• No results found

2 Koude Oorlog en burgeroorlog

2.2 Nixon en Latijns-Amerika

Richard Nixon en zijn illustere National Security Advisor en latere Secretary of State Henry Kissinger zagen Latijns-Amerika als een onbelangrijk onderdeel van de buitenlandse politiek van de VS. Ze zouden dit in besloten kringen zelfs redelijk expliciet hebben geuit.91 Hun desinteresse leidde tot een beleid dat zich kenmerkte door terughoudendheid. Hun belangrijkste doelstelling in de regio was stabiliteit. Deze stabiliteit diende het belang dat Latijns-Amerikaanse aangelegenheden niet in de weg gingen staan van de Amerikaanse strategieën in andere wereldregio’s. In feite kwam deze beleidsopvatting neer op het steunen van dictators in de hele regio.

Nixon had negatieve persoonlijke ervaringen met Latijns-Amerika. In 1958 maakte hij als vicepresident een tour door Latijns-Amerika. Tijdens zijn stop in Venezuela werd hij in Caracas opgewacht door een boze menigte die op de colonne begonnen in te slaan. Nixon kon worden ontzet met hulp van het Secret Servicepersoneel dat hij bij zich had en Eisenhower bereidde troepen voor om hem eventueel te ontzetten.92

Toen hij zich voorbereidde op de presidentsverkiezingen in 1967 bezocht Nixon enkele Latijns-Amerikaanse landen. Hij had goede woorden over voor de

89 LaFeber, Inevitable Revolutions, 165-170. 90 Dunkerley, ‘Guatemala since 1930’, 234.

91 Mark Atwood Lawrence, ‘History from Below: The United States and Latin America in the Nixon

Years’, in: Logevall, Fredrik, Preston, Andrew (eds.), Nixon in the World: American Foreign

Relations, 1969-1977 (Oxford: Oxford University Press 2008) 269.

militaire regering in Argentinië en gaf te kennen dat democratie hier niet zou werken. 93 Tijdens zijn presidentschap zou hij Latijns-Amerika, ondanks de geografische nabijheid, nooit bezoeken. Toen hij aan de macht kwam in 1969 had de Vietnamoorlog die hij van Johnson had geërfd prioriteit. Verder werkte Nixon aan een detente in de Koude Oorlog en het herstellen van de diplomatieke banden met China. Publiekelijk gaf Nixon aan dat de ambities op het westelijk halfrond moesten worden teruggeschroefd maar tegen zijn personeel gaf hij aan dat hij en het Amerikaanse volk niks om Latijns-Amerika gaf. Ook Kissinger was van mening dat Latijns-Amerika – en de rest van de derde wereld – niet belangrijk was en dat alleen Europa, de Sovjet- Unie, Japan en China van belang waren in de wereld. 94 Hun buitenlandse politiek werd dan ook gestuurd door deze opvatting over machtsblokken en het evenwicht daartussen.

Binnen deze opvatting was de functie van Latijns-Amerika marginaal. Het was buiten Cuba immers niet het toneel van het machtsspel tussen de verschillende blokken. De essentie van Nixons beleid was stabiliteit. Als Latijns-Amerika rustig was hoefden ze er bij het State Department en in het Witte Huis niet zo veel aandacht aan te besteden. Zo konden ze zich bezig konden houden met regio’s die, hoewel verder bij de VS vandaan, in hun ogen belangrijker waren. De steun aan dictators die de VS goed gezind waren leek Nixon dus gerechtvaardigd. Hoewel dit niet nieuw was ging Nixon hier verder in dan zijn voorgangers. Dit werd duidelijk uit het feit dat hij, in tegenstelling tot presidenten als Kennedy, niet pretendeerde een democratiserings- of moderniseringsagenda te hebben. De noodzaak voor sociale en politieke hervormingen werd met hulp van Nixons beleid sterk onderdrukt.95

In 1969 zette Nixon in een speech voor de Inter American Press Association zijn Latijns-Amerikabeleid uiteen. Hij benadrukte in deze toespraak enkele punten als het belang van multilaterale economische hulp en het verbeteren van de levensstandaard. Hij deed een belangrijke concessie door toe te zeggen dat landen hun Amerikaanse financiële steun niet meer hoefden uit te geven aan producten uit de VS, een eis die eerst wel stond. Belangrijker is echter dat hij aangaf dat hij realistisch wilde omgaan met de regeringen van Latijns-Amerika op een diplomatiek niveau. Hiermee gaf hij in feite aan, dat het voor hem niet meer van belang was wat de aard

93 Rabe, The Killing Zone, 116.

94 Atwood Lawrence, ‘History from Below’, 269. 95 Ibidem, 270.

van een regering was, hoewel hij het tegengestelde beweerde.96 Deze visie was in lijn met de Nixondoctrine die hij eerder dat jaar had aangekondigd waarin hij landen zelf verantwoordelijk stelde voor het leveren voor mankracht voor hun defensie, behoudens verdragsverplichtingen.

