• No results found

4 I NTERVIEWS MET SCHOOLPROFESSIONALS

4.3 DE GEÏNTERVIEWDE SCHOOLPROFESSIONALS

4.4.2 Huidig beleid naar jonge mantelzorgers toe

4.4.2.5 Grenzen van het beleid naar jonge mantelzorgers toe

“Er wordt bij ons op school gekeken naar de gezinssituaties thuis. Nu dat is ook wel moeilijk omdat jongeren ook heel dikwijls niet de volmacht hebben om extra hulp in te schakelen.

Dat moet van de ouders uit komen. Maar de school zou wel kunnen gaan praten met die vader om te zeggen van kijk, het gaat moeilijk op school. Die taken zijn misschien wel wat te zwaar.

Kunnen we misschien geen thuishulp proberen in te schakelen of zo? Dat zijn geen situaties die wij regelmatig tegenkomen. Maar ik weet wel dat zo’n gesprekken kunnen gevoerd worden bij ons op school.” (I27, leraar)

Een leerlingbegeleider vernoemt dat er ook materiële of financiële steun kan worden geboden als dat nodig is. Bijvoorbeeld in de vorm een laptop of middagmaal.

Schoolprofessionals geven aan dat naast de leerlingen uiteraard ook de ouders een belangrijke partij zijn in het omgaan met zorgsituaties. Het toelaten van externe hulp staat of valt vaak door de opstelling van de ouders. Dan kan het helpend zijn om bijvoorbeeld als CLB-medewerker het belang van de jongere mee te beschermen.

“Het hangt er heel veel van af van welke situatie dat het is. Als dat een papa is die heel erg inzit met dat kind? Die echt wel alles doet om geholpen te worden. Of is het een papa die heel conflictueus is en de dochter verplicht om van alles te doen? Dat maakt het ook helemaal … dat is ook al een groot verschil. (…)

Als je echt merkt dat het kind gedomineerd wordt door de papa en verplicht wordt om van alles te doen, dan gaan we eerder naar de bescherming van dat kind toegaan hé? Maar als ge merkt dat het kind dat opneemt en dat de papa heel open staat voor externe hulp en zo. Dat is een heel andere dynamiek binnen in het gezin. Dan moet ge hulp installeren zodat dat kind meer vrijheid krijgt en ook wel weer kind kan zijn. En eventueel nog wel wat taken kan doen maar dat het zich daar goed bij voelt hé?” (I38, CLB-medewerker)

4.4.2.5 Grenzen van het beleid naar jonge mantelzorgers toe

Naast al deze mogelijkheden tot ondersteuning geven de schoolprofessionals ook aan dat er grenzen zijn aan de steun die men vanuit de school of het CLB kan bieden. Deze grenzen liggen in drie domeinen, ze kunnen namelijk (1) schoolgebonden of (2) leerling- of oudergebonden zijn, of (3) ze zijn meer inherent aan de welzijns- of gezondheidssectoren.

4.4.2.5.1 Schoolgebonden grenzen aan de ondersteuning

Regelmatig vernoemen de geïnterviewde schoolprofessionals het gebrek aan tijd en middelen als

struikelblok voor de steun aan jonge mantelzorgers. Er wordt zowel bij leerkrachten, leerlingbegeleiders als bij het CLB-personeel een grote werklast benoemd. Men moet steeds prioriteiten stellen en kan daardoor bepaalde problematieken, ook al ziet men ze soms, niet of niet ten gronde aanpakken.

“En tijd natuurlijk vanuit ons. We hebben zo een beetje een filter van wat is hier het ergste, waar gaan we ons het meeste mee bezig houden, waar hebben we tijd voor deze week. Ja.

Tijd in de zorg is altijd een probleem denk ik.

I: Je moet toch weer prioriteren elke week?

Ja. Daarom is dat zorgoverleg er ook: zaken verdelen, wie doet wat. Zo is dat wel inderdaad.”

