• No results found

11.2.1 Contact met doelgroep

Er werd ook bevraagd of de respondenten in contact komen met de doelgroep, gezinnen in kansarmoede met een kind of jongere met een beperking.

Zowel Veva Kennes, thuisbegeleidster van Resonasns vzw als Kim Van Leemput, thuisbegeleidster bij Het Raster, komen in contact met gezinnen van kinderen en jongeren met een beperking in kansarmoede. Zij werken dan ook voor een handicap specifieke organisatie. Voor Veva Kennes gebeurt dat op regelmatige basis, zij is actief in Noord-Brabant en regio Brussel. Voor Saskia De Bruyn, ex-coördinator van Ruimtevaart is het belangrijk om te vermelden dat niet ieder gezin in kansarmoede een beperking hetzelfde ziet als professionals. Vaak wordt er gesteld: “X heeft geen beperking, wij zijn allemaal zo.” Dat is een belangrijk aandachtspunt in het werken met kansarmen.

Verschillende kinderen die aanwezig waren op Ruimtevaart, gingen naar een school voor buitengewoon onderwijs. Dat heeft te maken met een mogelijks foutieve interpretatie indien een IQ-test wordt afgenomen. Het kan namelijk zijn dat het kind op dat moment veel emotionele stress ervaarde en niet in staat was om te presteren.

De andere respondenten kwamen ook in contact met de doelgroep maar in mindere mate. Zo had Yvonne Domen, medewerkster van Huis van het Kind te Bree, ervaring met kansarmen en mensen met een beperking, maar niet veel ervaring met de combinatie van beide. Bij Domo behoren ze zeker tot de doelgroep maar ze hebben weinig gezinnen in begeleiding waar beide problematieken aan bod komen.

11.2.2 Moeilijk bereikbare groep?

Op de vraag of kansarmen, al dan niet met een kind of jongere met een beperking een moeilijk bereikbare groep is, antwoordde iedereen ja.

Rachida Zarioh, die werkzaam is als gezinsondersteuner voor Kind en Gezin merkt dit op bepaalde vlakken. “Als de ouder een duidelijke nood heeft dan merk ik van niet maar als

ze zelf geen hulpvraag hebben of geen inzicht in de tekortkoming dan is dat heel moeilijk.” (R. Zarioh, persoonlijke communicatie, 12 mei 2020)

Saskia De Bruyn (Ruimtevaart) vertelde dat er geen moeilijke doelgroepen bestaan. “Er zijn alleen organisaties die er nog niet in slagen om bepaalde groepen te bereiken. En dat is geen verwijt. Elke organisatie heeft groepen die die moeilijker bereikt dan anderen.”

(S. De Bruyn, persoonlijke communicatie, 6 mei 2020) Dit vond ik ook terug in de literatuur. Zo stelt Dēmos dat het belangrijk is om je eigen aanbod en verwachtingen even aan de kant te schuiven en te luisteren naar de noden, behoeften en verwachtingen van de mensen die je wil bereiken.

De respondenten werden ook bevraagd over waarom dat ze denken dat mensen in kansarmoede een moeilijk bereikbare groep zijn. Volgens Veva Kennes van Resonans vzw komt dit omdat deze mensen vaak bezig zijn met overleven. Yvonne Domen van Huis van het Kind te Bree stelde dat het een gesloten groep is en ze bepaalde angsten kennen. In Bree zijn ze dan ook gestart met ’t Kanske, dit zijn vrijwilligers die op een laagdrempelige manier opvoedingsondersteuning bieden aan huis. Volgens haar hebben kansarmen het moeilijk om zich te socialiseren en ze mogelijks bang zijn hun kind te verliezen. Dit kwam ook aan bod bij hetgeen twee ervaringsdeskundige armoede stelden toen ze advies gaven aan Magenta.

Voor Hanne Gijbels van Domo kan dit te maken hebben met het beperkte netwerk waar deze mensen mee te maken hebben. Hierdoor komen ze weinig terecht bij hulpverleningsinstanties. Zij is vermoed dat kansarmen met een kind met een beperking sneller terecht komen bij hulpverlening omdat ze al contact hebben gehad met dokters en daardoor sneller doorverwezen kunnen worden. Ann Florentie van CM stelt dat dit vervolg vaak nog mist waardoor mensen in kansarmoede nog vaak onder de radar blijven.

Volgens Yvonne Domen (Huis van het Kind) kan dit ook te maken hebben met ervaringen uit het verleden. Ze hebben al vaak hun verhaal moeten vertellen en telkens nieuwe mensen leren vertrouwen. Ook dit kwam aan bod in de gevonden literatuur.

Kim Van Leemput (Het Raster) merkte op dat het moeilijk is om een afspraak te maken.

