• No results found

Effectiviteit van interventies voor delinquente meisjes

In document Delinquente meisjes (pagina 76-79)

4 Interventies voor delinquente meisjes

4.1 Effectiviteit van interventies voor delinquente meisjes

In Nederland toetst de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie de effectiviteit van gedragsinterventies voor jongeren en volwassenen en bepaalt of interventies (voorlopig) erkend worden of niet. Een gedragsinterventie is een programma dat is gericht op het beïnvloeden van iemands gedrag of omstandigheden. Het doel is het voorkomen van recidive. Omdat er in Nederland geen door de erkenningscommissie (voorlopig) goedgekeurde interventies zijn die zich specifiek richten op meisjes, is daarnaast gesproken met een aantal deskundigen in het veld die werken met meisjes en mogelijk wel interventies inzetten die zich specifiek richten op meisjes. Bovendien is ook gezocht naar gedragsinterventies voor meisjes binnen jeugdzorg via het Nederlands Jeugd Instituut (NJI). Hierbij gaat het niet noodzakelijk om het verminderen van recidive, maar wordt wel geïntervenieerd op risicofactoren die samenhangen met delinquentie. Tot slot hebben we de literatuur over risicofactoren voor delinquentie bij meisjes, zoals besproken in hoofdstuk 3, vergeleken met de bestaande (voorlopig) door justitie erkende interventies en de door NJI erkende gedragsinterventies voor meisjes. Op deze manier hopen we een zo compleet mogelijk beeld te geven van de huidige kennis en ontwik-kelingen op het gebied van interventies voor delinquente meisjes.

De selectie van buitenlandse interventies die effectief lijken te zijn voor meis-jes, is grotendeels afgeleid uit twee belangrijke reviews. In deze reviews is de keuze voor het selecteren van de interventies weer deels gebaseerd op het soort effectiviteitsonderzoek dat gedaan is. Er is geprobeerd effectiviteitsstu-dies te vinden die voldeden aan de hoogste niveaus van de Maryland Scienti-fic Methods Scale (SMS; Sherman et al., 1997; Welsh & Farrington, 2006) (1 = bewijs voor effect is zwak tot 5 = sterkste bewijs om oorzaak-gevolgeffec-ten vast te stellen). De SMS wordt gebruikt in de Campbell Collaboration Standaard voor het maken van systematische reviews. Dit is een evaluatie-vorm die volgens Pawson en Tilley (1997) echter geen rekening houdt met de manier waarop interventies uitgevoerd worden. Er zou niet alleen ‘hard’ effectonderzoek gedaan moeten worden, maar er zou ook een vorm van rea-listische evaluatie moeten plaatsvinden (Van der Knaap, Leeuw, Bogaerts & Nijssen, 2008). Men moet niet alleen kijken of interventies (mogelijk) effectief zijn, maar zich ook af vragen waarom een bepaalde interventie wel of niet werkt en bij wie. Ook de context waarin een interventie plaatsvindt (bijv. school, thuis) en de mechanismen die ten grondslag liggen aan gedrag waarop die interventie zich richt (bijv. delinquent gedrag is aangeleerd door omgang en imitatie van ouders en vrienden) moeten onderzocht worden om te weten waarom en bij wie een interventie effectief is. Deze realistische eva-luatie waarin aandacht is voor context-mechanismen-uitkomstmaat (con-text-mechanism-outcome (CMO) (zie Pawson, 2006) is volgens Van der Knaap et al. mogelijk een aanvulling op de evaluaties volgens de richtlijnen van de Campbell Collaboration (Petrosino, Boruch, Soydan, Duggan & San-76 Delinquente meisjes

chez-Meca, 2001). Volgens Farrington (2003) is de kritiek die Pawson en Tilley (1997) geven op de manier waarop de Campbell Collaboration evaluatie-onderzoek doet niet nodig, omdat binnen de Campbell Collaboration ook aandacht is voor factoren die betrekking hebben op realistisch evalueren. Zonder ons in een discussie te begeven over de voor- en nadelen van

bepaalde vormen van evalueren, kunnen we concluderen dat voor het beoor-delen van effectiviteit van interventies het zeker belangrijk is niet alleen te kijken naar de uitkomstmaat, vermindering van recidive, maar ook te weten in welke context de interventie effectief is en waarom. Er is echter nog zo wei-nig onderzoek gedaan naar de effectiviteit van interventies bij meisjes, dat we in dit overzicht enkel de ‘kale’ effectiviteit, zijnde vermindering van recidive, in kaart hebben gebracht.