(I36, CLB-medewerker)

“Dus ik denk dat het als school ook heel moeilijk is, en dan in het bijzonder voor de leerkrachten, om zich daaraan aan te passen. De leerkrachten doen al heel veel. De leerkrachten passen al heel veel aan. Dat weten wij ook. Ik denk dat daar toch nog wel een grote moeilijkheid zit. Dat we dan eigenlijk naar onderwijs gaan wat heel individueel is, wat ik absoluut goed zou vinden dat er rekening wordt gehouden met de individuele situatie van echt ieder kind. Maar ik denk dat het heel moeilijk is om dat administratief ook gewoon rond te krijgen voor een leerkracht op den duur.” (I37, CLB-medewerker)

“Het hoeft niet per se meer personen te zijn, maar wel het feit dat zij hun tijd effectiever zouden kunnen inzetten. Ik denk dat er gewoon algemeen ook in het onderwijs veel te veel administratie is waar iedereen rekening mee moet houden. En als ik kijk naar onze

zorgcoördinatoren, dan is de helft van de tijd dat zij bezig zijn, eigenlijk gewoon papierwerk.

Dat is eigenlijk niet hun functie. Dat is niet waarvoor dat zij er zouden moeten zijn.” (I27, leraar)

Hiernaast en hieraan gekoppeld wordt er ook een tekort aan middelen in het onderwijs benoemd. De zorg voor leerlingen heeft niet de hoogste prioriteit op een aantal scholen, waardoor er vaak (te) weinig middelen naartoe stromen.

“We kampen vaak met geldproblemen, er is nooit geen materiaal.” (I23, leraar)

Naast dit gebrek aan tijd en middelen wordt ook het gebrek aan bewustzijn over het thema, evenals aan voldoende expertise aangehaald. Een respondent pleit voor meer differentiatie in het onderwijs, in de eerste plaats voor leerlingen die zelf een verhoogde zorgvraag hebben. Maar dit zou ook jonge mantelzorgers en andere groepen van leerlingen ten goede komen.

“De school zit jammer genoeg nog vaak in dat klassieke idee van thuis komen, een uurtje huiswerk maken en dat lukt voor iedereen. Dat is niet zo. En ik denk dat we (red: CLB) dat net iets meer weten dan sommige scholen.” (I37, CLB-medewerker)

“Natuurlijk een frustratie vanuit het CLB is, is dat de leerkrachten soms niet altijd mee zijn in de zorg ook deels opnemen. Los van het aspect van het lesgeven. Mee eens gaan kijken van hoe gaat het met die leerling, dat mee opvolgen, dat goed doorgeven is ook heel belangrijk, aan het zorgteam. Want eigenlijk moet een leerkracht niet altijd bekwaam zijn om een zorgtaak op te pakken maar goed briefen, er alert voor zijn. Dat kan wel een frustratie zijn en dat is iets wat niet altijd goed werkt of ergens blijft steken rond die zorg. En in de ene school loopt dat beter als in de andere school. Dat is natuurlijk iets wat schoolgebonden is.” (I36, CLB-medewerker)

“Plus dat ons onderwijssysteem ook nog altijd – maar daar zijn ze in aan het veranderen - dat het onderwijs nog altijd veel te veel eenheidsworst is. En dat er nog veel te weinig wordt gedifferentieerd. Dus ik denk mocht dat ook al veel beter zijn, dan zouden er ook … dan zouden er al een aantal dingen gebeuren op school die al kant-en-klaar zijn waar dat er ook een jonge mantelzorger van zou kunnen genieten. Maar omwille van dat die diversiteit er nog niet is in de scholen, toch zeker op vlak van kinderen met een verhoogde zorgvraag, daar is nog veel te weinig expertise.” (I33, leerlingbegeleiding)

Respondenten halen een aantal elementen aan die een impact (kunnen) hebben op dit bewustzijn. Zo wijzen ze bijvoorbeeld op de belangrijke rol van de directie hierin. Zoals hierboven al aangehaald is een sterke visie van het directieteam op het zorgbeleid zeer bepalend. Ook het zorgteam of CLB kan een sensibiliserende rol vervullen naar de rest van de school toe.