Deze vaststelling kwam ook aan bod in het gesprek met de medewerksters van de Christelijke mutualiteit. Liesbeth Vanderwaeren stelt dat kansarmen vaak niet de best georganiseerde agenda hebben en wat structuur missen en merkt ook op dat ze vaak afspraken vergeten. Verder vertelde Ann Florentie dat het werken op afspraak net deuren sluit voor kwetsbare gezinnen.

11.2.3 Drempels bij kansarmen

In een volgende vraag werd bevraagd waaraan ze merken dat dit een moeilijk bereikbare groep is. Al snel kwamen verschillende drempels aan bod die ik kan linken aan de doorgenomen literatuur. Niet iedere organisatie had evenveel ervaring met de doelgroep ouders van kinderen en jongeren met een beperking in kansarmoede. Resonans vzw en Het Raster, de handicap specifieke organisaties, werken uitsluitend met kinderen en jongeren met een beperking. Hier werden specifieke drempels bevraagd voor deze gezinnen in kansarmoede. Bij andere organisaties ging de vraag eerder over kansarmen

of mensen met een beperking in het algemeen. Ook in mijn literatuur kwam ik uit op drempels voor kansarmen. Deze resultaten worden dan ook later besproken. In het hoofdstuk kansarmoede kwamen algemene drempels aan bod voor mensen in kansarmoede omtrent hulpverlening. Er kwamen interessante antwoorden op deze vraag die gebundeld kunnen worden in verschillende drempels uit de literatuur.

Financiële drempels

In het hoofdstuk over kansarmoede stond te lezen dat aan aanbodzijde de prijs van de hulpverlening een rol zou kunnen spelen (Sannen in Opdebeeck e.a., 1998). Vroeger moesten deelnemers acht euro betalen per workshop van Magenta, nu zijn ze sinds de subsidiëring van Kind en Gezin gratis.

Veva Kennes (Resonans vzw) merkt eveneens op dat mensen vooral bezig zijn met te overleven. De zorg van het kind komt pas hierna. Soms komt ze tijdens bezoeken zelfs niet tot het aspect opvoeding omdat de mensen bezig zijn met overleven. Kim Van Leemput (Het Raster) merkt bovendien op dat ze vaak uitgesloten zijn van de maatschappij. Er speelt volgens haar een financiële drempels waardoor prioriteiten elders liggen. Dit kwam ook aan bod in de literatuur waar er sprake was over meervoudige problemen in meerdere levensdomeinen (Sannen, 2003).

Praktische drempels

Verschillende respondenten hadden nog niet gehoord van Magenta. Het gebrek aan bekendheid van een organisatie is mogelijks ook een drempel, zeker bij lage inkomensgroepen (Sannen in Stevens e.a. in: Pauwels, 1994).

Verder merkt Liesbeth Vanderwaeren (CM) op dat er drempels zijn op vlak van contact.

Zo kan ze niet iedereen terugbellen of mails versturen omdat mensen niet over deze middelen beschikken.

Ann Florentie (CM) merkt verder op dat gezinnen in kansarmoede moeilijker zijn om vast te houden. Mensen die genoten van een opleiding, gaan frequenter hun rechten verkennen en durven meer afspraken maken om te weten waar ze recht op hebben. In een kansarm gezin hoort ze dat minder terugkomen. Verder merkt ze op dat de vele administratie die in orde gebracht moet worden ook een struikelblok vormt. Dikwijls zijn ze van ’s ochtends tot ’s avonds bezig met het zorgenkind en blijft er weinig tot geen tijd over voor deze administratie. Liesbeth Vanderwaeren (CM) spreekt hierover mee: “Het is pas als die basiszorg echt gedaan is, dat die daar de ruimte pas voor hebben”. (L.

Vanderwaeren, persoonlijke communicatie, 21 april 2020)

Volgens Veva Kennes (Resonans vzw) speelt er een praktische drempel, er niet geraken.

Zelf komt ze als thuisbegeleidster in contact met alleenstaande moeders die organisatorisch het niet geregeld krijgen om naar een organisatie te gaan. Zelf gaat ze helpen kijken in het natuurlijk netwerk van de mensen om te kijken of er daar hulp geboden kan worden. Kim Van Leemput (Het Raster) merkt dit ook op. Verder sprak ze over regio-gebonden te werken zodat mensen er eventueel kunnen geraken met de fiets of te voet. In de literatuur kwamen deze drempels ook aan bod bij de situationele drempels die voortkomen uit bepaalde levensomstandigheden.

Relationele drempels

Er kwamen tot slot relationele drempels ter sprake. Deze drempels gaan over de relatie tussen hulpverlener en cliënt. Een eerste drempel die ik zag terugkomen was het verschil in opvattingen en levensstijlen. Volgens Rachida Zarioh (Kind en Gezin) speelt ook het land van herkomst hier een grote rol in. Zo kan het hebben van een beperking gezien worden als een straf van God, maar dat is minder dan vroeger doordat in de thuislanden de visie omtrent het hebben van een beperking ook verandert. Er moet dus ook gekeken worden naar culturele verschillen. Zo vertelde Rachida Zarioh (Kind en Gezin) meer over een cliënt die een babymassage ging meevolgen maar dat, door haar culturele achtergrond, dit linkte aan voodoopraktijken. Dingen die voor ons vanzelfsprekend lijken, kunnen dan niet zijn voor mensen met een andere culturele achtergrond.

