• No results found

Het gebruik van de wilde dieren aan de hand van leeftijden en bijzonderheden

Resultaten 2. De wilde dieren

2.2 Het gebruik van de wilde dieren aan de hand van leeftijden en bijzonderheden

Net als voor het materiaal van de gedomesticeerde dierensoorten is er gekeken naar de leeftijden en naar het voorkomen van pathologieën, snijsporen, brandsporen en

bewerkingssporen op de botten van wilde dieren. Dit kan immers iets vertellen over het gebruik van deze dieren op de terp. Daarnaast is er ook gekeken naar de leeftijden waarop de dieren stierven.

49

Resultaten van het onderzoek naar leeftijd en bijzonderheden in het handverzamelde materiaal

De botten van de wilde diersoorten in het handverzamelde materiaal leverden maar weinig gegevens op over leeftijd waarop de dieren stierven. Enkel van twee grauwe ganzenbotten kon gezegd worden dat het om volwassen exemplaren ging. Het feit dat de andere botten onbepaalde leeftijden hebben en dat er twee volwassen ganzen in het materiaal zijn aangetroffen suggereert dat de terpbewoners voornamelijk op volwassen dieren hebben gejaagd, anders was dit duidelijk aan de botten te zien.

In het handverzamelde materiaal zijn er weinig bijzonderheden gevonden op de botten van de wilde diersoorten (bijlage 11 & 20). Een metacarpus van een grauwe gans bevat een snijspoor. Dit suggereert dat ganzen werden gevangen voor het vlees. Daarnaast was er een lendenwervel van een wilde eend die sporen van verbranding had. Dit betekent dat de botten van eenden waarschijnlijk als afval werden verbrand. De resten van het gewei van het edelhert waren vermoedelijk afvalresten van het bewerken van gewei tot een gebruiksvoorwerp. Het jagen van edelherten kan in Firdgum mede zijn uitgevoerd voor het gewei. Ook is het mogelijk dat het hier een afgeworpen gewei betreft. Het kleine aantal resten over de grote tijdsperiode geeft aan dat rendieren niet veel bejaagd werden of dat het gewei geimporteerd is.

Resultaten van het onderzoek naar leeftijd en bijzonderheden in de 5 mm-fractie

De botten in deze fractie zijn net als die in het handverzamelde materiaal bijna allemaal van een onbepaalde, volwassen leeftijd. Dit is een sterke aanwijzing dat de bewoners van de terp voornamelijk volwassen dieren bejaagden. Indien zij jongere dieren als prooi hadden, is dit aan de botten te zien. Binnen het 5 mm-materiaal is maar een rest gevonden van een vermoedelijk jong dier (bijlage 20). Het betreft een infantiele geep, wat bevestigt dat de meerderheid van dieren volwassen was als het bejaagd werd.

Van de 2426 botten van wilde diersoorten in de 5 mm-fractie zijn, zijn er 29 botten die bijzonderheden vertonen (bijlage 20). Negen van deze botten zijn afkomstig van vogels en een groep van botten is afkomstig van vissen. De wilde zoogdieren zoals bunzing, hermelijn en de muizen hebben dus geen enkele bijzonderheden op hun botten. Dit maakt het lastig om uitspraken te doen over de rol van deze dieren in de gemeenschap. Het is niet te zeggen in hoeverre deze dieren actief zijn bejaagd voor bijvoorbeeld hun pels of

50 dat deze dieren van nature in de buurt van de terp voorkwamen en daar een natuurlijke dood zijn gestorven.

Het beeld van eendenbotten die als afval in het vuur zijn beland komt ook in de 5 mm-fractie naar voren aangezien drie Anas-eenden en drie wilde eenden sporen van

verbranding hadden. Maar niet alleen botten van eenden werden op het vuur gegooid, aangezien de botten van een Anser-gans, een waadvogel en een onbekende vogelsoort ook sporen van verbranding hadden. Ook twintig caudale wervels van platvissen vertoonden brandsporen. Ook zij belanden dus in het vuur.

Resultaten van het onderzoek naar leeftijd & bijzonderheden in de 2 mm-fractie

Voor geen van de dieren in de 2 mm-fractie kan een leeftijdsbepaling worden

uitgevoerd. Dit suggereert net als al naar voren kwam in het handverzamelde en 5 mm-fractie dat het voornamelijk om volwassen dieren gaat, die bejaagd zijn.

Onderzoek naar bijzonderheden op de botten in het 2 mm-materiaal heeft aangetoond dat er vijf visbotten zijn aangetroffen van met sporen van verbranding (bijlage 20). Net als in het 5 mm-materiaal zijn de meeste verbrande botten afkomstig van bot/schol/schar. Het zijn vier wervels en een maximillare. Echter niet alleen de botten van platvissen werden als afval op het vuur gegooid. Dit blijkt uit een caudale wervel van paling die verbrand was.

Op andere botten in de 2 mm-fractie zijn geen bijzonderheden waargenomen. Het is hierdoor moeilijk om iets te zeggen over de rol van deze diersoorten. Van vogels en vissen is het aannemelijk dat zij voor het vlees zijn gevangen. De muizen en de amfibieën kwamen in de omgeving van de terp voor en zijn waarschijnlijk een natuurlijke dood op de terp zijn gestorven.

Concluderend kan gezegd worden dat er voornamelijk resten van volwassen wilde dieren op de terp in Firdgum zijn aangetroffen. Voor de ganzen kan aan de hand van de

snijsporen worden gezegd dat zij voor het vlees zijn gejaagd. Naast het produceren van vlees hadden veel dieren nog andere functies. Zo bestonden de geweiresten van het edelhert uit afval van geweibewerking . De botten van vissen en vogels werden verbrand als afval. De bunzing en hermelijn zijn waarschijnlijk gejaagd voor hun pels. De resten

51 van de muizen en amfibieën op de terp beslaan vermoedelijk toevallige vondsten en hadden geen aandeel in de economie van de terp.