• No results found

11.1 GLOBALE REFERENTIEBESCHRIJVING TYPOLOGIE

De abiotische karakteristieken van het type M32 zijn weergegeven in tabel 11.1a. De samenhang met typen uit het Handboek Natuurdoeltypen (Bal et al., 2001) is vermeld in bijlage 1.

TABEL 11.1A KARAKTERISERING VAN HET TYPE VOLGENS ELBERSEN ET AL. (2003)

Eenheid Range Zoutgehalte gCl/l / PSU >3 / >5,4 Vorm - nvt Geologie >50% nvt Diepte m nvt Oppervlak km2 >5 Rivierinvloed - nvt Buffercapaciteit meq/l nvt GEOGRAFIE

De grote, diepe tot zeer diepe wateren zonder getij met zout (sterk brak) water komen voor in het zeekleigebied, de zoute afgesloten zeearmen. Het huidige voorkomen van sterk veran-derde varianten in Nederland is ontstaan door afsluiting van een estuarium (overgangswa-ter, type O2) of zeearm (beschut kustwa(overgangswa-ter, type K2). Grote zoute meren waren van nature mogelijk tijdelijk aanwezig na de natuurlijke afsluiting van een zeearm, maar daarover is niets concreets bekend. Daarom wordt voor de referentie teruggegrepen op de momenteel wel aanwezige meren, waarbij met een scheef oog wordt gekeken naar bv de ‘fjorden’ aan de Deense oostkust die enigszins te vergelijken zijn met een M32-type meer. Dat betekent dat er veel onzekerheden zijn bij de kwan titatieve invulling van de referentie en de verdere maatlat.

HYDROLOGIE

Het betreft de afgesloten voormalige zeearmen met brak tot zout water. De meren hebben mo-menteel een open verbinding via een of meer spuisluizen met omliggende getijden wateren (type K1 en/of K2) waardoor er sprake is van een constante uitwisseling van water. Daarnaast wordt er polderwater op de meren afgelaten. De herkomst van het water is regenwater, grond-water (van externe oorsprong) en vooral zeegrond-water (van externe oorsprong) en oppervlakte-water (van vooral interne oorsprong). De grote meren hebben een stabiel in peil met kleine schommelingen van 0,1 – 0,2 m maximaal en een redelijk stabiel zoutgehalte, al is hierin vaak wel een zekere seizoensinvloed terug te vinden. In de voormalige stroomgeulen van deze diepe sterk brakke wateren treedt regelmatig stratificatie op als gevolg van een diepe zout-tong of temperatuurverschillen.

138 139

M32

GROTE, BRAKKE TOT ZOUTE WATEREN

DE GROTE, BRAKKE TOT ZOUTE WATEREN HEBBEN EEN RELATIEF STABIEL ZOUTGEHALTE. SOMMIGE DRAGEN VEEL MARIENE KENMERKEN. SOMMIGE DRAGEN KENMERKEN VAN VOORMALIGE ESTUARIENE SYSTEMEN ZOALS KREEKRESTANTEN (ONDER). DE BLAUWE ZEEDISTEL (RECHTS MIDDEN) IS KENMERKEND VOOR DE KALE OEVERS EN GROOT ZEEGRAS (LINKS ONDER) KAN OOK VOORKOMEN.

FOTO’S P.F.M. VERDONSCHOT & F. TWISK.

89

M32

GROTE, BRAKKE TOT ZOUTE WATEREN

DE GROTE, BRAKKE TOT ZOUTE WATEREN HEBBEN EEN RELATIEF STABIEL ZOUTGEHALTE. SOMMIGE DRAGEN VEEL MARIENE KENMERKEN. SOMMIGE DRAGEN KENMERKEN VAN VOORMALIGE ESTUARIENE SYSTEMEN ZOALS KREEKRESTANTEN (ONDER). DE BLAUWE ZEEDISTEL (RECHTS MIDDEN) IS KENMERKEND VOOR DE KALE OEVERS EN GROOT ZEEGRAS (LINKS ONDER) KAN OOK VOORKOMEN.

STOWA 2018-49 REFERENTIES EN MAATLATTEN VOOR NATUURLIJKE WATERTYPEN VOOR DE KADERRICHTLIJN WATER 2021-2027

STRUCTUREN

Deze sterk brakke tot zoute wateren liggen op zandgrond met veen in de ondergrond die lokaal kan dagzomen. De geulen zijn vaak slibrijk.

CHEMIE

Het water is van nature basisch en mesotroof tot eutroof en met zoutgehalte van 10 - 16 gCl/l (PSU 18 – 29). Door de stratificatie in de diepste delen kan langdurig zuurstofloosheid optre-den in de onderste laag. In deze gestratificeerde zone wordt een (soms aanzienlijk) deel van de nutriënten ‘opgesloten’. Bij deze grote meren is momenteel sprake van het aflaten van voedselrijk polderwater. Fosfaat is voldoende als voedingsstof aanwezig en stikstof is in deze wateren dan ook vaak de beperkende factor voor de plantengroei. Het water is in principe hel-der met een zichtdiepte tot enkele meters. Op basis van de koppeling met de natuurdoeltypen kan het type verder als volgt worden gekarakteriseerd:

Waterregime: open water droogvallend zeer nat nat matig nat vochtig matig droog droog

Zuurgraad: zuur matig zuur zwak zuur neutraal basisch

Voedselrijkdom: oligotroof mesotroof zwak eutroof matig eutroof Eutroof

BIOLOGIE

In deze grote meren met hun relatief stabiele zoutgehalte is een matig grote tot grote soorten-rijkdom te vinden, afhankelijk van de hoogte van het zoutgehalte (figuur 7.1a), met name bij fytoplankton, zoöplankton, bodemdieren en vissen.

FYTOPLANKTON EN FYTOBENTHOS

De maximale zomergemiddelde chlorofyl-a-concentraties liggen rond 10-15 mg/l. Het fyto-plankton is in zijn groei stikstofgelimiteerd; diatomeeën en flagelaten zijn dominant, cyano-bacteriën komen weinig voor. Het fytobenthos bevat veel estuariene en mariene soorten Het benthos bevat een aantal kenmerkende soorten voor estuarien en marien water.

MACROFYTEN

Bij een niet te hoog zoutgehalte kan de ondergedoken waterplant Groot zeegras (Zostera ma­

rina) voorkomen, soms over grote oppervlakken. Bij Groot zeegras worden twee

ondersoor-ten onderscheiden (breedbladig en smalbladig) waarvan alleen de smalbladige ondersoort in Nederland voorkomt. In de oeverzone worden schor- en kweldervegetaties gevonden. Dit areaal zoutvegetaties is bepaald door het peilregime, de aard en helling van de bodem langs de oever, de aanwezigheid van ondoorlatende lagen en de leeftijd (periode dat ontzilting is op-getreden) van het waterlichaam. Loszittende macrowieren, met name diverse soorten zeesla en darmwier, komen veel voor. Veel soorten hebben zeker bij de allereerste opgroei (‘kieming’) een vorm van hard substraat nodig, vaak in de vorm van een schelp(enbank), maar laten hier later van los. Het voorkomen van deze macrowieren wordt bepaald door waterkwaliteit, met name zout en nutriënten, helderheid en hydrodynamiek. Vastzittende macrowieren ko-men voor op dijkglooiingen en stenen oeververdedigingen. Het voorkoko-men van deze categorie wordt bepaald door substraat (met name litoraal), helderheid van het water, hydrodynamiek en zoutgehalte.

MACROFAUNA

In de grote brakke tot zoute meren wordt de biomassa van de macrofauna bepaald door de pe-lagische en benthische primaire productie. Filtreerders als de Brakwaterkokkel (Cerastoderma

140 141

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN