• No results found

50 51van bedijkingen en inpolderingen. Door deze ingrepen zijn waterlichamen vastgelegd en in

(potentieel) oppervlak beperkt. Daarnaast kan de overgang van water naar land een harde, on-natuurlijke overgang zijn geworden en kunnen verbindingen met andere waterlichamen zijn afgesloten of beperkt. De parameter “aandeel natuurlijke oever” indiceert voor de effecten van zowel bedijking, inpoldering als oeververdediging.

De ranges voor de referentietoestand van de parameters voor de hydromorfologische kwali-teitselementen zijn per type weer gegeven. Deze ranges en de onderbouwing daarvan zijn afkomstig van Verdonschot & van den Hoorn (2004). De weging van de parameters tot een eindoordeel per kwaliteitselement is ook gebaseerd op Verdonschot & van den Hoorn (2004), maar er is rekening gehouden met de uitwerking van Rijkswaterstaat (2006). De methode van wegen is samengevat in bijlage 13.

TABEL 2.11A HYDROMORFOLOGISCHE KWALITEITSEMLEMENTEN VOOR MEREN OPGEDEELD NAAR PARAMETERS

Kwaliteitselement Parametergroep Parameter Eenheid Hydrologisch regime Kwantiteit en dynamiek van de waterstroming oppervlak variatie km2

waterdiepte m

volume m3

volume variatie m3

Verblijftijd verblijftijd jaar

Verbinding met het grondwaterlichaam kwel 0 / 1 Morfologie Variatie van de meerdiepte bodemoppervlak/volume

-waterdiepte variatie m Structuur van de meeroever helling oeverprofiel o

1 Voor lijnvormige wateren wordt ook de breedte in meters als parameter gebruikt.

TABEL 2.11B HYDROMORFOLOGISCHE KWALITEITSELEMENTEN VOOR RIVIEREN OPGEDEELD NAAR PARAMETERS

Kwaliteitselement Parametergroep Parameter Eenheid Referentiewaarde Hydrologisch regime Kwantiteit en dynamiek

van de waterstroming

stroomsnelheid m s-1 zie typen

afvoer m3 s-1 zie typen

Riviercontinuïteit aantal, ligging en passeerbaarheid barrières

klassen geen barrières aanwezig bereikbaarheid klassen geen barrières aanwezig Morfologie Variaties in rivierdiepte

en –breedte

dwarsprofiel en mate van natuurlijkheid

klassen <5% van het waterlichaam heeft een veranderd dwarsprofiel Structuur en substraat

van de rivierbedding

rivierloop klassen 0-5% van het bovenaanzicht van het waterlichaam laat een gewijzigd

rivierpatroon zien aanwezigheid kunstmatige

bedding

klassen <1% kunstmatig materiaal aanwezig mate van natuurlijkheid

substraatsamenstelling bedding

klassen vrijwel natuurlijk

Structuur van de oeverzone

aanwezigheid oeververdediging klassen < 5% hard of <10% zacht kunstmatig materiaal

landgebruik oeverzone klassen <5% onnatuurlijk landgebruik in de oeverzone

landgebruik uiterwaarden/beekdal klassen <5% onnatuurlijk landgebruik in de uiterwaarden/beekdal

STOWA 2018-49 REFERENTIES EN MAATLATTEN VOOR NATUURLIJKE WATERTYPEN VOOR DE KADERRICHTLIJN WATER 2021-2027

2.12 SAMENVATTEND OVERZICHT VOOR MONITORINGSVEREISTEN VAN DE BIOLOGISCHE EN FYSISCH-CHEMISCHE PARAMETERS

De onderstaande tabellen zijn een hulpmiddel voor de waterbeheerder bij het opstellen van het KRW-monitoringsprogramma voor de biologische en (fysisch-)chemische parameters. Deze tabellen zijn in dezelfde vorm ook opgenomen in de landelijke Richtlijn Monitoring. Bij het opstellen van de KRW-maatlatten is gewerkt volgens de vereisten die vanuit de Kaderrichtlijn Water aan de maatlatten en monitoring worden gesteld en de adviezen die door de EU in Guidances worden gegeven. Daarnaast zijn bij het opstellen van de maatlatten en vastleggen van de klassengrenzen Nederlandse uitgangspunten gehanteerd (bv veel gebruikte bemonsteringsmethoden). Dit alles samen heeft geleid tot de maatlatdocumenten met daarin voor elk watertype en voor elk biologisch kwaliteitselement een beschrijving van de methode en rekenregels om de ecologische en biologische toestand vast te stellen. Onderstaande tabel is een handvat een geeft de minimale vereisten waaraan de monitoring moet voldoen met daarbij een richtinggevend advies voor de bemonsteringsapparatuur en aantal meetpunten per waterlichaam.

De tabellen zijn noodzakelijkerwijs beknopt: het is niet mogelijk om alle monitoringsvoor-schriften volledig en in één tabel samen te vatten. Daarom zijn in deze tabellen alleen de minimumvereisten opgenomen.

