• No results found

Verschillen tussen niet-delinquente en delinquente meisjes

In document Delinquente meisjes (pagina 123-126)

7 Risicodomeinen van delinquente meisjes

7.1 MZJ – Kenmerken van delinquente meisjes volgens zelfrapportage

7.1.1 Verschillen tussen niet-delinquente en delinquente meisjes

Achtergrond- en delictkenmerken

In de gewogen steekproef bevinden zich 552 meisjes.5 Volgens de zelfrappor-tage van deze meisjes is 62,4% niet delinquent of heeft slechts een overtre-ding begaan. Zo’n 28,8% van de meisjes is licht delinquent en 8,8% ernstig delinquent.

Kijkend naar verschillende typen delicten blijkt dat 20,6% van de meisjes uit de zelfrapportage rapporteert zich schuldig te hebben gemaakt aan een ver-mogensdelict. Verder zegt 20,8% van de meisjes een licht geweldsdelict te hebben gepleegd zoals iemand bedreigen of slaan met (eventueel) licht licha-melijk letsel tot gevolg. Slechts 0,9% zegt zich schuldig te hebben gemaakt aan een ernstig geweldsdelict. Van de meisjes heeft 19,5% wel eens iets ver-nield of een openbareordedelict gepleegd. Tot slot zegt 2,1% wel eens met iemand gevochten te hebben omwille van zijn huidskleur of seksuele geaard-heid en heeft 2,2% zich schuldig gemaakt aan handelen in drugs.

De gemiddelde leeftijd bedraagt 14,35 jaar in de groep niet-delinquente meisjes. Delinquente meisjes zijn met 14,55 jaar gemiddeld iets ouder. Dit verschil is significant. Over de gehele groep varieert de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar. Wanneer we kijken naar de herkomst van de niet en wel

delin-5 Om de steekproef zo representatief mogelijk te maken voor de 12- tot en met 17-jarige populatie, is er bij de

analyses rekening gehouden met de verdeling naar sekse, leeftijd, opleiding, landsdeel, stedelijkheidsgraad en herkomstgroep in de Nederlandse populatie, door gewogen gegevens te gebruiken.

quente meisjes, blijkt dat herkomst niet verschilt tussen delinquente en niet-delinquente meisjes. Het overgrote merendeel (bijna 75%) van de meisjes in beide groepen is van autochtone komaf. Ongeveer 3,5% van de niet-delin-quente en delinniet-delin-quente meisjes is van Turkse komaf, 2,3% respectievelijk 2,9% van de meisjes is van Surinaamse komaf en ongeveer 15% heeft een andere herkomst. De exacte percentages zijn terug te vinden in tabel 7.1.

Tabel 7.1 Achtergrondkenmerken van delinquente en niet-delinquente meisjes – MZJ (%)

Afkomst Niet delinquent Wel delinquent

Nederlands 74,5 74,4 Turks 3,5 3,4 Marokkaans 3,2 1,9 Surinaams 2,3 2,9 Antilliaans 0,9 1,9 Anders 15,4 15,0 Gemiddelde leeftijd** 14,35 14,55

De gewogen gegevens zijn gebruikt waarbij rekening is gehouden met de verdeling naar sekse, leeftijd, opleiding, landsdeel, stedelijkheidsgraad en herkomstgroep in de Nederlandse populatie.

Er is een Chi2-toets uitgevoerd om het verschil in herkomst tussen wel en niet delinquenten te toetsen en

een t-toets om het verschil in leeftijd te toetsen.

* p<0,05

** p<0,01

*** p<0,001

Prevalentie risicodomeinen

Tabel 7.2 toont het gewogen percentage niet-delinquente en delinquente meisjes dat in aanraking komt met risicofactoren in de verschillende domei-nen. In totaal zijn er 30 risicofactoren gemeten voor tien verschillende domeinen. Het maximale aantal risicofactoren waarmee niet-delinquente meisjes in aanraking komen bedraagt 13. Van alle niet-delinquente meisjes heeft slechts 1,2% dit maximum van 13 risicofactoren. Voor delinquente meisjes ligt het maximum aantal een stuk hoger, namelijk 21 risicofactoren bij 0,5% van de delinquente meisjes.