Een element dat ook meespeelt is het soms moeilijk kunnen delen van informatie binnen de school. Soms omdat jonge mantelzorgers of ouders dat liever niet willen, maar ook omwille van het beroepsgeheim van de CLB-medewerkers. Dit maakt het soms moeilijk om scholen te sensibiliseren met betrekking tot het onderwerp.

“Inderdaad hebben wij dat beroepsgeheim. Dus ook bij die casus, dat is altijd eerst vragen hé.

Waarvan mogen we de school op de hoogte brengen? En vaak is dat ook heel moeilijk en ik kan mij dat perfect inbeelden dat het niet zo eenvoudig is om die dan toch wel heel privézaken te vertellen tegen de school. Dus op dat vlak is dat maar logisch denk ik dat het niet gedeeld wordt, maar het werkt natuurlijk ook wel wat tegen. Want hoe sensibiliseer je de school daarin, hoe laat je die hun ogen opendoen als ze niet heel de context weten? Dat is een beetje dubbel.”

(I37, CLB-medewerker)

“Soms weten wij ook dingen dat de school niet mogen weten hé? Wij weten van heel veel gezinnen intern. Ge gaat op huisbezoek, ge kent heel die situatie. Maar de ouders zeggen van:

Ik wil niet dat iemand dat weet. Ik wil niet dat de school dat weet. Dan zit ge ook in een lastig parket hé? Want dan mogen wij dat niet zeggen behalve als het kind in gevaar is.”

(I38, CLB-medewerker)

Tot slot merkt een leraar op dat er geen informatie over leerlingen wordt overgedragen van het lager naar het secundair onderwijs. Hier gaat heel wat potentieel relevante informatie verloren.

4.4.2.5.2 Leerling- of oudergebonden grenzen aan ondersteuning

De ondersteuning van jonge mantelzorgers kan ook haperen door factoren die eerder leerling- of oudergebonden zijn. Dan gaat het vooral over geslotenheid over de problematiek thuis of soms de onwil om mee te werken. Ook de sociale onwenselijkheid van bepaalde problemen zoals alcohol- of

drugsmisbruik of psychische problemen kunnen meespelen. Kinderen of ouders willen zichzelf of elkaar soms beschermen, zijn bang voor elkaars reactie of willen zich niet blootstellen aan externe instanties. Niet enkel de relatie met de buitenwereld speelt dus een rol, maar ook interne gezinsdynamieken: loyauteit naar elkaar toe, angst voor conflicten of in extremere gevallen angst voor het uiteenvallen van het gezin.

Sommige schoolprofessionals benoemen dat de situatie van sommige jonge mantelzorgers grenst aan verwaarlozing. Het is voor hen dan vaak aftasten waar de grenzen liggen en wat mogelijk is.

“Soms is het frustrerend als een leerling echt niet wil dat we de ouders bellen. Daar lopen we soms op vast. En als wij vinden dat het echt nodig is, dan gaan we zeker proberen om de leerling uit te leggen waarom dat het nodig is. En ook dat vertrouwen weer te winnen. Maar we merken soms ook dat de leerlingen heel bang zijn hé van de ouders. En dan doen we dat niet. Maar soms is dat moeilijk, is dat een heel moeilijke afweging.” (I34, leerlingbegeleiding)

““Mama weet dat nog niet. Maar die is er nooit hé mevrouw en wij leven nu eigenlijk ’s nachts.” (…) En dan was er weer zo een stilte. Dan ben ik het CLB beginnen inschakelen hé.

Maar ook afdekken hé. Als ge dan begint door te vragen dan ineens klappen die toe. Dan is het gedaan. En eigenlijk moeten die voor hun psychisch zieke moeder zorgen, krijgen die het schoolwerk niet klaar en de vader is niet meer ‘in the picture’. Dus ze staan er helemaal alleen voor en grootouders zijn er ook niet meer.

