• No results found

3 Van kwaad tot erger

3.6 Van Laugerud naar Lucas

In mei 1978 had ambassadeur Boster een gesprek met de president-elect Lucas. De toon van zijn rapport aan het State Department is optimistisch. Lucas vertoonde enige bitterheid over de moeizame behandeling inzake de wapenverkoop maar gaf aan dat hij de relatie met de VS zeer belangrijk achtte. Hij gaf zelfs toe dat in zijn tijd als minister van defensie de aanschaf van Tsjecho-Slowaakse wapens is overwogen, maar

159 Draft Human Rights Evaluation Report Prepared by ARA/CEN, 13-07-1977, Cyrus Vance, DNSA,

GU00509.

160 Zie ook: Todman Conversation with President Laugerud, 24-01-1978, US Embassy Guatemala,

DNSA, GU00512. En: Meeting with President Laugerud on F-5E’s, 20-04-1978, Davis E. Boster, DNSA, GU00518.

dat de relatie met de VS als te belangrijk werd gezien.162 Dit schiep hoopvolle verwachtingen voor een goede werkrelatie binnen de nieuwe kaders.

In diezelfde maand vond er echter een bloedbad plaats in het dorpje Panzós. Op 29 mei, had een menigte Qeqchi Maya’s zich verzameld op het plein voor een gesprek met de burgemeester over landrechten. Het leger opende het vuur en meer dan 100 demonstranten kwamen om het leven.163 Volgens Grandin was dit een keerpunt in de burgeroorlog. Deze gebeurtenis maakte een einde aan de door de VS waargenomen positieve trend. In Guatemala leidde het bloedbad tot protesten en parlementaire veroordeling. Een radicale groep van de PGT nam wraak door een aanslag te plegen op politieagenten. Laugerud gaf linkse bewegingen de schuld en zette een stop op toekomstige landclaims van boeren. Toen Lucas op 1 juli president werd (na frauduleus verlopen verkiezingen) kreeg hij te maken met groeiende onrust onder de bevolking en een escalerende opstand. De tegenstellingen tussen links en rechts werden door Panzós verscherpt en hiermee begon een nieuwe fase van de burgeroorlog.164

In een telegram naar State Department. sprak Boster echter gematigd vertrouwen uit in Lucas’ respect voor mensenrechten. Hij stelde dat Lucas zich enkele malen positief had uitgelaten over het beleid van de VS, waar de vorige regering dit openlijk veroordeelde als interventionistisch. Lucas zou zich bijvoorbeeld niet willen mengen in het onderzoek naar Panzós. Hij zag wel problemen, en stelde ook dat Lucas mensenrechten vooral als beleidsinstrument voor persoonlijk gewin in wilde zetten. Boster stelde verder dat het lastig was directe betrokkenheid van de regering bij veel van het geweld aan te tonen. Veel ambtsdragers zouden woedend reageren als je mensenrechtenschendingen insinueerde. Boster leek vooral tevreden met de keuze voor gematigde Vicepresident Fransisco Villagran Kramer165

In september kwamen er echter al berichten bij het State Department binnen die een omkering in de trends waarnemen. Een memorandum stelde dat Lucas aangaf dat hij stakingen, zoals die onder Laugerud plaatsvonden, met de harde hand zou aanpakken. Minister Donaldo Alvarez gaf ook aan dat de terugkeer van doodseskaders diende om de maatschappij “schoon te maken”. Ook waren er tekenen

162 Conversation with President-Elect Lucas, 17-05-1978, Davis Boster, DNSA, GU00519. 163 Colby, ‘“A Chasm of Values and Outlook”’, 569.

164 Greg Grandin, The Last Colonial Massacre, Latin America in the Cold War (Chicago: University of

Chicago press 2004, ed. 2011) 162-164.

165 Background for Human Rights Speeches: Guatemalan Perceptions of Our Policies, 18-07-1978,

dat Lucas’ deelname van veiligheidstroepen aan deze eskaders had gesanctioneerd. “[…] the trend towards human rights improvements may be reversed.”166 De

ondertekenaar van dit memorandum vond dat de negatieve effecten op de relatie aan de regering van Guatemala gecommuniceerd moesten worden.167 Er bestond binnen het State Department echter onenigheid tussen voor en tegenstanders van Carters beleid.

Mark Schneider van HA stuurde bijvoorbeeld een memo naar John Bushnell van ARA waarin hij een eerder memo afkomstig van de laatste tegenspreekt. Klaarblijkelijk had Bushnell gesuggereerd dat het Guatemalteekse leger de beste optie was voor mensenrechtenpromotie. Dit staafde hij met een verslag over hulp van het leger bij het terugvorderen van landbouwgrond in de provincie Zacapa. Schneider stelde dat het leger juist regelmatig betrokken was bij mensenrechtenschendingen. Hij haalde hierbij Panzós aan. Enkele rapporten van AI en ook het congressionele rapport spraken van betrokkenheid van het leger bij meerdere verdwijningen, met name op het platteland. Geïsoleerde positieve bijdragen overtuigden hem er niet van dat het leger zich niet schuldig maakte aan structureel repressief handelen.168

In december 1978 stuurde Boster een telegram naar Washington met een beoordeling van Lucas’ eerste vijf maanden. Boster beoordeelde Lucas als een weinig slagvaardige president. Een periode van stakingen en rellen in oktober werden neergeslagen met hardhandig politieoptreden. Dit ging gepaard met dreigingen en moordaanslagen op linkse figuren die, “government inspired or not”, een intimiderend effect hadden.169 Boster beoordeelde de mensenrechtensituatie als “niet slecht”. De onrust in oktober werd voornamelijk binnen de kaders van de wet bestreden en het leger hield zich afzijdig. Hij uit enige zorgen over geruchten over een doodseskader. De geruchten over een onderdeel van de regering, het geheime anticommunistische leger (ESA), dat zich bezighield met recente moorden, trok Boster in twijfel.170

Volgens Colby kon Boster zich dan ook steeds minder in het beleid van Washington vinden. Begin januari 1979 trad hij af als ambassadeur. Uit meerdere documenten blijkt dat hij zich niet kon vinden in de kritische mensenrechtenrapporten die werden gepubliceerd.

166 Direction of Human Rights in Guatemala, 01-09-1978, Richard Feinberg, DNSA, GU00531. 167 Ibidem.

168 Role of Guatemala Military, 08-11-1978, Mark L. Schneider, DNSA, GU00538. 169 Lucas’ First Five Months, 05-12-1978, Davis Boster, DNSA, GU00539. 170 Ibidem.

De onenigheid in het State Department tussen oude bureaus en diplomaten en HA die Sikkink beschrijft in Mixed Signals lijken in het geval van Guatemala inderdaad aanwezig. Uit het bronnenmateriaal komen stemmen naar voren die kanttekeningen plaatsten bij de ernst van de mensenrechtenschendingen en de rol van de regering hierin. Anderen spraken dit echter tegen en wezen op de toename van geweld onder Lucas en hadden ook ernstige verdenkingen inzake de regering. Een rapport van AI uit 1979 sluit aan bij het beeld dat door de tweede groep werd geschetst. Uit dit rapport komt naar voren dat 1978 door journalisten als het meest gewelddadige jaar uit de geschiedenis van het land werd bestempeld (hoewel uit de kwantitatieve studie van Ball, Kobrak en Spirer blijkt dat er onder Arana Osorio meer jaarlijkse slachtoffers vielen). Het rapport stelt ook dat de doodseskaders handelden op basis van informatie die alleen maar van de regering kon komen en dat de straffeloosheid waarmee deze groepen opereerden officiële goedkeuring impliceerde. De autoriteiten ontkenden echter de betrokkenheid van het leger. In het rapport wordt het bestaan van de ESA uiterst serieus genomen en melding gemaakt van enkele uitgelekte dodenlijsten.171

1978 werd zo een belangrijk jaar in de Guatemalteekse burgeroorlog. Met de presidentswissel en de slachtpartij in Panzós brak er een nieuwe fase van geweld aan en links begon zich harder op te stellen, na enkele jaren van kalmte. Ook linkse guerrillagroepen zoals de EGP en aan de communistische partij gelinkte kaders begonnen weer de wapens op te nemen. De reactie van rechts was keihard met de herintrede van doodseskaders. Er bestond een sterk vermoeden van betrokkenheid van de regering onder Lucas bij deze praktijken. Het stopzetten van de wapenverkoop had in Guatemala weinig effect. De Guatemalteekse regering zag dit als een belediging en ongeoorloofde binnenlandse bemoeienis. Ook hadden zij geen moeite vervangende leveranciers te vinden. Israël kreeg bijvoorbeeld een steeds grotere rol als leverancier van zowel materieel als kennis.