• No results found

Johan Fobelets – RISO Vlaams-Brabant Kent u Magenta?

Neen, daar heb ik nog niet van gehoord.

Magenta biedt workshops aan, aan ouders van een zorgkind van 0 tot 14 jaar maar ook aan professionelen. Zij merken dat ze weinig kansarmen bereiken en vanuit hun organisatie is dan ook mijn praktijkvraag ontstaan.

Als ik het goed begrijp heeft u voor buurtwerking Casablanca als buurtwerker gewerkt?

Ja, ik ben sinds1992 actief bij Risonans Vlaams-Brabant. Eerst als jeugdwerker, dan als buurtwerker en nu als opbouwerker bij Riso Vlaams-Brabant.

Kan u wat meer uitleg geven over uw functies?

Buurwerking Casablanca is opgericht in 1993 en in 1996 echt een buurtcentrum geworden. Echt een buurthuis wat we samen met verschillende mensen gedaan hebben.

Hier was sprake van de klassieke sporen, namelijk: ontmoeting, info, animatie, doorverwijzing, vorming, werking aan leverheid van de buurt. Dat zijn de sporen waar buurtwerking in Vlaanderen vooral rond werkt.

Heel specifiek bij Risonans Vlaams-Brabant is dit wel gelinkt aan armoedebestrijding. De organisatie is tegen armoede en sociale uitsluiting, dat is de hoofddoelstelling. We richten ons naar heel de buurt maar met de meeste aandacht naar de meest kwetsbare mensen, dat is de missie van ons buurtwerk.

Ik verwijs je graag door naar de website van samenlevingsopbouw. Daar vind je ook veel informatie terug: waarvoor staan ze, wat is de missie/visie? We werken dus agogisch met mensen: we versterken mensen, brengen hen samen, geven informatie, bieden ondersteuning en verwijzen door. Maar we werken ook politiserend. We zijn van oordeel als structureel werker dat armoede gemaakt is door mensen en ook opgelost kan worden door mensen.

We zijn ervan overtuigd dat heel veel structuren in onze samenleving armoede genereren en in stand houden en nog verergeren met de beladen maatschappij waar we inzitten.

Bijvoorbeeld door besparingen. De meest kwetsbare gezinnen moeten daar feitelijk voor inboeten

Daarom dat we altijd in dialoog gaan en dat wij een standpunt hebben in samenlevingsopbouw. Zo vinden we dat de minimuminkomens en de leeflonen absoluut te laag zijn om menswaardig te kunnen leven. De leeflonen moeten omhoog dus boven de armoedegrens komen, dat is al tien jaar niet het geval en zeker niet met deze regering. Daar komen we dus ook voor op samen met mensen in armoede. We laten hun verhalen vertellen, geven informatie en stellen vragen zoals: wat zou de oplossing kunnen zijn? Dan gaan we op beleidsniveau in dialoog bijvoorbeeld met bv het OCMW.

Zo zijn we al in dialoog gegaan met het OCMW van Leuven over hoe ze hun

dienstverlening meer op maat van mensen in armoede kunnen organiseren. Dus naast het ondersteunen, is het politieke, het veranderen van de maatschappij, naar eerlijke verdeling van de middelen ene belangrijk strijdpunt voor de samenlevingsopbouw.

En dan sinds drie jaar ben ik opbouwerker. Wij werken meer thematisch gericht dan een buurtwerker die volgens die sporen werkt. Zijn thema: maatschappelijke dienstverlening.

Ik verwijs je door naar lokale proactief kader. Dat is een model van samenlevingsopbouw dat we ontwikkeld hebben om juist onder bescherming te bestrijden. Je vindt een onlineschema. Het is een manier van werken die onder bescherming zou kunnen bestrijden. Het belangrijkste uitgangspunt is dus dat we moeten gaan samenwerken. We kunnen dat niet alleen. Individuele hulpleverlening schiet te kort en veel mensen vallen door de mazen van het welzijnsnetwerk. En de hulpverlening moet dus meer ‘uit zijn kot komen’. We moeten naar de mensen toe gaan en naar de kwetsbare toestemming doen en aan integrale hulpverlening doen. Niet alleen de vraag of probleem maar de mensen integraal bekijken maar ook zien hoe ze het netwerk van de mensen kunnen versterken.