Een andere moeilijkheid is dat mensen met een migratieachtergrond soms weinig tot geen familie in België hebben om op terug te vallen voor steun, aldus Rachida Zarioh (Kind en Gezin). In de literatuur viel te lezen dat mensen in kansarmoede een beperkter sociaal netwerk hebben.

Voor Anne Goethals, werkzaam bij Kind en Gezin als intersectorale medewerkster, speelt de taal ook een rol. Er zijn veel kansarme mensen met een migratie achtergrond wat maakt dat de taal een drempel kan vormen. Dat kan ook ervoor zorgen dat ze niet naar de workshops van Magenta stappen. Dit kwam ook terug bij de relationele drempels waar een mogelijke taalproblematiek aan bod kwam (Sannen, 2003).

Psychologische drempels

Saskia De Bruyn (Ruimtevaart) merkt op dat PAB en PVF discriminerend zijn voor mensen in armoede, een aanvraag doen is namelijk niet makkelijk. Moeilijke instapvoorwaarden kunnen ook een drempel vormen (Sannen, 2003). Yvonne Domen (Huis van het Kind) haalde aan dat we uit een aanbodgerichte hulpverlening komen, het vormt ook een drempel als organisaties te aanbodgericht werken (Sannen, 2003).

Johan Fobelets (Riso) vertelde dat hij een cliënt had die recht had op een bepaald inkomen maar dit niet opnam omdat deze persoon dit zag als ‘bedelen’. Er kunnen vooroordelen zijn over organisaties waardoor men er geen gebruik van maakt. (Sannen in Van Toorn, 1992 in: Pauwels, 1994; Vanpée, Sannen & Hedebouw, 2000).

Ook Laura Roman, die werkt als indicatiestelster voor de Christelijke Mutualiteit, merkt zoals Anne Goethals en Rachida Zarioh van Kind en Gezin een zeker taboe op bij mensen in kansarmoede of mensen met een beperking. Door haar dagelijkse huisbezoeken ziet Laura Roman (CM) dit vaak in de praktijk. Mensen schamen zich omdat ze ten laste vallen van anderen of omdat ze het financieel niet breed hebben en dat vormt volgens haar een drempel om hulp te vragen.

Verder is het ook niet evident voor mensen om te laten zien aan de samenleving dat ze leven in kansarmoede. Uit eigen ervaring merkt Kim Van Leemput (Het Raster) dat ze moeilijk tot een hulpvraag komen. Net zoals Saskia De Bruyn (Ruimtevaart) merkt Kim Van Leemput op dat deze gezinnen de beperking vaak niet ‘inzien’. Rachida Zarioh (Kind

en Gezin) merkt bij een cliënt op dat deze nog niet naar een lotgenotengroep kan gaan omdat ze nog in de ‘ontkenning’ zit dat haar kind een beperking heeft.

Een opmerking die werd gemaakt door Saskia de Bruyn (Ruimtevaart) is dat je als ouder vaak al moet nadenken over de toekomst van je kind als jij er als ouder niet meer bent.

Dat geldt voor alle gezinnen. Voor vele kansarme mensen, die mogelijks een negatieve ervaring kennen omtrent instellingen, jeugdhulp en andere hulpverleningservaringen, hebben niet direct de neiging om hun kind daar ook in te plaatsen. Zij hebben dan ook vaak het gevoel dat de buitenwereld ontzettend hoge eisen oplegt. Wat volgens haar een drempel kan vormen is de visie van de ouders over de beperking. Vaak is er een gevoel van wat heb ik verkeerd gedaan? Ook eerdere negatieve ervaringen in de hulpverlening spelen mogelijks een drempel op naar hulp op zoek te gaan. Tot slot hebben kansarmen soms ook een negatieve ervaring gehad in het onderwijs waardoor een workshop volgen in klascontact hen minder aan kan spreken.

Verder merkt Kim Van Leemput wantrouwen op bij sommige cliënten. Maar ook een gevoel van falen. Hanne Gijbels (Domo) merkt ook weinig vertrouwen op. Daarnaast kan de stap om je kind uit handen te geven moeilijk zijn. Deze drempels kwamen eerder al aan bod bij de psychologische drempels. Deze gevoelens kunnen een drempel vormen om hulp te gaan zoeken. Volgens Anne Goethals (Kind en Gezin) leeft er in kleinere dorpen, waar ‘iedereen elkaar kent’ ook een dorpsmentaliteit en kan er geroddeld worden waardoor er schaamte kan ontstaan.