• No results found

Verloop van het aantal niet-werkende vrouwen

HOOFDSTUK II: POTENTIEEL VAN DE DIENSTENECONOMIE

ARBEIDSPARTICIPATIE VAN VROUWEN

2. DE NIET-WERKENDEN

2.1 Verloop van het aantal niet-werkende vrouwen

Het complement van personen met een baan wordt per definitie gevormd door de niet-werkenden. In deze groep van niet-werkenden bestaan er vele verschillende specifieke situaties. Een belangrijke opsplitsing van deze groep van niet-werkzame personen is deze tussen werkzoekenden en niet-werkzoekenden of inactieven. De werkzoekenden staan dicht bij het arbeidsproces doordat zij er actief aan willen deelnemen door actief een baan te zoeken. De niet-werkzoekenden of inactieven daarentegen zijn niet op zoek naar een baan, omdat zij niet kunnen werken (studenten of personen in opleiding), omdat zij niet wensen buitenhuis een betaalde activiteit uit te oefenen (bv. thuiswerkende vrouwen) of omdat zij arbeidsongeschikt zijn.

Grafiek 7 - Het aantal niet-werkenden, de inactiviteitsgraad en niet-tewerkstellingsgraad van werkzoekenden in 1999

(procenten van de bevolking op arbeidsleeftijd)

Bron: Eurostat, arbeidskrachtentelling.

In het algemeen worden hoge werkgelegenheidsgraden in verband gebracht met lage werkloosheidsgraden en omgekeerd. In een bepaald land kan de werkloosheidsgraad evenwel hoger zijn dan in een ander land, dat nochtans gekenmerkt wordt door een lagere

werkgelegenheidsgraad, omdat de activiteitsgraad in het eerste land hoger uitvalt. In België is de werkloosheidgraad minder groot dan kan worden verwacht op basis van de lage werkgelegenheidsgraad. Dit is het gevolg van de beperkte activiteitsgraad.

Tabel 5 - Tussen België en het buitenland opgetekende verschillen in het verloop van de totale niet-tewerkstellingsgraad (het aantal niet-werkenden), de inactiviteitsgraad en de niet-tewerkstellingsgraad van werkzoekenden in 1999.

(procentenpunten) Totale niet-tewerkstellingsgraad Inactiviteitsgraad Niet-tewerkstellingsgraad van werkzoekenden EU 31 EU 15 EU 31 EU 15 EU 31 EU 15 België Mannen 4,0 4,1 5,2 5,1 -1,2 -1,0 Vrouwen 5,9 2,4 6,8 3,2 -0,9 -0,8 Vlaanderen Mannen 0,2 0,3 3,7 3,5 -3,5 -3,2 Vrouwen 2,5 -1,1 5,3 1,7 -2,8 -2,8 Wallonië Mannen 7,1 7,2 6,6 6,4 0,5 0,8 Vrouwen 11,0 7,4 9,0 5,4 2,0 2,0 Brussel Mannen 11,1 11,2 6,4 6,2 4,7 5,0 Vrouwen 8,3 4,7 5,9 2,3 2,4 2,4

Bron: Eurostat, arbeidskrachtentelling.

1

Duitsland, Frankrijk en Nederland.

Hoewel de totale niet-tewerkstellingsgraad in België voor de vrouwen zowat 6 en 2,5 procentpunten hoger lag dan respectievelijk in de 3 buurlanden en de Europese Unie, was het aantal vrouwen dat actie f een baan zoekt en bereid is om ze ook uit te oefenen (uitgedrukt in procenten van de bevolking op arbeidsleeftijd) zelfs ietwat kleiner dan gemiddeld bij de drie belangrijkste handelspartners en de Unie. In 1999 lag die niet-tewerkstellingsgraad van werkzoekenden in België bijna 1 procentpunt lager dan in de Europese Unie en de 3 buurlanden, namelijk 5,7 pct. tegen zowat 6,6 pct. Vermeldenswaard is wel dat dit positief verschil uitsluitend aan Vlaanderen toe te schrijven is, waar die niet-tewerkstellingsgraad van werkzoekenden bijna 3 procentpunten onder het gemiddelde van de 3 buurlanden en de Europese Unie lag in 1999. In Wallonië en Brussel situeerde die graad zich ruim 2 procentpunten boven het Europese gemiddelde.

Het verschil inzake de totale niet-tewerkstellingsgraad tussen België en de omringende landen is derhalve nagenoeg uitsluitend toe te schrijven aan de inactieven. De inactiviteitsgraad van de

vrouwen beliep in België in 1999 44 pct., tegen zowat resp. 37 pct. en 41 pct. in de 3 buurlanden en de Europese Unie.

Terwijl de niet-tewerkstellingsgraad van niet-werkzoekenden tussen de Belgische gewesten sterk uiteenloopt, zijn de verschillen inzake inactiviteitsgraad evenwel veel beperkter. De inactiviteitsgraad voor de vrouwen kwam in 1999 uit op resp. 42,5 pct. in Vlaanderen, 43 pct. in Brussel en zowat 46 pct. in Wallonië.

Dit alles betekent dat de groep van personen die zich helemaal niet betrokken voelen bij het arbeidsmarktgebeuren veel omvangrijker is dan in de omringende landen. Opvallend is bovendien dat de groep van inactieve personen in Vlaanderen nauwelijks ietwat lager is dan in de andere gewesten, ondanks de meer rooskleurige arbeidsmarktsituatie in die regio, die onder meer tot uiting komt in relatief lage werkloosheidsgraden en kraptes in sommige segmenten van de arbeidsmarkt.

Grafiek 8 - Internationale vergelijking van de graad van niet-tewerkstelling in 1999: opsplitsing naar geslacht en leeftijdscategorie

(procenten van de bevolking op arbeidsleeftijd)

Bron: Eurostat, arbeidskrachtentelling.

Dat de totale niet-tewerkstellingsgraad in België hoger ligt dan in de omringende landen is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de extreme leeftijdscategorieën. Daarnaast blijkt uit grafiek 8, die een opsplitsing naar leeftijd weergeeft, nog eens duidelijk de fors uiteenlopende verdeling tussen de 2 componenten van de groep van de niet-werkenden.

Terwijl het aantal werkzoekenden nagenoeg voor elke leeftijdscategorie, met uitzondering van de -25-jarigen, lager ligt in België dan het EU3-gemiddelde, is dat voor de groep van de niet-werkzoekende niet-werkenden het tegenovergestelde. Vanaf de leeftijdsgroep van 40 jaar, en in sterke mate vanaf 50 jaar, situeert het percentage niet-werkzoekende niet-werkenden in België zich op een uitgesproken hoger peil dan gemiddeld in de drie buurlanden. Vooral bij de vrouwen is die kentering rond de leeftijd van 40 jaar zeer uitgesproken.

Het percentage niet-werkzoekende inactieve vrouwen bij de prille veertigers beliep in 1999 in België reeds meer dan 26 pct., tegen slechts gemiddeld 20 pct. in de buurlanden. Bij de oudere leeftijdscategorieën wordt die kloof verder uitgediept. Bij de mannen van hun kant wordt dat verschil met de buurlanden pas substantieel vanaf de leeftijdsgroep van 50 jaar.

Bij de werkzoekenden wordt een totaal ander beeld getoond. Vanaf de leeftijd van 30 jaar situeert het percentage werkzoekenden in de bevolking in België zich op een uitgesproken lager peil dan gemiddeld in de buurlanden. Vooral in de groep van de vijftigers is het verschil frappant. Terwijl in de buurlanden het percentage werkzoekenden in die leeftijdsgroep hoger ligt dan bij de dertigers en veertigers, wordt in België de tegenovergestelde ontwikkeling opgetekend. Die vaststelling toont duidelijk aan dat in België de 50-plussers worden aangemoedigd om definitief de arbeidsmarkt te verlaten via de genereuze vervroegde-uittredingsstelsels.

Een laatste aandachtspunt vormt de relatief hoge jongerenwerkloosheid in België, in het bijzonder bij de vrouwen. Die resultaten wijzen er bijgevolg op dat de inschakeling van jonge vrouwen op de arbeidsmarkt in België moeilijker verloopt dan van de mannen en dan in de buurlanden.