We werken samen met het CAW en OCWM. We hebben een partnerschap gevormd genaamd zorgzame buurt. Om juist de aanklampende hulpverlening van CAW en OCMW.

Er zijn dus werkers in het buurtcentrum aanwezig van die organisaties dus nabij en letterlijk tussen de mensen gaan zitten.

Leren mensen kennen en groeit vertrouwen en komen er ook meer problemen bij de werkers terecht.

Dat klinkt heel interessant! U vertelde net dat doorverwijzing dus tot uw takenpakket behoort. Kan u daar wat meer over vertellen?

Ja wij zijn buurtwerkers en zijn voornamelijk sociaal-culturele werkers, dus wij werken samen met kwetsbare mensen en via vertrouwen en activiteiten leren wij mensen kennen.

Zo kunnen we problemen detecteren: wat is er wel niet allemaal aan de hand?

En dan is onze rol om vooral mensen door te verwijzen. We willen op de domeinen van leven waar we de mensen in tegenkomen, doorverwijzen. Maar we willen ook doorverwijzen op een goede manier. Niet: hier is het folderke van het OCMW, neen echt zorgen dat mensen er geraken, dat ze hun vraag kunnen stellen, dat ze snappen wat de maatschappelijk werker zegt dus wij volgen dat meer intensiever op dan de klassieke doorverwijzing. Sommige organisaties verwijzen mensen door naar de kruidenier maar zeggen niet wat dat is. Het is echt die doorverwijzing dat aanklampende, dat zorg dragen nazorgen voor de meest kwetsbare dat de meest specifieke manier van werker is

Ben je geweest? Heb je het begrepen? Snap je wat je moet doen?

De nood is zo groot dat we dat niet alleen doen, daarom dat lokaal actief kader. De stek is ook zo’n methodiek. Dat we vooral de klassieke hulpverlening moeten overtuigen om op die manier te werken. Daarmee bedoel ik, dat ze mensen beter opvolgen, mensen beter doorverwijzen en meer integraal moeten kijken en meer tijd maken, dat de mensen geen nummerke zijn, op zoek gaan naar een ondersteunend netwerk. Kort gezegd, meer aanklampend en begeleidend werken. Dus zorgen dat mensen niet alleen afhankelijk zijn van de hulpverlening maar ook een netwerk hebben.

Meestal hebben wij wel een netwerk. Als ik een administratieve vraag heb, kan ik terecht bij een vriend. Maar de meeste kwetsbaren hebben dat niet en dan is het juist de bedoeling dat hulpverlening dat netwerk gaat versterken. Daar komen ze vaak niet aan door tijdsdruk, te weinig personeel, te veel dossiers. Dat is een structureel probleem. Als er meer werkers waren, hadden we dat probleem niet. Het is afhankelijk van een beleidskeuze. Een tekort aan welzijnswerkers die integrale hulpverlening kunnen doen in de praktijk.

En dat structureel probleem proberen wij dus aan te kaarten. Wij kunnen het voorbeeld wel geven maar we kunnen ook niet iedereen helpen, daar hebben wij ook niet altijd tijd voor om iedereen zo intensief te begeleiden.

Dus daarom hebben we dus de hulp ingeroepen van het CAW en het OCMW om hun ook in het buurtcentrum aanwezig te hebben om op die manier te werken.

Als u doorverwijst naar een bepaalde organisatie, waarom verkiest u die?

Dat is ervaring, als je lang in het werkveld zit breid je een sociale kaart uit en ken je de mensen die daar werken en weet je hoe ze werken. Als je begint te werken als maatschappelijk werker is het dus belangrijk om je sociaal netwerk en kaart goed te kennen. Weten wat er bij een organisatie goed gaat en wat er bij een organisatie niet goed gaat. De contacten die legt met die dienst, is natuurlijk heel cruciaal

Toen u werkzaam als buurtwerker of nu, kwam of komt u dan in contact met ouders van kinderen en jongeren met een beperking?