(…)

Ineens hebben ze door dat gij dat door hebt. Dus eerst vertellen ze nog wat en eens dat ze voelen van ah ja, nu heeft die dat echt in de mot. Nu gaat die de instanties inschakelen. Die laat het daar niet bij. Dan beginnen die te minimaliseren en dan komt er zo een soort schaamte.

En dan willen ze ook niet echt zeggen wat er is. Dan moet ge heel voorzichtig in zijn want als er een vertrouwensbreuk is, dan zijt ge die kinderen kwijt. Als ge dicht komt, zijt ge ze helemaal kwijt hé. Dan is het soms wat afstand terugnemen en dan juist op het randje dat ze toelaten en

via dat ‘schoolwerk’ binnenbrengen zo. En op die manier om toch die hun leven wat opnieuw georganiseerd te krijgen.” (I35, leerlingbegeleiding)

“Omdat het vaak toch wel wat casussen zijn waarbij dat er minder zorg ook opgenomen wordt door de ouders. Ook mede door de verslaving hé? Dat zijn dan ook vaak casussen waar wij bij terechtkomen, omdat er sprake is van verwaarlozing hé? Kinderen die toch alleen naar school moeten, ’s morgens alleen moeten opstaan omdat mama of papa in bed liggen of er niet is.

Dus daar is altijd wel een groter spanningsveld omdat we dan meer richting hulpverlening gaan.

En dan zitten we al vaker bij een aanmelding bij het Ondersteuningscentrum Jeugd of richting jeugdrechtbank. Dus daar zijn altijd wel wat spanningsvelden omdat je daar wel heel hard wil in ondersteunen als hulpverlener. Maar omdat je ook met die kant zit van, dat is een beetje verwaarlozing, verontrusting. We maken daar ons oprecht zorgen over in welke situatie dat die kinderen zitten.

I: Ik kan me wel voorstellen dat het voor die jongeren heel moeilijk is om daar dan over te willen praten, als ze dat zelf misschien ook aanvoelen hé?

Ja, zeker. Ik denk dat het anders zit als je een mama of een papa hebt met een beperking, dan dat je papa of mama hebt met een verslaving. Daar zit ook wel wat meer schaamte bij. Dat is toch iets meer taboe om over te praten. Dus dat is absoluut niet makkelijk. Ik denk dat het bij die kinderen ook meer ‘overleven’ dan leven is vaak. Dat zijn kinderen die vaak ook heel jong zijn die toch wel aan het knokken zijn en alles zelf en zo... ja, ‘plantrekkers’ noemen ze dat dan, zijn. Maar dat maakt het niet minder erg. Dus ja, dat vind ik toch ook wel moeilijke situaties daarin.” (I37, CLB-medewerker)

“Dat wordt soms echt gevraagd bij een inschrijving of op een zorgoverleg wordt dat in heel veel gevallen gezegd van, de ouders hebben ons dat verteld of heeft de directie dat verteld of heeft de leerlingbegeleiding dat verteld. Maar de leerling wil echt niet dat de klas dat weet. Dat gebeurt eigenlijk heel vaak. Vooral eigenlijk van ouders naar de school toe dat ze zeggen van, hou het maar voor u. Dat is mijn ervaring hé. Dat is misschien ook gewoon omdat het nu de laatste casus is die in mijn hoofd zit. Dus ik weet niet of ge dat moogt veralgemenen.” (I36, CLB-medewerker)

4.4.2.5.3 Ondersteuningsdrempels eigen aan de welzijns- of gezondheidssectoren

Tot slot zijn er ook drempels die eerder eigen zijn aan de welzijns- of gezondheidssectoren waarbij jonge mantelzorgers en hun gezinnen terecht zouden moeten kunnen. Er worden voornamelijk toegankelijkheids-problemen vermeld, maar een aantal respondenten geeft daarnaast ook aan dat er verbeteringen mogelijk zijn in de doorstroom van informatie tussen scholen en de welzijns- en gezondheidssectoren.