De afgelopen jaren zijn twee uitvoerige reviews verschenen die rapporteren over de effectiviteit van interventies voor delinquente meisjes, namelijk het overzicht van Hipwell en Loeber (2006) en het overzicht van Zahn, Day, Mihalic en Tichavsky (2009). We bespreken de resultaten van deze twee reviews, aangevuld met eventuele nieuwe literatuur.

Hipwell en Loeber (2006) bespreken de uitkomsten van twaalf studies die de effecten van interventies rapporteren op delinquentie en probleemgedrag van meisjes. Zij kiezen een perspectief waarin de vragen centraal staan of het delinquente en problematische gedrag van meisjes gelijk is aan dat van jon-gens, of het verloop hetzelfde is, of jongens en meisjes dezelfde risicofactoren hebben en of interventies even effectief zijn bij meisjes als bij jongens. Voor dit hoofdstuk richten we ons op de vraag naar de effectiviteit van interven-ties.

De interventies die besproken zijn door Hipwell en Loeber waren geselec-teerd indien het specifieke op probleemgedrag gerichte psychologische inter-venties waren die uitgevoerd werden binnen de gezondheidszorg (mental health setting) of binnen justitie. Hipwell en Loeber bespreken verschillende oudertrainingen, individuele therapieën en trainingen, en meer systeemge-richte interventies. Zij maken een onderscheid in interventies voor jonge kin-deren, pre-adolescenten en adolescenten. Wij bespreken alleen de resultaten van die interventies die uitgevoerd zijn bij kinderen ouder dan 12 jaar, dit omdat ons onderzoek zicht richt op interventies bij meisjes die vanwege een strafbaar feit met justitie in aanraking zijn gekomen (en dit is voor het 12e jaar nog niet mogelijk).

Voor adolescente meisjes lijken zowel gezinsinterventies als individuele the-rapie bij meisje positieve effecten te hebben in termen van afname van gedragsproblemen, minder arrestaties en minder opsluitingen. Er blijken uit-eindelijk twee interventies te zijn, te weten Multidimensional Treatment Fos-ter Care (MTFC) en Multi Systeem Therapie (MST) die duidelijke resultaten laten zien in de afname van antisociaal en delinquent gedrag. Omdat deze twee interventies ook zijn opgenomen door de erkenningscommisie zullen ze in de volgende paragraaf (4.2) wat uitvoeriger worden besproken (voor een

uitgebreidere beschrijving van MST en MTFC zie bijlage 6). MTFC is de enige interventie uit de review die in de VS niet sekseneutraal is opgezet. Er is bij meisjes vooral aandacht voor het verminderen van de sociale/relationele agressie door specifieke gedragsmodificatiestrategieën en een training voor de meisjes in interpersoonlijke vaardigheden en emotieregulatie. Het succes lijkt volgens Hipwell en Loeber (2006) te liggen in het feit dat de interventie zich richt op het ontwikkelen van de vaardigheden van meisjes in interper-soonlijke relaties en door de meisjes te trainen in het herkennen van het gedrag van hun leeftijdgenoten en hierop in te spelen.

Het onderzoek naar de effectiviteit van MST is uitgevoerd bij zowel jongens als meisjes en laat zien dat deze brede interventie gedragsproblemen en delinquentie van zowel jongens als meisjes vermindert. Wel bleek MST sekse-neutraal uitgevoerd te worden, dat wil zeggen er geen rekening werd gehou-den met andere uitingsvormen van delinquent en antisociaal gedrag bij meisjes en ook werd niet uitgegaan van verschil in risicofactoren.

Zahn et al. (2009) kiezen een wat andere benadering om te kijken welke inter-venties werken bij meisjes. Vanuit de gedachte dat binnen justitie steeds meer seksespecifieke programma’s ontwikkeld worden (ten minste in de Ver-enigde Staten), en maar weinig bekend is over de effectiviteit van deze pro-gramma’s, selecteerden zij een aantal interventieprogramma’s uitgevoerd binnen justitie, specifiek voor adolescente delinquente meisjes. Daarnaast selecteerden zij een aantal programma’s die zowel voor jongens als meisjes worden ingezet. Zahn et al. (2009) vonden evaluatiegegevens over negen interventies specifiek voor meisjes die met justitie in aanraking gekomen waren. Daarnaast vonden zij zes programma’s die zowel bij adolescente delinquente jongens als meisjes werden uitgevoerd en waar ook over effecten per sekse werd gerapporteerd.