De beloftes over economische hulp en het verhogen van de levensstandaard werden niet nagekomen. Nixon stond onwelwillend tegenover economische steun en vond de Alliance for Progress geldverspilling. Omdat hijzelf niet naar de regio wilde stuurde hij medewerkers om de staatshoofden tevreden te houden. Ook besloot Nixon geavanceerd militair materiaal aan dictators te verkopen. Nixon was de eerste president in de Koude Oorlog die zijn dedain voor de regio zo duidelijk kenbaar maakte en openlijk geen vertrouwen had in sociale en politieke hervormingen. Dit kwam bijvoorbeeld tot uiting in zijn warme banden met de militaire dictatuur van Brazilië. Met president Emílio Médici besprak hij de situatie in Chili. Salvador Allende, leider van de linkse coalitie van socialisten en marxisten, was hier in 1970 na een democratisch proces president geworden. Nixon was hier woedend over en maakte een prioriteit van een regimewissel in Chili, waardoor Latijns-Amerika toch nog op zijn agenda terecht kwam. Nixon zette in op het Chileense leger om een ‘coupklimaat’ te creëren wat uiteindelijk leidde tot de machtsovername van Generaal Pinochet en een periode van zware onderdrukking en mensenrechtenschendingen.97

In Guatemala had het leger onder Méndez Montenegro ondertussen de vrije hand. Hij bemoeide zich niet met de aangelegenheden van het leger, dat op het platteland huishield tegen de guerrillabewegingen. Dit resulteerde er dan ook in dat deze bewegingen in het defensief waren gedrongen toen Nixon aantrad. De opstandelingen verlegden hun tactiek van guerrillastrijd op het platteland naar de hoofdstad waar zij executies en kidnappings uitvoerden. Hiermee maakten ze zich niet populair bij de bevolking en vergrootten zij tegelijkertijd de politieke onderdrukking. In 1970 werd Arana Osorio president. Dat hij een anticommunistische militair was zal Nixon deugd hebben gedaan. Arana Osirio stelde persoonlijk: “If it is necessary to turn the country into a cemetary in order to pacify it, I will not hesitate to do so.”98

96 Remarks at the Annual Meeting of the Inter American Press Association, 31 oktober 1969, Richard

Nixon, The American Presidency Project,

<http://www.presidency.ucsb.edu/ws/index.php?pid=2302&st=&st1=> geraadpleegd op 8 maart.

97 Rabe, The Killing Zone, 114-142.

Arana Osorio maakte werk van zijn belofte de opstand neer te slaan. In 1970 liet hij in een staatsterreurcampagne zijn politieke tegenstanders uitschakelen. Toen Yon Sosa in datzelfde jaar werd neergeschoten kwam er een einde aan de eerste golf van gewapende opstand. Een periode van relatieve rust die tot het eind van zijn presidentschap in 1974 zou duren brak aan. Enkele overgebleven leden van de FAR trokken lessen uit de mislukkingen van de opstand. Zij richtten nieuwe guerrillagroepen op waarvan het marxistische Ejército Guerillero de los Pobres de belangrijkste was. Zij gingen ervanuit dat het nodig was om eerst de inheemse boeren in de hooglanden te overtuigen van hun zaak. Ze wilden dus eerst een politiek bewustzijn en steun onder de arme bevolking vergaren voordat ze gevechtshandelingen aangingen in de hoop een breder gedragen revolutie te ontketenen.99

Terwijl Nixon in 1974 aftrad onder druk van het Watergateschandaal bleef Kissinger als Secretary of State aan onder de nieuwe president Gerald Ford. Kissinger was bang dat de antimilitaristische oppositie aan invloed zou winnen door dit schandaal en de gebeurtenissen in Chili. De Democraten hadden al de meerderheid in het congres en deze groeide nog sterker na de tussentijdse verkiezingen in ’74. Er werden wetten doorgevoerd om de uitvoerende macht van de president aan banden te leggen. Vanaf ’73 kreeg het congres na de War Powers Act de macht om presidentiële besluiten om troepen naar het buitenland te sturen terug te draaien. In ’74 werd het Hughes-Ryan-amendement ingevoerd die de CIA verplichtte om het congres te informeren over geheime operaties. Het Clark-amendement verbood steun aan de anticommunistische rebellen en het congres verschafte zichzelf de mogelijkheid grote wapenleveranties te vetoën. Ford zelf verbood per presidentieel decreet moorden op buitenlandse staatshoofden in vredestijd.100

Voor het eerst in de Koude Oorlog was er nu dus een significante stroming in de Amerikaanse politiek die non-interventie nastreefde. Het verlies van de Vietnamoorlog, de oliecrisis en de realistische aanpak van Nixon en Kissinger hadden het vertrouwen in de politiek en de morele superioriteit van de VS schade toegebracht. Grandin stelt dat deze gebeurtenissen ook op rechts beweging in gang zetten. Kissinger hield zich vooral bezig met de dreiging die links vormde voor zijn opvattingen over buitenlandse politiek. Enkele naaste medewerkers van Ford,

99 Dunkerley, ‘Guatemala since 1930’, 234. 100 Grandin, Empire’s Workshop, 62-63.

waaronder defensieminister Donald Rumsfeld en stafchef Dick Cheney, begonnen zich echter ook te roeren. Zij waren niet anti-interventionistisch maar vonden dat moraliteit en het verspreiden van Amerikaanse waarden een onderdeel moesten vormen van de buitenlandse politiek. Dit ging rechtstreeks in tegen de veronderstelde realpolitik van Kissinger.101

In Guatemala verving generaal Kjell Laugerud president Arana Osorio na een frauduleus verlopen verkiezing. Hij voerde een iets gematigder koers dan zijn voorganger door enkele vakbonden publiekelijk toe te staan en voorstellen van de christendemocraten, die de verkiezingen eigenlijk hadden moeten winnen, in overweging te nemen. In 1976 werd Guatemala echter getroffen door een aardbeving waarbij 22.000 mensen om het leven kwamen en een miljoen inwoners raakten hun huizen kwijt.102 De aanpak van deze gebeurtenis speelde een belangrijke rol in het vervolg van de burgeroorlog.