• No results found

Het belang van de jacht aan de hand van de wilde dieren

Resultaten 2. De wilde dieren

2.1 Het belang van de jacht aan de hand van de wilde dieren

De resultaten van de NR-methode in het handverzamelde materiaal

In het handverzamelde materiaal zijn 60 botten aangetroffen van wilde zoogdieren, vogels en vissen. In het onderzoek naar de bejaagde wilde diersoorten is het belang van weekdieren niet meegenomen. Dit is gedaan in een volgend hoofdstuk omdat het

onduidelijk is in hoeverre deze weekdieren ook daadwerkelijk onderdeel waren van de voedseleconomie.

Uit de tabellen blijkt dat de jacht op wilde dieren, qua aantallen resten, 9,3% van de totale voedseleconomie innam. Dit lage percentage geeft aan dat de bewoners

voornamelijk van gedomesticeerde diersoorten afhankelijk waren voor de productie van vlees, leer en gebruiksobjecten.

De wilde zoogdieren

Vijf van de zestig botten zijn afkomstig van wilde zoogdieren. Het handverzamelde materiaal toont aan dat er op walvissen en in mindere mate op edelherten werd gejaagd Tabel 10. Het belang van wilde zoogdieren in de NR-methode aan de hand van handverzamelde materiaal

Nederlandse naam Latijnse naam Aantal resten Aandeel in percentages van alle bejaagde dieren Aandeel in percentages in de totale economie Bruinvis Phocoena phocoena 2 3,5% 0,3% Bultrug Megaptera novaeangliae 1 1,7% 0,2% Walvis Cetacea 1 1,7% 0,2%

Edelhert Cervus elaphus 1 1,7% 0,2%

35 (tabel 10). Voor de bultrug en de onbekende walvissen is het onduidelijk of de bewoners deze dieren actief bejaagden of dat het om resten van aangespoelde dieren gaat, die vervolgens zijn geëxploiteerd door de terpbewoners. De bruinvis is waarschijnlijk een bijvangst van de visserij is geweest.

De vogels

Behalve op wilde zoogdieren jaagden de inwoners van Firdgum ook op vogels. De jacht op vogels nam met 7,3% van de totale economie een groter aandeel in de economie in dan de jacht op wilde zoogdieren. Met 82,6% van de jachtcomponent in het

handverzamelde materiaal zijn vogels het belangrijkste wild dat bejaagd werd. In totaal zijn er zeven verschillende vogelsoorten gedetermineerd in het handverzamelde

materiaal. Daarnaast is er een grote groep vogelresten die niet op soort gedetermineerd kon worden (tabel 11).

Tabel 11. Aandeel van bejaagde vogels in de economie volgens het handverzamelde materiaal

Nederlandse naam Latijnse naam Aantal resten Aandeel in percentages van alle bejaagde dieren Aandeel in percentages in de totale economie

Anser-gans Anser species 5 8,6% 0,8%

Grauwe gans Anser anser 6 10,3% 0,9%

Eenden waaronder wilde eend Anatidae waaronder Anas plathyrhynchos 24 41,4% 3,4%

Zwaan Cygnus species 1 1,7% 0,2%

Grutto Limosa limosa 1 1,7% 0,2%

Regenwulp Numenius phaeopus

1 1,7% 0,2%

Wulp Numenius arquata 2 3,5% 0,3%

Ongeïdentificeerde vogelresten

8 13,8% 1,2%

Totaal 48 82,7% 7,3%

De jacht op vogels concentreerde zich op het vangen van eenden en ganzen. Eenden besloegen 41,4% en ganzensoorten 18,6% van de totale jacht. Dit zijn relatief hoge percentages. Naast eenden en ganzen speelden andere watervogels en waadvogels zoals zwanen, grutto’s, regenwulpen en wulpen een kleine rol in de economie.

36

De vissen

Dat er in Firdgum ook gevist werd, blijkt uit enkele visbotten. Vissen speelden echter met 1,2% maar een kleine rol in de totale economie. Net als de wilde zoogdieren beslaan de vissen 8,6% van de bejaagde dieren. In het handverzamelde materiaal zijn vier vissoorten onderscheiden, waarvan de bot/schol/schar met 3,4% het grootste aandeel had (tabel 12). De andere vissoorten lijken een marginaal belang te hebben gehad in de economie. Echter geep, kabeljauw en dunlipharder zijn grote vissen, die relatief veel vlees zullen hebben opgeleverd. Hun belang in de vleesproductie kan daarom hoger uitvallen.