“Dat is eigenlijk een beetje gekomen sinds dat mijn ouders hulpbehoevend geworden zijn. En dat ik eigenlijk ontdekt heb als die in het ziekenhuis werden opgenomen, dat die sociale dienst van het ziekenhuis eigenlijk wel heel veel doet. En toch wel wat begaan zijn met de mensen. Ik hoop dat het niet alleen zo bij bejaardenzorg is. Ik denk dat het overal zo wel zal zijn. En dat het eigenlijk een deel is van de hulpverlening waar wij eigenlijk weinig contact mee hebben op het CLB. Ik ben zo iemand als ik zoiets meemaak, ik ben nogal een netwerker. Dat het eigenlijk wel spijtig is. Omdat die mensen toch ook wel heel veel weten. Qua informatie zit ge altijd moeilijk.

Ge zit altijd met dat beroepsgeheim hé. En wij hoeven ook niet de details te weten van wat er met die mensen aan de hand is. Wij moeten alleen weten wat voor consequenties dat het voor de kinderen heeft natuurlijk. Maar dat maakt het soms zelfs een beetje moeilijk dat iedereen een beetje in zijn cocon blijft zitten.” (I38, CLB-medewerker)

Een leerlingbegeleider noemt het onoverzichtelijke netwerk in de stedelijke context waar zij werkt als een drempel.

“… ze (red.: de leerlingen op school) komen van alle randgemeentes, dan wordt het ineens al niet meer zo simpel. En ge hebt geen vast aanspreekpunt hé. (…) Als ge in een dorp zit, en plaatselijk, en altijd dezelfde personen hebt bij het OCMW en altijd dezelfde kunt contacteren, dat is toch wel een groot verschil met bij ons.” (I31, leerlingbegeleiding)

Regelmatig vernoemen respondenten het plaatsgebrek en de lange wachtlijsten in de welzijns- en gezondheidssectoren. Dit bemoeilijkt het werken binnen de school. Hulp is ook niet in alle regio’s even beschikbaar.

“Het grote probleem is in heel die hulpverlening bij ons, bij scholen, is … ja, er is zoveel nood aan hulp. En er is zo weinig. We stuiten op wachtlijsten, zoals daarjuist dat kind dat dan niet geplaatst kan worden op Kerstmis. We stuiten op zoveel wachtlijsten dat wij niet serieus kunnen werken. En dat we soms het gevoel hebben dat we echt plakkertjes aan het leggen zijn en dan denk ik dat zo’n kinderen zeker uit de boot vallen. Dat ook bij ons de aandacht gaat naar de probleemleerlingen, voor kinderen die aan de rand staan.” (I38, CLB-medewerker)

“Ik sta voornamelijk in de regio x en daar loopt dat wel goed. Omdat het ook regio’s zijn die vrij goed gedekt zijn voor hulp. Maar ik weet, er zijn initiatieven zoals ‘Eén gezinéén plan’ in het Antwerpse. Maar die liggen nog niet in al onze regio’s die wij begeleiden als CLB. Ja, zijn die nog niet goed uitgewerkt. Dus in (naam stad) is dat heel aanspreekbaar en is dat iets waar ook gebruik van wordt gemaakt. Maar dat is niet in al die regio’s. Dus het is soms een beetje afhankelijk van in welke gemeente dat je zit of hoe vaak dat de problemen daar voorkomen en hoeveel hulp er is heb ik de indruk. Op dat vlak is dat wel een beetje jammer natuurlijk dat je dan als je twee gemeentes verder woont, daar geen gebruik van kunt maken.”

(I37, CLB-medewerker)

“Daarnaast is soms ook de kostprijs van de externe hulp een drempel. Soms hangt daar wel een bepaald prijskaartje aan vast. Ik ben aan het denken dat het misschien niet voor iedereen is.

Of een cursus weerbaarheid of zo. Ik weet dat er wel altijd een bedrag aan vasthangt en ik weet dan ook van in andere casussen, niet specifiek over dit thema, dat het soms wel een drempel is.

Dus dat is hulp die toch wel nodig is voor een heel deel van die kinderen. Dat het er dan vaak niet kan komen door dat er financieel toch wel wat moeilijkheden zijn.” (I37, CLB-medewerker)