De meeste interventies in de review van Zahn et al. (2009) trachten meerdere risicofactoren op verschillende gebieden te beïnvloeden. Zo richt de inter-ventie Reaffirming Young Sisters’ Excellence (RYSE) zich naast het vergroten van de sociale competenties van de meisjes met betrekking tot seksualiteit, middelengebruik en agressieregulatie, ook op problematische gezinsfactoren (National Council on Crime and Delinquency, 2001). Analyse van de negen seksespecifieke interventies levert een gemengd beeld op. Bij vijf pro-gramma’s bleek wel een voor- en nameting gedaan, maar uiteindelijk geen controlegroep betrokken te zijn. De resultaten van deze programma’s laten we in deze bespreking achterwege, omdat niet vast te stellen is of eventuele veranderingen toe te schrijven zijn aan de interventie of aan andere ontwik-kelingen in het leven van de meisjes. Vier interventies hebben naast een voor- en nameting ook een controlegroep meegenomen, waarvan twee ook gerandomiseerd.3 Dit zijn RYSE (Reaffirming Young Sisters’ Excellence), WINGS (Working to Insure and Nurture Girls Succes), HEART (Holistic

3 Gerandomiseerd houdt in dat proefpersonen random (op basis van toeval) toegewezen worden aan

verschil-lende groepen, zodat de groepen die wel en geen interventie krijgen vergelijkbaar zijn. 78 Delinquente meisjes

Enrichment for At-Risk Teens) en SOGS (Southern Oaks Girls School Step-ping Up program). Deze vier interventies bleken enigszins effectief te zijn bij meisjes, al waren de effecten op recidive niet altijd eenduidig. In bijlage 5 worden de genoemde gedragsinterventies wat uitgebreider besproken, waar-bij ook de resultaten van de evaluaties te zien zijn.

Zahn et al. (2009) bespreken ook een aantal interventies die zowel bij jongens als meisjes worden uitgevoerd, te weten MTFC, MST, Girls and Boys Towns USA, Family Solutions Program en IRJP (The Indianapolis Restorative Justice Project). De meeste van deze programma’s richten zich op meerdere risico-factoren en blijken effectief in het verminderen van recidive bij zowel jon-gens als meisjes. Deze niet seksespecifieke programma’s lijken dus zowel bruikbaar voor jongens als meisjes. De interventie Girls and Boys Town SSD Center binnen Girls and Boys Towns USA is onderzocht onder een groep gedetineerde meisjes en gaf positieve resultaten. Binnen dit onderzoek is echter geen gebruikgemaakt van een controlegroep, waardoor het niet duide-lijk is of de positieve resultaten tot stand zijn gekomen door de interventie (Zahn et al., 2009). Deze interventie wordt daarom niet nader besproken. Een beschrijving van The Family Solutions Program en IRJP is eveneens te vinden in bijlage 5. Aangezien MTFC en MST in Nederland erkende interventies zijn, worden deze besproken in de paragraaf over Nederlandse interventies (zie bijlage 6 voor een uitvoerige beschrijving van MTFC en MST).

De twee internationale reviews leveren acht interventies op voor meisjes die effectief lijken in de vermindering van recidive. Vier van deze interventies zijn speciaal ontwikkeld voor meisjes (RYSE, WINGS, HEART en SOGS) en vier worden zowel bij jongens als meisjes uitgevoerd (MTFC, MST, Family Soluti-ons Program en IRJP), waarvan twee ook in Nederland. De interventies die ontwikkeld zijn voor meisjes richten zich vooral op relationele vaardigheden, middelengebruik, psychische gezondheidsklachten en seksualiteit. Hiermee lijken deze interventies aan te sluiten bij een aantal van de unieke risicofacto-ren die samenhangen met delinquentie van meisjes (zie hoofdstuk 3).

In document Delinquente meisjes (pagina 76-79)