TABEL 2.12A MINIMUMVEREISTEN MONITORING FYTOPLANKTON

Watertypen Minimale vereisten vanuit de toepassing van de maatlatten Richtinggevend advies Indicator / (deel)maatlat Frequentie per jaar Seizoen Bemonsteringsmethode en -apparatuur Aantal meetpunten O2, M32, K1, K2, K3

Chlorofyl 7 Maart t/m september Water pompen; in diepere wateren rosette-systeem.

Minimaal 1, met daarbij: • Meten langs raaien. • Diepte-profiel per meetpunt

meten.

Bloei n.v.t.

M31 Chlorofyl 6 April t/m september Mengmonster met steekbuis, waterhapper of fles*.

Minimaal 1 met minimaal 2 monsterpunten waarvan de monsters (op diverse dieptes) worden samen-gevoegd tot één

meng-monster per meetpunt.

Bloei n.v.t.

M12 Chlorofyl n.v.t.

Bloei 2 April-mei en augustus-september

Mengmonster met steekbuis, waterhapper of fles*.

Minimaal 1 met minimaal 2 monsterpunten waarvan de monsters (op diverse dieptes) worden samen-gevoegd tot één

meng-monster per meetpunt. M4 Chlorofyl 6 April t/m september Mengmonster met steekbuis,

waterhapper of fles*.

Minimaal 1 met minimaal 2 monsterpunten waarvan de monsters (op diverse dieptes) worden samen-gevoegd tot één

meng-monster per meetpunt. Bloei 2 April-mei en

augustus-september

M3, M6, M7, M10, M14, M20, M21, M23, M27, M30

Chlorofyl 6 April t/m september Mengmonster met steekbuis, waterhapper of fles*.

Minimaal 1 met minimaal 2 monsterpunten waarvan de monsters (op diverse dieptes) worden samen-gevoegd tot één

meng-monster per meetpunt. Bloei 4 April, mei-juni, juli,

augustus-september

Overige typen Geen fytoplankton

* Het gebruik van een fles voor de bemonstering wordt in het Handboek Hydrobiologie uitsluitend geadviseerd voor plassen niet dieper dan 0,5 m. In alle diepere wateren wordt een waterhapper geadviseerd en een steekbuis in alleen die gevallen waarin de lengte van de steekbuis en de waterdiepte dit toelaten: dat wil zeggen een bemonstering van de verticaal tot op 0,2-0,5 meter diepte boven het sediment mogelijk is.

52 53

TABEL 2.12B MINIMUMVEREISTEN MONITORING OVERIGE WATERFLORA

Watertypen Minimale vereisten vanuit de toepassing van de maatlatten

Richtinggevend advies vanuit de toepassing van de maatlatten

Indicator / (deel)maatlat Frequentie per jaar Seizoen Bemonsteringsmethode en -apparatuur Aantal meetpunten M12 Macrofyten (soorten-samenstelling en groeivormen) 1 (2) Vooropname 15 apr-15 mei Hoofdopname juli-augustus

Op zicht; met gebruik van (werp)hark of satakroon en eventueel onderwaterkijker.

1

Fytobenthos 1 April Riet, andere macrofyten of andere substraten; krabbers,

borstels, (snoei)schaar.

1 meetpunt met 1 monster.

M32 Zeegras (kwaliteit en kwantiteit)

1 Juli – 15 september Kartering op basis van luchtfoto en veldwerk.

Gridkartering van hele waterlichaam of zeegrasveld. M1, M2, M3, M4, M6, M7, M8, M9, M10, M14, M20, M21, M23, M27, M30, M31 Macrofyten (soorten-samenstelling en groeivormen)

1 Juni t/m augustus Op zicht; met gebruik van (werp)hark of satakroon en eventueel onderwaterkijker.

Grotere onoverzichtelijke waterlichamen met veel ruimtelijke

variatie opsplitsen in twee tot vijf deelgebieden of trajecten, afhankelijk

van de grootte van het waterlichaam en op grond van globale verschillen in hydrologische, geologische en landschappelijke kenmerken, of de

aard van de oever Per meetpunt de benodigde zones

conform begroeibaar areaal (zie bijlage 5, tabel A en B) R4, R5, R6, R7, R12, R13, R14, R15, R16, R17, R18, R19, R20 Macrofyten (soorten-samenstelling en groeivormen)

1 Juni t/m augustus Op zicht; met gebruik van (werp)hark of satakroon en eventueel onderwaterkijker. Groeivorm oever (boomlaag)

o.b.v. luchtfoto

Grotere onoverzichtelijke waterlichamen met veel ruimtelijke

variatie opsplitsen in twee tot vijf deelgebieden of trajecten, afhankelijk

van de grootte van het waterlichaam en op grond van globale verschillen in hydrologische, geologische en landschappelijke kenmerken, of de

aard van de oever Per meetpunt de benodigde zones

conform begroeibaar areaal (zie bijlage 5, tabel A en B) Groeivorm oever (boomlaag) één keer voor hele waterlichaam o.b.v.

luchtfoto Fytobenthos 1 April Riet, andere macrofyten of

andere substraten; krabbers, borstels, (snoei)schaar.

1 meetpunt met 1 monster.

R8 Macrofyten (soorten-samenstelling en

groeivormen)

1 Juni t/m augustus Op zicht; met gebruik van (werp)hark of satakroon en eventueel onderwaterkijker.

Grotere onoverzichtelijke waterlichamen met veel ruimtelijke

variatie opsplitsen in twee tot vijf deelgebieden of trajecten, afhankelijk

van de grootte van het waterlichaam en op grond van globale verschillen in hydrologische, geologische en landschappelijke kenmerken, of de

aard van de oever Per meetpunt de benodigde zones

conform begroeibaar areaal (zie bijlage 5, tabel A en B) Areaal biezen 1 Juni t/m augustus Extra aandacht voor biezen

gewenst, worden onderschat door raaiopnamen en zijn op luchtfoto’s niet van riet te

STOWA 2018-49 REFERENTIES EN MAATLATTEN VOOR NATUURLIJKE WATERTYPEN VOOR DE KADERRICHTLIJN WATER 2021-2027

Watertypen Minimale vereisten vanuit de toepassing van de maatlatten

Richtinggevend advies vanuit de toepassing van de maatlatten

Indicator / (deel)maatlat Frequentie per jaar Seizoen Bemonsteringsmethode en -apparatuur Aantal meetpunten O2, K2 Schorren en kwelders (kwaliteit en kwantiteit)

1 Juli – 15 september Kartering op basis van luchtfoto en veldwerk.

Gridkartering van het hele waterlichaam.

Zeegras (kwaliteit en kwantiteit)

1 Juli – 15 september Kartering op basis van luchtfoto en veldwerk.

Gridkartering van het hele waterlichaam of zeegrasveld.

K1, K3 N.v.t.

TABEL 2.12C MINIMUMVEREISTEN MONITORING MACROFAUNA

Watertypen Minimale vereisten vanuit de toepassing van de maatlatten

Richtinggevend advies vanuit de toepassing van de maatlatten

Parameter Frequentie per jaar Seizoen Bemonsteringsmethode en -apparatuur Aantal meetpunten R8 Soorten-samenstelling en abundantie 1 Bij voorkeur in voorjaar, anders najaar* Litoraal: Multi-habitatmethode, gebruik van

handnet, evt. borstel Profundaal: bodemhapper waarvan het bemonsterde oppervlak (m2) met zekerheid

kan worden vastgesteld

Verdeel in hoofdstroom en zijstromen. Per deelgebied minimaal een monster

in het litoraal en profundaal.

K1, K3 Soorten-samenstelling en

abundantie

1 Voorjaar** Boxcorer of steekbuis *** waarvan het bemonsterde oppervlak (m2) met zekerheid

kan worden vastgesteld*

Meerdere ecotopen. Meerdere meetpunten per ecotoop. M32, O2, K2 Soorten-samenstelling en abundantie 1 Najaar** R4 t/m R7, R12 t/m R20, M1 t/m M31 Soorten-samenstelling en abundantie 1 Bij voorkeur in voorjaar, anders najaar Multi-habitatmethode. Gebruik van handnet,

eventueel borstel.

Verdeel in deelgebieden op basis van ruimtelijke variatie. * Monsters uit het litoraal op verschillende substraten mogen maximaal 31 dagen uit elkaar liggen om te worden samengevoegd tot één monster ** De monsterdatums voor de te poolen monsters moeten uit hetzelfde halfjaar komen. Daarbij wordt 1 juli gebruikt als scheiding voor de voorjaar- en najaarsmonsters.

*** Het gebruik van de Veen happer is mogelijk indien gedwongen door omstandigheden, maar bij voorkeur moet de technisch betere boxcorer worden gebruikt

TABEL 2.12D MINIMUMVEREISTEN MONITORING VIS

Watertypen Minimale vereisten vanuit de toepassing van de maatlatten

Richtinggevend advies vanuit de toepassing van de maatlatten

Parameter Frequentie per jaar Seizoen Bemonsteringsmethode en -apparatuur Aantal meetpunten O2 Soorten-samenstelling, abundantie

2 Voorjaar en najaar Afhankelijk van watertype. O2a: ankerkuil O2b: boomkor en fuik

Eventueel waterlichaam eerst opsplitsen in kerngebieden. Daarna

waterlichaam of kerngebieden opsplitsen in deelgebieden. 1 meetpunt per deelgebied. R4, R5, R6, R12, R3, R14, R15, R17, R18, R19, R20 Soorten-samenstelling, abundantie

1 Half juli – eind september

Bevist-Oppervlak-Methode (BOM).

Alleen electrovisserij (vereiste uit maatlat).

Eventueel waterlichaam eerst opsplitsen in deelgebieden. Afhankelijk van de grootte één of meerdere meetpunten/ trajecten per

54 55

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN