• No results found

3 Van kwaad tot erger

3.1 Van nationale naar internationale mensenrechten

Carter maakte mensenrechten na zijn uitverkiezing een essentieel deel van zijn buitenlandse politiek. Hierin werd afgestapt van het pragmatisme en realisme van zijn

105 Frans van Nijnatten, Tussen liberalisme en conservatisme. De verkiezingscampagnes van Jimmy

voorgangers dat voortkwam uit het Koude Oorlogskader. Naast de pragmatische kijk ontstond er nu ook ruimte voor moraliteit en ethiek in de buitenlandpolitiek. Deze belangstelling voor mensenrechten kwam niet uit het niets. De intrede van het moralisme had een lange voorgeschiedenis in de VS en de internationale politiek. Om vast te stellen wat dit precies inhield voor het beleid is het van belang de geschiedenis en de betekenis van dit concept kort uiteen te zetten. Op deze manier kan dit kader worden vergeleken met de concepten die Carters voorgangers gebruikten in hun buitenlandse politiek zoals bijvoorbeeld containment.

Mensenrechten worden tegenwoordig vaak aangehaald in politieke kringen en er zijn veel regeringen, supra- en transnationale instanties en non-gouvernementele organisaties die zich hiermee bezig houden. Wat het concept mensenrechten inhoudt is lastig vast te stellen. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 spreekt van ‘universele’ en ‘onvervreemdbare’ rechten. De online editie van de Dikke Van Dale omschrijft het als “de rechten die geacht moeten worden de mens van nature toe te komen.”106 Kathryn Sikkink beschrijft mensenrechten als volgt: “Human

rights are ideas about how individuals are entitled to be treated merely by virtue of being human.”107

Hoewel er internationale afspraken over bestaan en de VN-verklaring uitgaat van universaliteit zie je in de definities van de Van Dale en Sikkink al een problematisering hiervan. De Van Dale spreekt van achting en Sikkink stelt dat het ideeën zijn. Sikkink gaat hier verder op in: “Human rights are social constructions. You can’t see or touch them. People invented human rights, and they exist only because people believe and act as if they exist.”108 Hoewel het inmiddels een

wijdverbreid idee is blijft het een concept dat is ontwikkeld door mensen en dus bestaan er veel verschillende opvattingen over wat het concept inhoudt, en wordt het door enkelen zelfs verworpen.

Ook over wat er onder mensenrechten valt of zou moeten zijn is geen consensus. James Nickel stelt: “Two people can have the same general idea of human rights even though they disagree about which rights belong on a list of such rights and

106 C.A. Boon, R. Hendrix (eds.), Dikke Van Dale Online (Utrecht: Van Dale Uitgevers 2015, ed. 15)

<http://surfdiensten3.vandale.nl.proxy.uba.uva.nl:2048/zoeken/zoeken.do> geraadpleegd op: 18-04- 2016.

107 Sikkink, Mixed Signals, 4. 108 Ibidem, 5.

even about whether universal moral rights exist”.109 Er bestaan dus veel verschillende

opvattingen over wat mensenrechten zijn en welke waarde men hieraan moet hechten al zijn er in internationaal breed erkende verklaringen wel een aantal van deze rechten vastgesteld. Ook Carter had zijn eigen ideeën over mensenrechten en welke van deze rechten belangrijk waren. In zijn presidentiele memoires, Keeping Faith, doet hij hier enkele beknopte uitspraken over:

At first we were inclined to define human rights too narrowly. Human rights was not merely a matter of reducing the incidence of summary executions or torture of political prisoners. It also included the promotion of democratic principles such as those expressed in our Bill of Rights, the right to emigrate and reunite families, and protection against discrimination based on race, sex, religion, or ethnic origin. These were the issues on which most public attention was concentrated, but the right of people to a job, food, shelter, medical care, and education could not be ignored.110

Carter had dus een breed palet aan onderwerpen die voor hem van belang waren op het gebied van mensenrechten. Deze interesse kwam voort uit een historisch proces, zoals blijkt uit de verwijzing naar de Bill of Rights, die stamt uit 1789. Het idee van onvervreemdbare mensenrechten is dus al enkele eeuwen oud en de oorsprong wordt over het algemeen in de verlichting gezocht. Filosofen als John Locke, Montesquieu, Jean-Jacques Rousseau en Immanuel Kant worden vaak genoemd als sleutelfiguren in de ontwikkeling van het idee. Zij schreven veelal over vrijheid en de het morele imperatief van staten om deze te respecteren.111

De ideeën die voortkwamen uit deze periode kwamen uiteindelijk in constitutionele teksten terecht. De VS speelden een sleutelrol in het in wetgeving gieten van het filosofische discours. In de Virginia Declaration of Rights en de kort daaropvolgende onafhankelijkheidsverklaring van de VS werden gelijkheid, vrijheid en persoonlijk bezit vastgelegd als onvervreemdbare rechten. Hiermee ontstond een vorm van wetsbescherming voor de inwoners (en dus burgers) van de VS. In Frankrijk vond dit navolging na de Franse revolutie met de Déclaration des Droits De

109 Nickel, ‘Human Rights’, <http://plato.stanford.edu/archives/win2014/entries/rights-human/>,

geraadpleegd op: 18-04-2016.

110 James Earl Carter, Keeping Faith: Memoirs of a President (New York: Bantam Books 1982) 144. 111 Tomuschat, Human Rights, 17-19.

L’Homme et Du Citoyen.112 Sikkink geeft terecht aan dat deze documenten, hoewel

de grondleggers van deze teksten in principe vonden dat deze rechten golden voor alle mensen, in de praktijk alleen burgers van de betreffende landen voorzag in deze rechten.113 Wel is de Franse verklaring dankzij de revolutionaire en Napoleontische oorlogen verspreid geraakt door Europa waarmee het de basis vormde voor de uitbreiding van de constitutionele beweging. In deze opzet was de rechtsbescherming altijd nog gebonden aan grenzen en dus een kwestie van binnenlands beleid.

Het idee dat mensenrechten wereldwijd bewaakt moeten worden en daarmee de intrede van mensenrechten in het domein van de buitenlandse politiek is een redelijk recent verschijnsel. Volgens Sikkink werd het “global human rights idea” pas in de tweede helft van de 20e eeuw gemeengoed.114 Er waren in de 19e en vroege 20e eeuw wel al voorbeelden van inbraak op soevereiniteit voor mensenrechtendoeleinden zoals de Britse inspanningen om de slavenhandel te beëindigen met hulp van de machtige marine en het oprichten van het Rode Kruis in 1863 en de Geneefse Conventie uit 1864. Maria Baldwin stelt dan ook dat hoewel deze voorbeelden niet voortkwamen uit morele principes maar uit belangenoverwegingen er wel al sprake was van de beperking van soevereiniteit op humanitair gebied en het begin van een internationale rechtsgemeenschap in deze periode werd gelegd.115

De echte intrede van mensenrechten in de internationale politiek kwam echter op stoom na de Tweede Wereldoorlog. Onder invloed van de holocaust kwamen wereldleiders tot de conclusie dat het soevereiniteitsbegrip niet voldeed aan de morele standaard van de mensheid. Het veranderen van de Duitse staat in een moorddadig regime dat de vastgestelde onvervreemdbare rechten van zijn onderdanen afpakte zorgde voor vraagtekens bij de houdbaarheid van het soevereiniteitsideaal op dit gebied. Dit leidde tot de oprichting van de Verenigde Naties in 1945 en de UVRM in 1948. Volgens Christian Tomuschat was dit het begin van een nieuw tijdperk voor de mensheid: hoewel het document niet bindend was – en is – heeft het een enorme invloed gehad op constitutievorming wereldwijd.116 Baldwin stelt dat het belang van

dit document ligt in het internationale karakter en de definities van de mensenrechten

112 Ibidem, 19-20.

113 Sikkink, Mixed Signals, 5. 114 Ibidem, 5.

115 Baldwin, Amnesty International and U.S. Foreign Policy, 5. 116 Tomuschat, Human Rights, 27-29.

die erin werden vastgesteld. Het schepte een gedragsnorm voor overheden waarop ze moreel (dus niet gerechtelijk) aansprakelijk werden.117