• No results found

3 Van kwaad tot erger

3.5 Guatemala in Carters eerste jaar

Guatemala zou niet dezelfde aandacht krijgen van de hogere lagen van de Amerikaanse regering zoals bijvoorbeeld Chili die wel kreeg. Een reden daarvoor kan zijn dat in het begin van Carters presidentschap Guatemala in een relatief rustige periode zat. Onder President Kjell Laugerud García was er minder sprake van staatsterreur dan onder zijn voorgangers. Dankzij zijn gebrek aan politieke legitimiteit zag hij zich genoodzaakt enkele hervormingen door te voeren om de oppositie te kalmeren. Voor het eerst sinds 1954 werden vakbonden en burgerlijke organisaties oogluikend toegestaan. Ook werden enkele arbeidsconflicten geweldloos opgelost.148 Aangezien in de beleidsplannen van de NSC werd gekeken naar trends in afzonderlijke landen en er in Guatemala sprake leek te zijn van een positieve ontwikkeling lag het niet meteen voor de hand om druk uit te oefenen op de Guatemalteekse regering.

Toch waren er al enkele tekenen die duidden op een mogelijke verandering van deze situatie. Op 1 februari 1977 kondigde toenmalig minister van defensie Romeo Lucas Garcia aan op te stappen en zich kandidaat te stellen voor het Presidentschap in 1978. Een bericht van de Amerikaanse ambassade naar Washington van een dag later bespreekt de situatie. Lucas werd hierin beschreven als de belangrijkste kanshebber aangezien hij de eerste kandidaat was. Over zijn houding naar de VS staat er: “Unfortunately, he is also the least friendly to the US of all potential candidates.”149 Er was dus reden om aan te nemen dat Lucas zich niet zou

147 LaFeber, Inevitable Revolutions, 226-242,

148 Patrick Ball, Paul Kobrak, et al., Violencia Institucional en Guatemala, 1960 a 1996: una Reflexión

Cuantitativa (New York: American Association for the Advancement of Science 1999) 23.

149 Minister of Defense Resigns, Starts Presidential Campaign, 02-02-1977, American Embassy of

schikken naar de wensen van de VS als hij president zou worden. Ook begonnen inheemse groepen zich meer te organiseren in de nasleep van de aardbeving van 1976. De regering slaagde er niet in hen te helpen en internationale organisaties sprongen in dat gat. De inheemse bevolking kwam zo onder invloed te staan van verschillende politieke denkbeelden. De basis van de opstandelingen werd zo enorm verbreed.150

De schaal van het mensenrechtenprobleem bij de bondgenoten van de VS wordt duidelijk uit een artikel in de New York Times van 13 maart 1977 waarin het uitkomen van de eerste mensenrechtenrapporten wordt besproken. Daaruit komt naar voren dat van de 82 landen die militaire steun ontvingen van de VS er slechts 24 vrij waren van mensenrechtenschendingen, waarvan de meesten in West-Europa. Hierbij wordt ook vermeld dat veel van die staten op de lijst staan omdat ze deelnamen aan militaire programma’s en dus niet op de ‘gebruikelijke’ wijze steun ontvingen. In hetzelfde artikel komt naar voren dat Ford en Kissinger van mening waren dat de rapporten onnodige ongewenste effecten konden hebben op de relatie met bondgenoten.151

Zoals eerder genoemd had de relatie tussen de VS en Guatemala had al schade opgelopen onder Ford dankzij het achterhouden van de C-47 vliegtuigen. De geplande inval van Belize heeft nooit plaatsgevonden, ondanks dat Israël vervangende vliegtuigen leverde. Uit een gesprek van Kissinger met zijn staf in 1975 blijkt dat hij niet van plan was verdere maatregelen tegen Guatemala te nemen en dat hij onder geen beding toestemming zou geven voor strafmaatregelen in het geval van een Guatemalteekse inval. Zijn staf uitte verder zorgen had over het “temperament” van de Guatemalteken.152 Onder de regering van Carter zouden dit temperament en de

verwijdering van de VS verder groeien. De aankondiging dat steun voortaan gebonden zou zijn aan een navorsing van de mensenrechtensituatie werd door Guatemala niet op prijs gesteld wat, in navolging van onder meer El Salvador, leidde tot de weigering van het Foreign Military Sales-pakket (FMS). Uit een memorandum voor Brzezinski wordt duidelijk dat ze zelfs dreigden wapens te kopen van de Sovjet- Unie, en dat Guatemala “is completely free to purchase arms from any county other than the U.S.”153 Hoewel er niet veel aandacht aan werd geschonken in de pers uitten

150 LaFeber, Inevitable Revolutions, 258-259.

151 U.S.Says Most Lands Receiving Arms Aid Are Abusing Human Rights, 13-03-1977, Bernard

Gwertzman, New York Times.

152 The Secretary’s 8:00 am Staff Meeting, 28-10-1975, DNSA, KC00506.

enkele Amerikaanse ambtsdragers zorgen over de mogelijk negatieve effecten voor de VS van het mensenrechtenbeleid.154 Het Guatemalteekse militaire apparaat zou volgens LaFeber voortaan een hatelijke houding tegenover de VS hebben gehad, ondanks dat het opleiden van troepen door de VS gewoon doorging.155

Binnen het State Department was het dus bekend dat de Guatemalteekse regering onwelwillend tegenover deze nieuwe Amerikaanse houding stond en niet zomaar zou voldoen aan de voorwaarden die de VS stelde. Verder bestond er bij sommigen de angst dat het beleid voor een verwijdering tussen de VS en de Amerikaanse republieken zou zorgen. Het congres reageerde op de Guatemalteekse tegenstand door hun complete budget voor de FMS te schrappen.156 In juli stuurde Vance een evaluatierapport naar de ambassade van Guatemala met daarin een bespreking van de mensenrechtensituatie en aanbevelingen. Uit dit rapport spreekt een groot bewustzijn van Vance en het State Department. van Guatemalteekse percepties:

Since 1954 the U.S. has been actively and intimately involved with Guatemala. Although our rhetoric and our development assistance have consistently sought to promote democracy and reform, in many minds we are still seen as defending the status quo and propping up repressive regimes. However well-founded this perception of U.S. influence and leverage, it is now clear that both our influence and leverage are declining.157

In het document wordt ook aangegeven dat ze niet meer in het geheim wilden interveniëren om de politiek te beïnvloeden. Het aankaarten van de mensenrechtensituatie moest daarom via quiet diplomacy, waarbij de ambassadeur (op dat moment Davis E. Boster) en de Ambassadeur van de VN een belangrijke rol kregen. State Department achtte dit de beste tactiek om de beperkte invloed en toegang tot de Guatemalteekse regering niet te schaden.158

154 Jason M. Colby, ‘“A Chasm of Values and Outlook”: The Carter Administration’s Human Rights

Policy in Guatemala” in: Peace & Change 4 (2010) 561-593, aldaar 569.

155 LaFeber, Inevitable Revolutions, 261.

156 Colby, ‘“A Chasm of Values and Outlook”’, 569.

157 Draft Human Rights Evaluation Report Prepared by ARA/CEN, 13-07-1977, Cyrus Vance, DNSA,

GU00509.

Nog een reden voor het vermijden van een confrontational approach was de oplopende spanning rond Belize. Ondanks het geringe strategische belang van Guatemala was het belangrijk om enige invloed over de acties van haar regering te houden. De VS wilde namelijk een vreedzame oplossing voor kwestie Belize en een harde veroordeling zou de ‘Guatemalteekse trots’ krenken. Er werd in dit rapport zelfs vooruitgekeken naar het hervatten van de wapenverkoop aan Guatemala zolang de mensenrechtensituatie niet verslechterde om de ‘monopoliepositie’ te herstellen en aan te geven dat ze Guatemala niet wilden isoleren. Wel worden ook de komende presidentsverkiezingen gezien als een struikelblok. Er was al een toename van geweld waarneembaar en men was bang dat Laugerud, die onder druk stond van extreemrechtse groeperingen naar rechts op zou schuiven. De optie om aanvullende maatregelen te nemen als de verkiezingen frauduleus verlopen of de mensenrechtensituatie sterk verslechtert wordt dan ook opengehouden.159

In het eerste jaar van Carters presidentschap werd Guatemala, ondanks de aanhoudende problematiek rond Amerikaanse wapenexporten160, dus gematigd positief beoordeeld. Er werd ingezien dat het land een geschiedenis had van grove schendingen en dit leek enigszins op zijn retour. Deze conclusies worden ondersteund door een kwantitatieve analyse van Patrick Ball, Paul Kobrak en Herbert Spirer. Onder Laugerud was het aantal gedocumenteerde moorden en verdwijningen door de regering een stuk lager dan onder zijn voorgangers.161 Toch werden er al enkele mogelijke zorgen geuit in aanloop naar de presidentswissel.