Tabel 12. Aandeel van bejaagde vissoorten in de economie volgens het handverzamelde materiaal

Nederlandse naam

Latijnse naam Aantal resten

Aandeel in percentages van alle bejaagde dieren

Aandeel in percentages in de totale economie

Geep Belone belone 1 1,7% 0,2%

Kabeljauw Gadus morhua 1 1,7% 0,2%

Bot/schol/schar Pleuronectidae 2 3,5% 0,4%

Dunlipharder Liza ramada 1 1,7% 0,2%

Totaal 5 8,6% 1,2%

De resultaten van de beengewichtmethode in het handverzamelde materiaal

De resultaten van de beengewichtmethode geven een ander beeld van het aandeel van de verschillende dieren (tabel 13). De wilde zoogdieren hebben in de beengewichtmethode met 91,2% het grootste aandeel in de jacht. Ook de onderlinge verdeling binnen de wilde zoogdieren is anders. Volgens de NR-methode was de bruinvis de belangrijkste

walvissoort van de wilde zoogdieren in de economie. De beengewichtmethode geeft echter aan dat de bultrug van veel groter belang was. Ook de onbekende walvis heeft een Tabel 13. Aandeel van bejaagde zoogdieren in de economie volgens de

beengewichtmethode in het handverzamelde materiaal

Nederlandse naam Latijnse naam Gewicht in grammen Percentage binnen de bejaagde diersoorten Percentage totale gewicht Bruinvis Phocoena phocoena 6,0 0,7% 0,0% Bultrug Megaptera novaeangliae 736,2 86,5% 3,6% Walvis Cetacea 29,5 3,5% 0,1%

Edelhert Cervus elaphus

4,5 0,5% 0,0%

37 hoger percentage in de beengewichtmethode dan in de NR-methode. Dit is te wijten aan de relatieve lichtheid van de botten van de bruinvis en de zwaarte van de botten van bultrug en andere walvissen. De andere diersoorten zoals de bruinvis en het edelhert hebben in de beengewichtmethode een geringer belang in de economie dan volgens de NR-methode. Het percentage voor de bultrug binnen de gehele economie is volgens de beengewichtmethode veel hoger dan volgens de NR-methode. Echter beide methodes laten zien dat de bejaagde wilde zoogdieren maar een klein belang hadden in de algehele voedseleconomie van Firdgum.

De vogels

Het eerste opvallende verschil is het belang van de vogels in de jacht (tabel 14). De NR-methode concludeerde dat vogels met een aandeel van 82,6% het belangrijkste bejaagde wild in Firdgum waren. De beengewichtmethode geeft de vogels met 7,4% een veel lager belang in de (jacht)economie. Dit is te wijten aan de geringe grootte en het lage

Tabel 14. Aandeel van de bejaagde vogelsoorten in de economie volgens het handverzamelde materiaal

Nederlandse naam Latijnse naam Gewicht in grammen

Percentage binnen de bejaagde diersoorten

Percentage totale gewicht

Anser-gans Anser species 7,0 0,8% 0,0%

Grauwe gans Anser anser 13,7 1,6% 0,1%

Eenden waaronder wilde eend

Anatidae waaronder Anas

plathyrhynchos 26,9 3,2% 0,1%

Zwaan Cygnus species 5,1 0,6% 0,0%

Grutto Limosa limosa 0,3 0,0% 0,0%

Regenwulp Numenius

phaeopus 0,5 0,1% 0,0%

Wulp Numenius arquata 3,3 0,4% 0,0%

Ongeïdentificeerde

vogelresten 6,0 0,7% 0,0%

Totaal 62,8 7,4% 0,3%

gewicht van vogelbotten ten opzichte van botten van grote zoogdieren. Hoewel deze methode aangeeft dat het belang van de vogels in de jachtcomponent een stuk lager is dan volgens de NR-methode, verandert er weinig aan de onderlinge verdeling van de vogels. Eenden en ganzen blijven de belangrijkste vogelsoorten. De beengewichtmethode laat net als de NR-methode zien dat de andere vogelsoorten zoals zwaan, grutto, regenwulp en wulp een minimaal aandeel in de economie hadden.