Vroeger meer dan nu. Dat is wel al dertig jaar geleden. In het buurtcentrum waren er toen veel jongere gezinnen die naar het buurtcentrum kwamen. Geleidelijk aan is buurtwerking opgesplitst in volwassenenwerking en kinderwerkingen. We komen deze ouders vooral tegen bij de jeugdwerkingen en de speelpleinwerkingen. In het buurtcentrum komen zien we meestal de ‘klassieke oudere Vlaming’ langskomen. Maar als jeugdwerker bereiken we dan meer de kwetsbare gezinnen. De ouders van kinderen en jongeren met een beperking zitten vaak ook op aangepaste speelpleinen of andere organisaties. Indien we wel iemand met een beperking hebben op het speelplein, wordt daar 1 monitor op geplaats op die te begeleiden. Het is wel een minderheid.

Verschilt dat in bepaalde periodes?

In de paasvakantie en in de zomervakantie worden de speelpleinen georganiseerd. Dan komen we dat wel vaker tegen.

Als ik het dus goed begrijp, komt u meer in contact met deze ouders en kinderen met een beperking in kansarmoede?

Ja dat klopt, maar dan werken we alleen met het kind natuurlijk. Met het gezin valt hierbuiten. Hier zit dan onze ‘beperking’. We kunnen wel speelpleinen organiseren en aanpassen op de noden van het kind. Maar dan niet met het gezin. Voor ondersteuningen van het gezin zijn we aangewezen op andere diensten voor dat gezin maar dat ontbreekt vaak. Dat is het integrale dat mist, het niet samenwerken tussen organisaties is een struikelblok bij de meest kwetsbare en zeker bij gezinnen met een kind met een beperking. Als dat er wel was konden we veel beter multidiscliplinair samenwerken in plaats dat iedereen naast elkaar in zijn eigen hokje werkt. We moeten veel meer

multidisciplinair gaan samenwerken ten behoeve van het gezin en zeker bij kwetsbare gezinnen met kinderen.

Heeft u zelf veel werkervaring met de ouders van kinderen en jongeren met een beperking?

Neen, dat is helaas niet onze doelgroep. Onze doelgroep bestaat voornamelijk uit kansarme gezinnen. We zien natuurlijk wel kinderen met een leerachterstand. Voor hen is er huiswerkbegeleiding. We werken samen met scholen maar met andere beperkingen hebben wij weinig ervaring.

Merkt u zoals Magenta dat dit een moeilijk bereikbare groep is?

Ja dat denk ik wel. Deze gezinnen zijn vaak af scherpt naar 1 instelling or 1 organisatie maar ze zouden veel meer de kans moeten krijgen om in hun eigen buurt deel uit te maken van hun eigen buurt. Dat is weer inclusief wonen in een zorgzame buurt. Dus dat iedereen zich ook veel meer thuis voelt in buurt waar dat ze wonen en dat ze daar op maat geholpen kunnen worden. Voor deze doelgroep is dat nog meer belangrijk denk ik.

Dat is deel uitmaken van de samenleving. Het M-decreet is daar een voorbeeld van waar dat kwetsbardere kinderen opgevangen worden. We moeten dan ook niet 3-4 kwetsbare kinderen in een klas zetten van 25 en een leerkracht, dat werkt ook niet. De klassen moeten dan kleiner gemaakt worden of er moet begeleiding op maat komen in die klas.

Weer hetzelfde verhaal: kleinere groepen, multidisciplinair werken en samenwerken maar daar slaagt men niet in. Of kan men de keuze niet in maken want het gaat natuurlijk ook om geld en personeel.

Uit ons vorig gesprek kon ik afleiden dat u zich inzet voor vakantieparticipatie.

Klopt dat?

Dat is het gehele aanbod van buurtwerking. Mensen zijn niet op de hoogte van de mogelijkheden. Als ze een leefloon trekken moeten ze bij het OCMW zijn maar daar wordt dan al niet uitgelegd dat ze recht hebben op een klantenkaart bij de sociale kruidenier waardoor ze al goedkoper kunnen gaan winkelen. Er wordt ook vaak niet gezegd dat Vlaamse vakantieparticipatie bestaat. Dat is weer hetzelfde verhaal. Als je iemand een leefloon toekent, ga je toch kijken waar die persoon nog recht op heeft of het overlopen? En als de mensen zelf iets niet kunnen aanvragen, kan je daar toch bij helpen? Er zijn zeker maatschappelijk werkers die dat doen, ik wil niet iedereen over dezelfde kam scheren. Maar algemeen gebeurt dat veel te weinig.

Indien u, uitzonderlijk dan, in contact komt met ouders van kinderen en jongeren met een beperking in kansarmoede verwijst u hun dan door naar specifieke organisaties met een vakantie aanbod?

Dat is wel al voorgevallen, natuurlijk niet zo vaak. Maar het zijn vaker specifieke organisaties die daarrond werken of instellingen die daarrond over nadenken. We hebben wel contacten met BZW, dat zijn dat volwassenen die beleid worden en ook mensen met een beperking. Daar hebben we wel al een goede samenwerking mee en we proberen hun zoveel mogelijk te integreren in ons buurtcentrum. We merken bijvoorbeeld dat meer en meer mensen met een psychische kwetsbaarheid de weg naar het buurtcentrum vinden. Dan werken we samen met BZW om te kijken welk aanbod we kunnen bieden voor die mensen.

Hoe blijft u zelf op de hoogte van kennis rond die vakantieparticipatie?

Door veel ervaring te hebben, via opleiding, vormingen en contacten met alles wat ermee te maken heeft bouw je je netwerk uit. Zo zijn we ook lid geworden van Vlaanderen vakantieparticipatie en verwijzen we mensen door naar een goedkope vakantie.

Het volgend onderdeel zal gaan over de non-take-up van rechten. Ik had begrepen dat u daar vorig jaar veel mee bezig bent geweest?

Ja, hier komt het proactief kader weer terug. Als je dat opzoekt, kom je op veel informatie uit: wat is het? Maar ook het stek verhaal. Stek is een methodiek die samenlevingsopbouw heeft ontwikkeld en we waren een stek in het buurtcentrum tot het stedelijk buurtwerk ons heeft overgenomen maar wij noemden een stek. Het is een methodiek om in een basiswerking aan onder bescherming en om aan die grondrechten te werken. Er is vanuit het proactief kader dat er een toegankelijk model is ontwikkeld en RISO Vlaams Brabant gaat dat nu ontwikkelen in Dilbeek en in Zaventem. Dus we hebben middelen gekregen van Welzijn, door minister Beke om 2 nieuwe plekken, een stek

Dat is een buurtwerking maar met een specifieke nadruk op die sociale bescherming.

Buurtwerk heeft altijd bestaan maar met meer specifieke aandacht voor die non-take-up en sociale bescherming.

Hoe zou u zelf de non-take-up omschrijven?

Omdat mensen in armoede zijn en een laag inkomen hebben, zijn ze aangewezen op kleinere dienstverleningen die er eigenlijk niet moeten zijn. Bijvoorbeeld vakantieparticipatie, dat is feitelijk niet nodig maar wel een heel goed initiatief. Geef mensen voldoende inkomen dat ze op vakantie kunnen gaan en vakantieparticipatie Vlaanderen is niet meer nodig. Er is heel wat dienstverlening ontwikkeld omdat mensen onvoldoende inkomen hebben en geen toegang hebben tot hun grondrechten. Het is een heel scala van activiteiten en tegemoetkomingen georganiseerd om mensen een klein beetje bij te geven. Meer en meer dingen, zoals de studietoelage, worden automatisch toegekend maar dat was vroeger niet. Maar er zijn nog genoeg dingen die mensen moeten vragen: bijvoorbeeld vakantieparticipatie. Je hebt aanvullende steun bij het OCMW, mensen weten dat niet. Er is dus een heel scala aan aanbod voor kwetsbare mensen maar ze worden niet opgenomen. Er is dus sprake van het Mattheuseffect:

mensen die wel geïnformeerd zijn en die een netwerk hebben en opnemen, de meest kwetsbare worden niet bereikt of opgenomen of een slechte ervaring hebben in de hulpverlening die nemen het niet op en die blijven in de kou staan.

Vindt u dan dat de overheid meer moet inzetten op automatisering van rechten?

Ja, dat is 1 van de 7 sporen van het lokaal proactief kader. Als je iemand hebt die een leefloon toegekend heeft, geef dan ook de sociale kruidenier als ze daar recht op hebben.

Waarom moeten mensen dat dan nog aanvragen? Met de huidige technologie is alles wel mogelijk om zoveel mogelijk automatisch toe te kennen. Uiteraard is er dan nog begeleiding nodig want je kan wel iets toekennen maar je moet er ook durven gebruik van maken. Begeleiding is dus altijd nodig maar informeer de mensen en ken het automatisch toe feitelijk. Dat is 1 van de oplossingen.

Ziet u als een mogelijke oplossing voor de non-take-up?

Ja, maar het is een en en-en verhaal. Het is automatisch toekennen, automatisch infomeren: kijk hier hebt ge recht op en ge krijgt het en begeleiden en informatie geven.

Dat doe je niet door een folder te geven want sommige mensen kunnen nog niet goed lezen. Het houdt ook in dat je naast de mensen begeleid. Bijvoorbeeld door samen naar de winkel toe te stappen en daar contact te leggen met de verantwoordelijke van de winkel. Er zijn mensen die niet naar de winkel durven stappen dus die begeleiding en informatie zijn een tweede spoor.

Je hebt dus automatisch rechten toekennen maar ook informatie en vorming naast kwetsbare mensen, dan heb je plekken geïntegreerde basiswerking zoals buurtwerkingen en de stek omdat mensen dat ook lotgenoten en buren ontmoeten en dat kunnen sleutelfiguren zijn om een netwerk uit de bouwen, dat is dus een derde spoor. Het is dus niet 1 verhaal van automatisch toekennen maar het is dus informatie, vorming, begeleiding, bijscholing, netwerk vergroten,.. allemaal dingen die nodig zijn voor kwetsbare mensen. De meest kwetsbare mensen hebben een specifieke begeleiding nodig. Dat is het stek verhaal. En ook inclusieve samenwerking dus dat vaak heeft een kwetsbaar gezin contact met een OCMW-medewerker, iemand van het CLB, huisdokter, een buurtwerker en dat zou afgestemd moeten worden. Vaak wordt er nog naast mekaar gewerkt en worden er tegenstrijdige dingen gezegd tegen dat gezin. Als er meerdere hulpverleners zijn in een bepaald gezin is dat md overleg belangrijk om af te stemmen en een coördinator aan te duiden die dat opvolgt in al zijn aspecten.

Merkt u veel van de non-take-up bij uw cliënten zelf?

Ja, dat merken we heel vaak dat ze geen weet hebben van dingen die ik net benoemde.

Ik heb zelf 30 mensen doorverwezen naar de sociale kruidenier. Nochtans hadden ze allemaal 1 of andere vorm van hulpverlener. De klassieke hulpverlening doet dit dus niet of maken er de tijd niet voor. Het wordt nog te vaak gezien als een bijzaak. Je moet mensen ook vaak blijven overtuigen. Ik ken zelf iemand die bejaard is en recht op een gewaarborgd inkomen maar die wilde dat niet opnemen want die zag dat als bedelen dus het hangt ook af van hoe iemand is en hoe iemand is opgevoed.

Als de persoon er recht op heeft, blijven wij volhouden om het bespreekbaar te houden.

Als we dan merken dat die persoon in moeilijkheden komt, dan blijven we dat zeggen.

Uiteindelijk heeft deze persoon dat dan toch opgenomen omdat ze niet anders kon.

Merkt u ook non-take-up bij ouders van kinderen en jongeren met een beperking?

Daar heb ik persoonlijk onvoldoende ervaring mee.

Wordt de non-take-up besproken binnen jullie team?

Het wordt besproken. Ik ben natuurlijk een thema werker dus ik probeer daar in het team verhalen over te vertellen en informatie rond te geven over wat we aan het ontwikkelen zijn. Het wordt dus besproken maar ook hier speelt hetzelfde verhaal: het zou meer integraal moeten gebeuren. Iedere buurtwerker zou er aandacht voor moeten

Het wordt besproken. Ik ben natuurlijk een thema werker dus ik probeer daar in het team verhalen over te vertellen en informatie rond te geven over wat we aan het ontwikkelen zijn. Het wordt dus besproken maar ook hier speelt hetzelfde verhaal: het zou meer integraal moeten gebeuren. Iedere buurtwerker zou er aandacht voor moeten