De grootste groep (17,2%) niet-delinquente meisjes heeft drie risicofactoren, gevolgd door 16,9% met twee risicofactoren. Van de delinquente meisjes heeft de grootste groep (13,5%) vijf risicofactoren, gevolgd door 11,5% met vier risicofactoren. Het gemiddeld aantal risicofactoren aanwezig bij niet-delinquente meisjes is 4,6 tegenover 7,4 risicofactoren gemiddeld bij delin-quente meisjes. De verschillen tussen de twee groepen zijn wederom signifi-cant. Van de niet-delinquente meisjes heeft 7,6% van de meisjes geen enkele risicofactor. Bij de delinquente meisjes is dit slechts 0,5%. Dit verschil tussen de niet-delinquente en delinquente meisjes blijkt ook significant te zijn. 124 Delinquente meisjes

Tabel 7.2 Aantal factoren per risicodomein en prevalentie van delinquente en niet-delinquente meisjes – MZJ

Niet delinquent Wel delinquent

Prevalentie risicodomeinen

Aantal gemeten

factorena Max. aantal factorenb Prevalentiec Max. aantal factorenb Prevalentiec

Statisch Gezinskenmerken*** 3 3 31,7% 3 46,6% Dynamisch Mentale gezondheid* 1 1 34,3% 1 44,0% Persoonlijkheid*** 1 1 11,3% 1 38,2% Gedragsproblemen*** 1 1 9,0% 1 28,0% Riskante leefstijl*** 7 5 64,3% 7 81,7% Ouder-kindrelatie*** 2 2 18,6% 2 36,2% Risicovolle opvoedingssituatie moeder* 5 4 42,0% 5 53,1% Risicovolle opvoedingssituatie vader 5 5 43,0% 4 46,9% Leeftijdgenoten*** 1 1 7,0% 1 45,9% School*** 4 2 30,1% 3 49,3% Totaal domeinen*** 30 13(1,2%) 92,4% 21(0,5%) 99,5%

De gewogen gegevens zijn gebruikt waarbij rekening is gehouden met de verdeling naar sekse, leeftijd, opleiding, landsdeel, stedelijk-heidsgraad en herkomstgroep in de Nederlandse populatie.

Er zijn Chi2-toetsen uitgevoerd om het verschil in prevalentie tussen wel en niet delinquenten te toetsen.

a In de kolom wordt aangegeven hoeveel risicofactoren er maximaal gemeten kunnen worden binnen elk domein.

b In de kolom wordt aangegeven hoeveel risicofactoren er maximaal in de steekproef zijn gevonden.

c In de kolom wordt aangegeven hoeveel % van de meisjes één of meer risicofactoren heeft.

* p<0,05

** p<0,01

*** p<0,001

Van de tien onderscheiden risicodomeinen in de MZJ is er één statisch domein, gezinskenmerken. Dit domein verschilt significant tussen delin-quente en niet-delindelin-quente meisjes. Bijna de helft van de delindelin-quente meis-jes heeft minstens één van de risicofactoren gescheiden ouders, werkloze ouders of relatief veel verhuizingen, tegenover bijna een derde van de niet-delinquente meisjes. Wanneer er wordt gekeken naar de aparte dynamische domeinen, valt op dat delinquente en niet-delinquente meisjes op alle domeinen significant van elkaar verschillen met uitzondering van het domein risicovolle opvoedingssituatie vader. Binnen dit domein heeft meer dan 40% van alle meisjes minimaal één van de risicofactoren. Voor de overige domeinen geldt dat delinquente meisjes vaker problemen hebben dan niet-delinquente meisjes. De verschillen tussen niet-delinquente en niet-niet-delinquente meisjes lijken het grootst voor persoonlijkheid, gedragsproblemen en leeftijd-genoten (prevalentie is vastgesteld op basis van één risicofactor per domein). Bij drie keer zoveel delinquente als niet-delinquente meisjes zijn risicofacto-ren aanwezig die gerelateerd zijn aan hun persoonlijkheid en gedragsproble-men. Wat betreft leeftijdgenoten zijn er zes keer zoveel delinquente als niet-delinquente meisjes met problemen. Naast de domeinen met maar één

risicofactor, zijn er grote verschillen in prevalentie voor de domeinen ouder-kindrelatie en school. Er zijn 1,9 en respectievelijk 1,6 keer zo veel delin-quente als niet-delindelin-quente meisjes die problemen in deze domeinen hebben. Riskante leefstijl is met zeven risicofactoren het grootste domein. Hierbinnen hebben beide groepen ook de meeste problemen.Van de niet-delinquente meisjes heeft ruim 60% problemen op dit domein tegenover ruim 80% bij de delinquente meisjes.

In document Delinquente meisjes (pagina 123-126)