38

De vissen

De beengewichtmethode laat ook hier zien dat het belang van de vissen in de bejaagde component met 1,4% een stuk lager lag dan de 8,6% die berekend werd in de NR-methode (tabel 15). Daarnaast blijkt uit de beengewichtNR-methode dat niet de

bot/schol/schar de grootste bijdrage aan de economie hadden, maar de grote vissen zoals de dunlipharder met 0,7%, de kabeljauw met 0,3% en tenslotte pas de bot/schol/schar met 0,2%. De verschillen tussen de verschillende vissoorten in de beengewichtmethode zijn echter niet groot. Dit suggereert dat de bijdrage van de verschillende vissoorten aan de economie maar minimaal verschilden van elkaar. Het aandeel van de vissen binnen de gehele economie toont met beide methodes dat de vissoorten slechts een kleine rol de economie speelden.

Tabel 15. Aandeel van de bejaagde vissoorten in de economie volgens het handverzamelde materiaal

Nederlandse naam Latijnse naam Gewicht in grammen

Percentage binnen de bejaagde diersoorten

Percentage totale gewicht

Geep Belone belone

0,3 0,0% 0,0%

Kabeljauw Gadus morhua

2,9 0,3% 0,0%

Bot/schol/schar Pleuronectidae 1,7 0,2% 0,0%

Dunlipharder Liza ramada 5,9 0,7% 0,0%

Ongeidentificeerde

visresten 1,4 0,2% 0,0%

Totaal

12,2 1,4% 0,1%

De 5 mm-fractie

De resultaten van de NR-methode in de 5 mm-fractie

Van de 2979 resten uit de 5 mm-fractie zijn er 728 botresten gedetermineerd als

afkomstig van zoogdieren. Hierbij zijn de 1280 botten die afkomstig zijn van onbekende zoogdieren en 418 zoogdieren waarvan de grootte onbekend is niet meegerekend, aangezien het bij deze categorieën niet duidelijk is of het om wilde dieren of

gedomesticeerde dieren gaat (bijlage 2). Deze wilde dieren in de 5 mm-fractie kunnen worden opgedeeld in wilde zoogdieren, vogels en vissen.

39

De wilde zoogdieren

Een vergelijking van de resultaten van het handverzamelde materiaal en de 5 mm-fractie levert totaal verschillende beelden op over het belang en de verscheidenheid in

diersoorten die bejaagd werden rond de terp. Daarnaast levert het gegevens over een aantal diersoorten die niet bejaagd zijn maar rond de terp leefden. Deze dieren zijn vermoedelijk vanwege het kleine formaat van hun botten gemist tijdens het met de hand verzamelen van botresten.

De toe te voegen bejaagde diersoorten zijn hermelijn en bunzing. Daarnaast zijn er resten van de huismuis en onbekende muizensoorten aangetroffen. Vanwege het kleine formaat is het onwaarschijnlijk dat deze gegeten of bejaagd werden. Deze muizensoorten leefden waarschijnlijk van de graanvoorraden van de mens. De huismuis is dan ook een echte cultuurvolger.

Net als het handverzamelde materiaal geeft de 5 mm-fractie aan dat de jacht op wilde zoogdieren maar een klein aandeel had in de economie (tabel 16). De bunzing, de

huismuis en de onbekende muizensoort nemen elk 0,1% in van de het aandeel in de jacht. De hermelijn neemt een groter aandeel in.

Voor de muizen kunnen we eigenlijk een negatief aandeel rekenen omdat ze niet gegeten werden en van de menselijke voedselvoorraden aten. Ook bunzing en hermelijn zijn soorten die niet vaak gegeten werden. Zij zijn vermoedelijk gejaagd voor hun pels. Tabel 16. Aandeel van de bejaagde zoogdieren in de economie volgens de 5 mm-fractie

Nederlandse naam Latijnse naam Aantal resten Aandeel in percentages van de jacht Aandeel in percentages in de totale economie Bunzing Mustela putorius 1 0,1% 0,0% Hermelijn Mustela erminea 2 0,3% 0,1% Huismuis Mus Musculus 1 0,1% 0,0% Onbekende muizensoort 1 0,1% 0,0% Totaal 5 0,6% 0,1% De vogels

In totaal zijn er dertien verschillende vogelsoorten gedetermineerd in het 5

mm-zeefmateriaal van Firdgum. De eenden vormden net als in het handverzamelde materiaal de categorie vogels die het grootste aandeel had in de jacht met een gezamenlijk aandeel

40 van 3,3% in de jachteconomie en 0,7% in de totale economie (tabel 17). De

eendensoorten kunnen met behulp van de 5 mm-fractie verder onderverdeeld worden in soorten zoals wilde eenden, Anas-species eenden, onbekende eendensoorten en Anas

penelope. Het kleine percentages voor deze veel bejaagde soorten geven aan dat de

meerderheid van de botten vermoedelijk zijn gevonden tijdens het met de hand

verzamelen van het materiaal en dat het belang van eend en gans in de economie in het handverzamelde materiaal dus relatief juist is.

Tabel 17. Aandeel van de bejaagde vogelsoorten in de economie volgens de 5 mm-fractie

Nederlandse naam Latijnse naam Aantal

resten Aandeel in percentages van de jacht Aandeel in percentages in de totale economie

Anas-eend Anas species 9 1,2% 0,3%

Anser-gans Anser species 3 0,4% 0,1%

Bonte strandloper Calidris alpine 4 0,6% 0,1%

Goud/Zilverplevier Pluvialis species 1 0,1% 0,0%

Goudplevier Pluvialis apricaria 1 0,1% 0,0%

Grauwe gans Anser anser 1 0,1% 0,0%

Kanoetstrandloper Calidris canutus 1 0,1% 0,0%

Kemphaan Philomachus pugnax 1 0,1% 0,0%

Smient Anas Penelope 1 0,1% 0,0%

Tamme/wilde gans Anser species 1 0,1% 0,0%

Waadvogel indetermineerbaar

3 0,4% 0,1%

Wilde eend Anas platyrhynchos 12 1,7% 0,4%

Onbekende eend 2 0,3% 0,1%

Onbekende vogel Aves 35 4,8% 1,2%

Totaal 75 10,3% 2,5%

De waadvogels en standlopers staan in de 5 mm-fractie met 0,4% van de

jachteconomie op een gedeelde tweede plaats met ganzensoorten. Dit is een verschil met het handverzamelde materiaal, waar na eenden, enkel ganzen het grootste aandeel

hadden. Het kleine percentage gans in de 5 mm-fractie kan verklaard worden door de grote omvang van ganzenbotten. Dit maakt ze gemakkelijk vindbaar met het blote oog. De botten van kleine strandlopers en waadvogels zijn echter veel kleiner en dus

waarschijnlijk over het hoofd gezien in het handverzamelde materiaal.

De hogere plaats van waadvogels en strandlopers in de economie in de 5 mm-fractie suggereert dat er tijdens het handverzamelen een groot deel van deze vogels is gemist. Echter de 5 mm-fractie geeft ook aan dat deze vogels maar een kleine rol hebben

gespeeld in de economie. De 5 mm-fractie geeft een aanvulling op het aantal soorten die gejaagd werden, maar werden gemist is in het handverzamelde materiaal, zoals de kanoetstrandloper, de goud- en zilverplevier, de bonte strandloper, de smient en de kemphaan.

41

De vissen

In de 5 mm-fractie zijn 648 botten van vissen gedetermineerd. Hiervan konden 204 botten niet op soort worden gebracht. Dankzij de hulp van enkele determinaties van de heer D. Brinkhuizen zijn onder de resterende 444 botten dertien verschillende soorten vissen gedetermineerd. Uit tabel 18 blijkt dat platvissen met 11,9 % van de vissen verreweg het grootste aandeel in de economie hadden. Dit is veel hoger dan de 3,3% in het handverzamelde materiaal. Dit suggereert dat een groot aantal visresten gemist is tijdens het met de hand verzamelen van materiaal. Het aandeel van de platvissen in de voedseleconomie is vermoedelijk hoger geweest dan door het handverzamelde materiaal wordt gesuggereerd.

De 5 mm-fractie toont een lijst met beenvissoorten die in het handverzamelde materiaal gemist is. Een van deze nieuwe soorten blijkt een belangrijk aandeel in de economie te hebben gehad. Deze soort is de paling. De soort is ondanks zijn relatief hoge belang in de 5 mm-fractie in het handverzamelde materiaal geheel gemist. De nieuwe beenvissoorten, tong, haring, zeedonderpad, grote marene, bot en wijting, werden ook gejaagd maar in veel kleinere hoeveelheden.

De 5 mm-fractie geeft ook aan dat er op kraakbeenvissen gevist werd door de inwoners van de terp. Dit blijkt uit de resten van gladde haai of toonhaai, de onbekende

haaiensoort, de stekelrog en een ruwe haai. Deze dieren nemen echter maar een klein percentage van het totaal in.

Tabel 18. Aandeel van de bejaagde vissoorten in de economie volgens de 5 mm-fractie

Nederlandse naam Latijnse naam Aantal

resten Aandeel in percentages van de jacht Aandeel in percentages in de totale economie

Stekelrog Raja clavata 1 0,1% 0,0%

Ruwe haai Galeorhinus galeus 3 0,4% 0,1%

Gladde haai/toonhaai Mustelus mustelus 1 0,1% 0,0%

Onbekende haaiensoort 1 0,1% 0,0%

Haring Clupea harrengus 8 1,1% 0,3%

Grote marene Coregonus lavaretus 2 0,3% 0,1%

Paling Anguilla Anguilla 42 5,8% 1,4%

Geep Belone belone 3 0,4% 0,1%

Wijting Merlangius merlangius 7 1,0% 0,2%

Zeedonderpad Myoxocephalus scorpius 1 0,1% 0,0%

Bot Platichthys flesus 1 0,1% 0,0%

Tong Solea solea 17 2,3% 0,6%

Platvissen Pleuronectidae 357 49,2% 11,9%

Onbekende vissoort Pisces 204 28,1% 6,8%

42

De resultaten van de beengewichtmethode in de 5 mm-fractie

Binnen het 5 mm-materiaal is ook onderzocht welk aandeel de verschillende diersoorten hadden volgens de beengewichtmethode en in hoeverre dit verschilde met de resultaten uit het handverzameld materiaal. Het totale gewicht van de 5 mm-fractie is 1416,2 gram. Het gewicht van de wilde dieren in de 5 mm-fractie bedraagt 57,1 gram.

De wilde zoogdieren

De beengewichtmethode toont aan dat de wilde zoogdieren in het 5 mm-materiaal maar een marginale rol in de economie speelden. Dit beeld werd ook al geschetst in de NR-methode voor het 5 mm-materiaal. De percentages voor de wilde zoogdieren binnen de beengewichtmethode vallen nog lager uit dan in de NR-methode. Daarnaast geeft de beengewichtmethode in tegenstelling tot de NR-methode aan dat niet de hermelijn maar de bunzing het grootste belang had binnen het vleesgewicht (tabel 19). Echter deze dieren werden waarschijnlijk niet gegeten maar bejaagd voor hun pels. Het belang van de

muizensoorten is zelfs niet te bepalen met de beengewichtmethode aangezien hun belang onder de 0,05% valt. Als ongedierte kan hun belang als nadelig voor de economie worden gezien.

Tabel 19. Aandeel van de bejaagde zoogdieren in de economie volgens de 5 mm-fractie

Nederlandse naam Latijnse naam Gewicht in grammen

Percentage binnen de bejaagde diersoorten

Percentage totale gewicht

Bunzing Mustela putorius 0,2 0,4% 0,0%

Hermelijn Mustela erminea 0,1 0,2% 0,0%

Huismuis Mus musculus 0 0,0% 0,0%

Onbekende

muizensoort 0 0,0%

0,0%

Totaal 0,3 0,6% 0,0%

De vogels

In totaal wegen de 96 vogelbotten uit de 5 mm-fractie 22,5 gram (tabel 20). De resultaten van de beengewichtmethode geven andere uitkomsten dan de NR-methode wat de

vogelbotten betreft. Allereerst schat de beengewichtsmethode het belang van de vogels in de jacht veel hoger in dan de NR-methode. De beengewichtmethode geeft de vogels namelijk een belang van 39,4% in plaats van de 3,1% die berekend was in de NR-methode. Dit betekent dat vogelbotten relatief zwaar waren en daardoor een belangrijke

43 rol speelden in de vleesproductie. Echter hoewel het belang van vogels in de jacht hoger uitvalt, geeft de beengewichtmethode aan dat het belang van vogels in de algehele economie lager is dan de NR-methode concludeert. Dit is vermoedelijk te wijten aan de kleine grootte en de lichtheid van vogelbotten ten opzichte van botten van zoogdieren zoals rund en schaap.

Daarnaast concludeert de gewichtmethode dat niet de eenden maar de ganzen van het grootste belang waren in de jacht op vogels. Dit verschil met NR-methode wordt

veroorzaakt door de grote omvang van ganzenbotten. Desondanks vallen de percentages voor eenden en ganzen hoger uit dan in de NR-methode en krijgen ze daarom een hoger belang in de economie. Het aandeel van andere vogels zoals de waadvogels, de

strandlopers, de plevieren en de kemphaan valt met de gewichtsmethode hoger uit dan de NR-methode. Echter deze soorten zijn ook volgens deze methode van gering belang voor de voedseleconomie.

Tabel 20. Aandeel van de bejaagde vogelsoorten in de economie volgens de 5 mm-fractie

Nederlandse naam Latijnse naam Gewicht in grammen

Percentage binnen de bejaagde diersoorten

Percentage totale gewicht

Anas-eend Anas species 1,8 3,2% 0,1%

Anser-gans Anser species 2,5 4,4% 0,2%

Bonte strandloper Calidris alpine 0,4 0,7% 0,0%

Goud/Zilverplevier Pluvialis species 0,1 0,2% 0,0%

Goudplevier Pluvialis apricaria 0,3 0,5% 0,0%

Kanoetstrandloper Calidris canutus 0,1 0,2% 0,0%

Kemphaan Philomachus pugnax 0,3 0,5% 0,0%

Onbekende eend 0,6 1,1% 0,0%

Smient Anas Penelope 0,3 0,5% 0,0%

Tamme/wilde gans Anser species 4,7 8,2% 0,3%

Waadvogel

indetermineerbaar 0,1 0,2% 0,0%

Wilde eend Anas platyrhynchos 5,0 8,6% 0,4%

Wilde grauwe gans Anser anser 0,2 0,4% 0,0%

Onbekende vogel Aves 6,1 10,7% 0,4%

Totaal 22,5 39,4% 1,2%

De vissen

Bij de visbotten is hetzelfde patroon als bij de vogels te herkennen. Het belang van vissen voor de voedselvoorziening met de beengewichtmethode is ten opzichte van de NR-methode, enorm gestegen. Echter als men kijkt naar het belang van vissen in de economie inclusief de gedomesticeerde dieren dan is het belang van 20,2% met de NR-methode gedaald naar 2,4% met de beengewichtNR-methode. Net als bij de vogels is dit verschil waarschijnlijk te wijten aan de geringe grootte en zwaarte van visbotten in relatie tot botten van grote zoogdieren zoals rund en schaap.

44 Net als de NR-methode laat de beengewichtmethode zien dat de platvissen het

grootste belang in de economie hadden binnen de bejaagde vissoorten (tabel 21). Het belang is met 58,9% kleiner dan het belang in de NR-methode. De NR-methode suggereerde dat na platvissen palingen met 1,7% het grootste aandeel in de economie hadden. Hoewel het aandeel paling (1,9%) met de beengewichtmethode vergelijkbaar is met dat van de NR-methode staat paling volgens de NR-methode niet op de tweede plaats. Op de tweede plaats komt namelijk tong met 2,5% volgens de

beengewichtmethode. Door de kleine wervels van de bot, het enkele kalklichaam van de gladde toonhaai en de kleine lichte wervels van de haring zijn deze vissoorten die in aandeel zijn gedaald. De andere vissoorten zijn binnen de beengewichtmethode allemaal in aandeel gestegen.

Tabel 21. Aandeel van de bejaagde vissoorten in de economie volgens de 5 mm-fractie

Nederlandse naam Latijnse naam Gewicht in grammen Percentage binnen de bejaagde diersoorten Percentage totale gewicht Onbekende haaiensoort 0,1 0,2% 0,0%

Gladde haai/Toonhaai Mustelus mustelus 0,0 0,0% 0,0%

Ruwe haai Galeorhinus galeus 1,0 0,2% 0,0%

Stekelrog Raja clavata 0,5 0,9% 0,0%

Haring Clupea harrengus 0,1 0,2% 0,0%

Grote marene Coregonus lavaretus 0,1 0,2% 0,0%

Paling Anguilla Anguilla 1,1 1,9% 0,1%

Geep Belone belone 0,2 0,4% 0,0%

Wijting Merlangius merlangius 0,4 0,7% 0,0%

Zeedonderpad Myoxocephalus scorpius 0,1 0,2% 0,0%

Bot Platichthys flesus 0,0 0,0% 0,0%

Tong Solea solea

1,4 2,5% 0,1%

Platvissen Pleuronectidae 22,4 39,2% 1,6%

Onbekende vissoort Pisces 7,0 12,3% 0,5%

Totaal 34,3 58,9% 2,4%

De 2 mm-fractie

De resultaten van de NR-methode in de 2 mm-fractie

In de 2 mm-fractie zijn 675 botten onderzocht. Hiervan zijn 164 resten afkomstig van zoogdieren die niet op soort gedetermineerd konden worden. De andere 511 botten