• No results found

Resultaten 2. De wilde dieren

2.5 Een vergelijking met andere terpen

Om te onderzoeken in hoeverre het landschap en het aandeel van de jacht verschilde tussen de terpen, is er een vergelijking gemaakt met andere terpen. Dit zou inzicht kunnen geven in waarom de economieën van terpen verschillen.

De terp van Achlum

In het handverzamelde material zijn vier botten van wilde dieren gevonden. Ze zijn afkomstig van vogels en een potvis (0,2%). De vogels bestaan uit twee botten van wilde eenden (0,5%) en bot van een Branta- of Anser-gans (0,2%) aangetroffen. Het wild heeft dus een aandeel van 0,9% in de voedselvoorziening (Hullegie, in press). Dit is veel lager dan de 9,3% op Firdgum.

62 In de 5 mm-fractie van Achlum zijn er minder resten maar meer wilde diersoorten aangetroffen. 69 visresten van vissoorten (16,9%) zoals de geep, kabeljauwachtigen, paling, bot/schol/schar en karperachtigen werden vooral in de Karolingische en late middeleeuwen gevangen in Achlum. Alle soorten, met uitzondering van de

karperachtigen, zijn ook aangetroffen in Firdgum. Echter het aandeel van vissen in Firdgum is met 20,2% veel hoger dan in Achlum. Daarnaast zijn er in Achlum nog drie botten aangetroffen van vogels (2,7%). Dit is iets meer dan het aandeel van vogels in Firdgum dat 2,5% bedraagt. In Achlum betreft dit voornamelijk resten van

ongeïdentificeerde eendensoorten en ongedetermineerde vogelsoorten, terwijl er in Firdgum sprake was van een veel grotere verscheidenheid van soorten: ten minste dertien soorten. Daarnaast zijn er nog twee muizenbotten (0,4%) gevonden waarvan er een afkomstig is van een woelmuizensoort (0,2%). Deze soorten zijn ook in kleine

hoeveelheden in Firdgum aangetroffen. In totaal beslaat het wild 18,1% van de totale hoeveelheid resten in Achlum terwijl het in Firdgum 22,8% beslaat.

In de 2 mm-fractie van Achlum werden de vissoorten verrijkt met haring, zalm en de driedoornige stekelbaars. De haring is de enige soort die ook in Firdgum gevangen werd. In totaal zijn er in Achlum 80 visresten aangetroffen (41,0%). Daarnaast zijn er nog een ondetermineerbare vogelbotten aangetroffen in de 2 mm-fractie (0,5%). Dertig resten (15,4%) zijn afkomstig van muizen waaronder drie noordse woelmuizen (1,5%), drieëntwintig botten van woelmuissoorten (11,8%) en vier ondetermineerbare

muizensoorten (2,1%). Daarnaast is er nog een bot van een amfibie aangetroffen (0,5%). Van de 195 botten die bestudeerd zijn, beslaat het wild in Achlum 57,4% van de totale economie in de 2 mm-fractie. Vis voerde hierin de hoofdrol met 71,4%.

De vergelijking met Achlum toont dat veel soorten die in Firdgum gejaagd werden ook in Achlum bejaagd werden. Eenden waren in Achlum net als in Firdgum de meest gevangen groep. Van de vissen waren de platvissen in beide vindplaatsen de meest gevangen vissensoorten. In Firdgum is echter in de meeste zeeffracties de wildcomponent groter dan die in Achlum. Dit suggereert dat er in Firdgum meer wilde dieren gevangen werden dan Achlum. Daarnaast is de verscheidenheid aan wilde dieren in Firdgum groter dan die in Achlum. Dit heeft met name betrekking op de bejaagde zoogdieren en vogels. Vogels werden in Achlum niet direct langs de kust gejaagd, terwijl in Firdgum een hele

63 grote groep vogels daar wel gejaagd werd. Dit is te wijten aan het feit dat Firdgum

dichterbij de toenmalig kustlijn lag. De mariene vissen die door de bewoners van Achlum zijn gevangen zijn waarschijnlijk via de geulen en prielen het kwelderlandschap in

gezwommen. Zo kwamen ze dicht genoeg bij de terp om gevangen te worden. De grote walvissen zoals de bultrug en potvis spoelden waarschijnlijk aan op de noordkust van de eilanden. Onderdelen van deze dieren zijn waarschijnlijk later de Waddenzee ingespoeld en verzameld door de bewoners.

De terp van Englum

In Englum is een geheel ander beeld te zien. Hier lijken de bewoners van de terp slechts zelden gejaagd en gevist te hebben in de periode van de 800 tot 1200 na Chr. Er zijn namelijk maar twee botten aangetroffen van wilde dieren (bijlage 22). Het betreft een wintertaling en een ongeïdentificeerde vogelsoort. De wintertaling is een eendensoort die voornamelijk in de winter in Nederland aanwezig is. Dit is een indicatie is dat de

bewoners van Englum in elk geval in de wintermaanden jaagden. Daarnaast zijn er monsters genomen voor de vroege middeleeuwen in Englum, maar deze bevatten geen botmateriaal. Zeefmonsters uit eerdere perioden van Englum geven aan dat er in minimale mate werd gevist op kabeljauw en platvissen. Het botmateriaal van de kabeljauw kwam echter voornamelijk uit bijzondere sporen (Prummel, 2008, 116-118, 120, 142-144).

Het belang van de jacht in Englum is dus verwaardeloosbaar in vergelijking tot Firdgum. Echter de omgeving van de terp bij Englum lijkt op basis van de andere diersoorten niet erg te verschillen van Firdgum. Het feit dat er eenden en waadvogels voorkomen suggereert dat ook hier een waterrijk milieu heeft bestaan rond de terp. De vissoorten die werden bejaagd in Englum zijn ook teruggevonden in Firdgum. Het is daarom maar de vraag in hoeverre het landschap de economie van het houden van schapen of runderen en het belang van de jacht bepaalde of dat ook andere factoren een rol speelden zoals voorkeuren.

De terp van Anjum

In Anjum is net als in Achlum en Englum de jacht van geringer belang dan in Firdgum. Ook hier is een kleinere verscheidenheid aan soorten aangetroffen bestaande uit een

64 smient, een mogelijk andere Anas-eend en een onbekende vogelsoort in het

handverzamelde materiaal. Tezamen beslaan deze soorten 0,7% van de gehele economie. Deze eendensoorten werden ook bejaagd in Firdgum. Daarnaast zijn er zes resten van bot/schol/schar aangetroffen in het handverzamelde materiaal (1,3%). Dit zijn volgens het handverzamelde materiaal in Anjum alle diersoorten die bejaagd zijn. Het belang van de jacht met 2,0% in Anjum dus veel kleiner dan de 9,3% in Firdgum (Prummel & van Gent, 2010, 250).

In het 5 mm-materiaal werd nog een rest van een smient en twee resten van Anas-eenden aangetroffen. Daarnaast bevatte het zeefmateriaal een bot van een bot/schol/schar en een van een onbekende vissoort. De totale jachtcomponent komt daarom in Anjum in het 5 mm-materiaal uit op 1,6%. Dit is veel lager dan de 22,8% en de 18,1% in Firdgum en Achlum. In Anjum was de jacht maar een klein onderdeel van de voedseleconomie. De vondst van de smient, wat een wintergast is, suggereert net als in Englum dat de jacht voornamelijk plaatsvond in de wintermaanden (Prummel & van Gent, 2010, 254).

Ook hier blijkt uit de bejaagde diersoorten en geologische gegevens dat de terp in een soortgelijke omgeving moet hebben gelegen als Firdgum, aangezien soorten die in Firdgum voorkomen ook in Anjum voorkomen. De eenden geven aan dat de terp in een waterrijke, open omgeving moet hebben gelegen. De bot/schol/schar geven aan dat het water uit zout of brak water ging. In Anjum zijn net als bij Englum geen aanwijzingen gevonden dat er aan open zee gejaagd werd.

De terp van Wijnaldum

De terp van Wijnaldum vertoont een opvallend hoog percentage aan jacht 43,4%. In de economie speelden de vissen met 33,1% een heel belangrijke rol. In Wijnaldum zijn in totaal 1897 visbotten aangetroffen uit dezelfde periode als Firdgum (bijlage 24). Net als in Firdgum is er een grote verscheidenheid aan vissen bejaagd. Enkele vissoorten zoals snoek, karperachtigen en meervallen zijn gevangen in zoet water, terwijl de meerderheid van de vissen voorkwam in zout water. Dit suggereert dat er net als Firdgum gejaagd werd aan zee en in binnenlandse kwelders en wateren. Opvallend is dat in Wijnaldum net als in Firdgum de bot/schol/schar en de paling, althans qua vissoorten, de

65 relatief grote aantallen gejaagd. Deze soorten werden in Firdgum in mindere mate

bejaagd (Prummel et al., in press).

Ook in Wijnaldum overheersen de eenden en ganzen de vogeljacht. Na de eenden en ganzen volgen de strand- en weidevogels zoals strandlopers, plevieren etc. Daarnaast zijn hier ook roofvogels aangetroffen namelijk de zeearend, en uilen. De bosuilen kunnen een aanwijzing zijn dat ook hier deels bebost gebied aanwezig was. Rond de boerderijen op de terpen van Firdgum hebben echter wel enkele bomen gestaan. Het betreft

vermoedelijk vlieren. Een andere soort die nog niet eerder voorkwam op andere terpen is de houtduif.

De jacht op zoogdieren, vogels en vissen was op Wijaldum van veel geringer belang dan de jacht op vogels en vissen. De bruinvis en het edelhert zijn soorten die ook in Achlum en Firdgum zijn gejaagd. Daarnaast is er net als in Firdgum ook op bunzing gejaagd.

Ook bij de zoogdieren zien we duidelijk een grote overlap van soorten met Firdgum. Dit suggereert dat het landschap rond Wijnaldum vergelijkbaar met Firdgum moet zijn geweest. Een groot verschil is echter de aangetroffen vogels zoals de zeearend, bosuil en de houtsnip die in bebost gebied voorkomen, die niet in Firdgum zijn aangetroffen. Op basis van de botten die zijn aangetroffen in Firdgumlijkt dit landschap komt niet voor in de buurt van Firdgum. Echter het opgegraven gedeelte van de terp in Firdgum was veel kleiner dan in Wijnaldum. Dit kan dus betekenen dat er een gedeelte van de vogelbotten gemist is.

De terp van Elisenhof

De Duitse terp Elisenhof (Sleeswijk-Holstein) is gelegen nabij Töning en de monding van de Eider. De terp lag in een smal kweldergedeelte. Op de Duitse terp zijn, ondanks dat er niet gezeefd is, ook resten van wilde zoogdieren, vogels en vissen aangetroffen (bijlage 25). In totaal nam de jacht 8,5% van de gehele voedseleconomie in. Dit is iets lager dan de 9,3% die in Firdgum aan de hand van het handverzamelde materiaal bepaald werd. Echter het 5 mm- en 2 mm-materiaal in Firdgum suggereerde dat het percentage wild vermoedelijk hoger lag dan het handverzameld materiaal aangeeft. Omdat echter in Elisenhof ook niet gezeefd is, zou het percentage wilde zoogdieren ook hier naar boven kunnen worden bijgesteld.

66 Hoewel het percentage bejaagde dieren in Elisenhof lager is dan in Firdgum, laat de soortenlijst zien dat er veel meer diersoorten werden bejaagd in Elisenhof dan in Firdgum. Dit is ook te wijten aan het feit dat er in Elisenhof veel meer aantallen resten zijn aangetroffen. Hierdoor is er meer kans om soorten die slechts een enkele keer zijn bejaagd, terug te vinden. Bij de wilde zoogdieren zijn de vos, het oerrund, het wilde zwijn en de gewone zeehond soorten die niet zijn aangetroffen in Firdgum. Daarnaast zijn er maar liefst 39 verschillende soorten vogels gejaagd in Elisenhof. Deze

verscheidenheid is veel hoger dan in Firdgum. Echter net als in Firdgum blijkt dat de watervogels, kustvogels en waadvogels de economie hebben gedomineerd. Hier zien we dan ook veel overlap in de aangetroffen soorten. Echter er is ook een grote groep vogels bejaagd, zoals de oehoe, de veld- en bosuil, de raaf, de roek en of kraai en de gaai, die suggereren dat er bij Elisenhof ook een bosrijk milieu aanwezig moet zijn geweest. Op de geologische kaart van Elisenhof is op circa 10 km afstand van de terp, achter de

Figuur 3. Geologische kaart van Elisenhof (Tönning)

kwelderstrook langs de Eider, een gevarieerder landschap van zand en hoogveen te zien (figuur 3). Het is aannemelijk dat deze vogels in dit gevarieerdere landschap zijn bejaagd. Deze indicatie komt niet naar voren bij Firdgum, waar enkel veld-, kust- en watervogels zijn aangetroffen (Schott, 1956, karte 2, Reichstein, 1994, 111-133).

Wat ook opvallend is in het (

Naar: Schott, 1956, karte 2) materiaal van Elisenhof is de grote

hoeveelheid en verscheidenheid aan roofvogels die bejaagd zijn. Tot nu toe heeft geen enkele terp aanwijzingen van jacht op roofvogels opgeleverd. Roofvogels worden vaak niet gegeten. Het is dan ook onduidelijk met welke reden deze roofvogels zijn bejaagd. Ze kunnen een rituele waarde hebben gehad of voor de veren zijn gejaagd (Reichstein, 1994, 115).

67 Naast de vogels zijn er ook resten van vissen aangetroffen. Ook hieruit blijkt dat er in Elisenhof een grote verscheidenheid aan vissen gevangen werd. Sommige zoals

kabeljauw, de bot/schol/schar en de stekelrog zijn ook aangetroffen in Firdgum. De kabeljauw, steur en bot/schol/schar waren de vissen waar het meest op gejaagd werd. Dit is waarschijnlijk te danken aan het feit dat Elisenhof aan de monding van de Eider lag. Dit is een echte rivier. Vissen zoals de steur trekken de rivier op om te paaien en konden daardoor door de inwoners van Elisenhof gemakkelijk gevangen worden. Dit beeld zien we gedeeltelijk terug in Firdgum waar de bot/schol/schar ook een van de meeste bejaagde vissoorten was. Kabeljauw werd ook gejaagd maar in geringe mate. De andere soorten die belangrijk waren in het materiaal van Firdgum zoals de paling en de haring,

ontbreken in het soortenspectrum van Elisenhof. Dit kan betekenen dat deze soorten niet gejaagd werden in Duitsland. Echter het lijkt waarschijnlijker dat de resten van deze vissoorten gemist zijn tijdens het verzamelen vanwege hun geringe grootte en omdat er niet gezeefd is. Andere kleine vissoorten uit Firdgum zoals spiering, zeedonderpad en haring zijn, mogelijk om dezelfde reden niet aangetroffen in Elisenhof. Ondanks dat de kleine vissoorten opvallend afwezig zijn in Elisenhof zijn er enkele grotere vissoorten bejaagd die niet gevangen zijn in Firdgum waaronder grote kabeljauwachtigen zoals schelvis en koolvis, grote Pleuronectidae zoals de tarbot en de leng, en de snoek, diklipharder, meerval, steur, zeebaars, (Heinrich, 1994, 219). De snoek is een zoetwatervis die slechts in geringe mate brak water tolereert. Dit geeft aan dat rond Elisenhof ook zoet water aanwezig moet zijn geweest. De meerval en de steur zijn beide vissen die in de rivier de Eider leefden of de Eider optrokken om te paaien.

Uit het vergelijkend onderzoek is gebleken dat de jachtcomponent in de totale

voedselvoorziening sterk wisselt per terp. Zo zijn er terpen zoals Anjum en Englum die maar in beperkte mate aan jacht en visvangst hebben gedaan, terwijl andere

vroegmiddeleeuwse terpen zoals Wijnaldum en Elisenhof een jachtcomponent hebben als Firdgum of zelfs een nog grotere. Vanuit de meeste terpen werd in meer of minder mate gejaagd op wilde zoogdieren, vogels en vissen. De jacht op vogels geeft in alle gevallen aan dat eenden en ganzen de vogels waren waarop voornamelijk gejaagd werd. Daarnaast werden vaak andere water-, kust- en weidevogels gejaagd. De vogelsoorten, walvissen

68 en vissen die teruggevonden zijn op de terpen komen in grote mate overeen en

suggereren dat alle terpen omringd werden door een open, waterrijk gras- en kwelderlandschap waarbij sommige toegang hadden tot de kust, estuaria en riviermondingen bij zee. De grote overeenkomsten in het landschap suggeren dat landschapsfactoren niet de reden waren voor de verschillen in veeteelt tussen de terpen. Het is daarom aannnemelijk dat de verschillen in het belang van schaap en rund op de terpen eerder door persoonlijke voorkeuren of sociale structuren zijn bepaald.

Elisenhof is een uitzondering in zoverre dat er naast de water- en kustvogels ook vogels uit een bosrijke omgeving zijn gejaagd. Hoewel er dus overeenkomsten zijn in welke diersoorten er werden gejaagd en in welk milieu, was de jachtcomponent in Firdgum groter dan op de meeste andere vindplaatsen. Alleen Wijnaldum heeft een grotere jachtcomponent. De verscheidenheid aan soorten in Firdgum is groter dan die in Achlum, Englum en Anjum, maar kleiner dan die in Elisenhof en Wijnaldum. Echter het aantal resten in Elisenhof en Wijnaldum was ook groter dan de andere terpen. Hierdoor is de kans om soorten die slechts een enkele keer bejaagd zijn te vinden groter.

Vanuit de meeste terpen werd gedurende het gehele jaar door gejaagd en gevist. Alleen de gevangen smienten en wintertalingen in Anjum en Englum tonen aan dat de jacht hier vermoedelijk in elk geval in de winter plaatsvond. Op de andere terpen zijn zowel zomer-, winter- als jaargasten aangetroffen.

69