

studieresultaten, afwezigheden, ja … heel veel signalen dat het niet goed loopt eigenlijk.”

(I24, leerlingbegeleider)

“Ik denk dat het moeilijk is om te bepalen. Als dat een leerling is die zelf moedig genoeg is, dan zeggen zij het zelf op school. Maar soms kan het zijn dat het vanuit zijn gedrag of vanuit de leerkrachten die zich zorgen maken en die zeggen van: Het klopt hier niet echt. Of ja dat zijn gedrag fel verandert. Dat ze agressiever worden of dat ze je-m’en-fou-tist worden en dat ze dan van daaruit het CLB inschakelen. En dat die dan verder gaat kijken. Het loopt eigenlijk langs verschillende kanalen soms. Naargelang wat de leerling prijsgeeft.” (I33, leerlingbegeleider)

“…of gaan de ouders dat vaak bij de inschrijving vertellen. Wij hebben een inschrijvingsbundel en daar worden wel zo vragen gesteld van: is er iets dat we moeten weten, iets medisch, iets psychisch? Zijn er bepaalde zaken die wij als school moeten weten waar we rekening mee moeten houden of wenst u een gesprek met de leerlingbegeleider of met de directie. Op die momenten komt dat wel naar boven en vertellen leerlingen of ouders dat wel en als ze het dan niet vertellen, dan komen we daarachter meestal door het CLB of één of andere manier.”

(I29, leraar)

De CLB-medewerkers gaven aan dat de informatie bij hen ook op verschillende manieren toestroomt.

Regelmatig is de school een belangrijke partner daarin. Ook via andere instanties zoals het OCMW komt deze informatie soms tot bij het CLB. En tot slot melden ook de ouders of jongeren het zelf in individuele gesprekken. In deze laatste gevallen, verloopt dat niet in alle gevallen vanzelfsprekend, zoals volgend citaat illustreert:

“Dan gebeurt het ook vaak dat we dat pas in een traject, inderdaad organisch meer, te weten komen. Of door mama of papa die moeilijk bereikbaar is dat we denken van oei, hoe kan dat nu? Dat het heel moeilijk loopt met de contacten met de ouders. Dat we dan sowieso merken van, dat is niet zo evident voor die leerling.” (I36, CLB-medewerker)

Dit duidt opnieuw op het taboe dat soms nog heerst rond bepaalde ziektes of handicaps, of rond het jonge mantelzorger zijn zelf. Hiernaast wordt de uitwisseling van informatie soms ook bemoeilijkt door het beroepsgeheim van professionals:

“Soms ook jeugdbescherming als die erop zitten, of het OCMW. Maar het probleem is dat door het beroepsgeheim, weten we ook niet juist echt wat er aan de hand is.” (I38, CLB-medewerker)

Langs de andere kant geven CLB-medewerkers ook aan dat het beroepsgeheim van henzelf helpend kan werken om een vertrouwensband te creëren met de jongere.

“Wij proberen ons beroepsgeheim echt in te brengen. Maar zelfs..., elke keer als ik mij voorstel, dan zeg ik van dat beroepsgeheim. Maar ik heb het gevoel dat de leerlingen dat ook nog niet

“Wij proberen ons beroepsgeheim echt in te brengen. Maar zelfs..., elke keer als ik mij voorstel, dan zeg ik van dat beroepsgeheim. Maar ik heb het gevoel dat de leerlingen dat ook nog niet