• No results found

U NIVERSALISME EN SPIRITUEEL INDIVIDUALISME

De hierboven beschreven benaderingen van de geschiedenis hebben duidelijke parallellen in hun opvattingen over religie. Omdat Snouck Hurgronje in zijn boek Mohammedanism tot tweemaal toe direct in discussie gaat met Arnold, is het logisch eerst het idee van religie van Arnold te beschrijven.

Uit Arnolds beschrijving blijkt dat vredelievende zendingsdrang de oorzaak was van de islamitische expansie. Dit tolerante standpunt komt terug in zijn opvattingen over religie. In zijn boek betoogt Jung dat veel negentiende-eeuwse oriëntalisten een moderne benadering van religie hadden. Dit hield in dat religie als een individuele handeling werd gezien, dat uiteindelijk moest leiden tot vooruitgang:

They defined religion as being a subjective collection of spiritual experiences and an ethical system of belief that provide a rational path toward individual salvation. Based on this theoretical background knowledge, they no longer saw a fundamental incompatibility between Islam and modern culture.145

De vraag is of dit idee van een meer rationeel en individueel geloof terug te vinden is in de opvattingen van Arnold. Deze vraag kan ook gesteld worden bij Snoucks benadering van de islam.

De zendingsdrang was volgens Arnold gegroeid uit het rationalisme en ritualisme van de islam. De twee belangrijkste doctrines zijn basaal en eenvoudig: er is maar één God en Mohammed is Zijn profeet. Met name het fundamentele dogma van Gods eenheid is pure eenvoud, aldus Arnold.146 Het geloof vergde geen ingewikkeld spiritueel pad of intellectuele

kennis en vaardigheden. De dogma’s waren ongecompliceerd, toegankelijk voor iedereen en gebaseerd op de reden:

Islam is a religion that is essentialy rationalistic in the widest sense of this term considered etymologically and historically. The definition of rationalism as a system that bases religious beliefs on principles furnished by reason, applies to it exactly. 147

145 Jung, Orientalists, 209. 146 Arnold, The Preaching, 413.

147 But this kind of revelation is only one form of exposition and his religion has all marks of a collection of doctrines founded on the data of reason. Arnold, The Preaching, 414.

Inhoudelijk ging Arnold niet verder in op de rationaliteit van de islam, maar betoogde wel dat van de tweede tot de vijfde eeuw de rationaliteit van de islam het christendom sterk heeft beïnvloed en de geloven dichterbij elkaar bracht. 148 Daarnaast resulteerde de navolging van

de vijf zuilen van de islam (ook eenvoudige plichten) niet alleen in herhaling van gewoonten, maar ook in aanwezigheid van het geloof in het dagelijks leven en internationale

broederschap.149 Deze naar buiten tredende aspecten van het geloof maakte de individuele

moslim een exponent en leraar van zijn eigen geloofssysteem.150

Tevens betoogde Arnold dat de boodschap van Mohammed bedoeld was voor de gehele mensheid. Dit idee van universalisme in de islam was een belangrijk discussiepunt in de negentiende-eeuwse islamwetenschap. Arnold beschreef diverse passages uit de Koran en de Hadith waaruit zou blijken dat de islamitische boodschap niet alleen was gericht aan de Arabieren, maar aan alle volken en naties.151 Hierin wordt beschreven dat de moslims niet

moeten zijn zoals de christenen: ‘for they went only to those that lived near and neglected those that dwelt in far countries’.152 Het is ook het universalisme dat in het teken stond van de

verspreiding van de islam. Het gevoel van eenheid dat hiermee gepaard ging, kan echter uitmonden in een vorm van fanatisme. Dit pan-islamisme boezemde de negentiende-eeuwse koloniale politici angst in, maar kon volgens Arnold eenvoudig worden opgelost door meer overdracht van kennis en benadrukking van overeenkomsten van de islam en het

christendom.

Naast de opvatting dat de islam voor de gehele mensheid was bedoeld, was er een belangrijk individueel aspect in het spirituele en morele domein van het geloof, aldus Arnold.153 De spirituele kracht van het christelijke geloof was afgenomen, waardoor in de

loop van de geschiedenis veel mensen zich tot islam bekeerden. Deze spirituele energie van de islam was volgens Arnold altijd overeind gebleven en was verbonden met een superieure moraal. 154 Wat er exact moreel en spiritueel was aan de islamitische doctrine legde Arnold uit

aan de hand van Gods wil. Het was volgens de auteur de individuele moslim die werd onderworpen aan de morele wil van God, waardoor elke ‘goede daad’ niet alleen een belichaming was van deze goddelijke wil, maar ook resulteerde in een gevoel van 148 Ibidem, 73.

149 Arnold, The Preaching, 414 en Islamic Faith, 37. 150 Ibidem, 419.

151 Ibidem, 28. 152 Ibidem, 30.

153 Watt, Thomas Walker Arnold, 46.

154 Dat het christendom spiritualiteit verloor is een terugkomend element in zijn boek The Preaching. Arnold,

waardigheid en zelfrespect bij het individu.155 Deze bewering komt sterk overeen met het

moderne concept van religie zoals geformuleerd door Jung. POLITIEKENPESSIMISME

Jung beschrijft Snoucks concept van de islam als een systematisch normatief geheel: zijn beschrijvingen van de tradities van de islam zijn een combinatie van religie, recht en politiek.156 In de onderstaande beschrijving worden de verschillende aspecten van Snoucks

benadering van de islam als geloof onderzocht. De vraag is of ook Snouck – net als de andere islamwetenschappers – een moderne benadering van religie had.

Snouck was het in ieder geval niet eens met Arnolds interpretatie van het

universalisme van de islam. Volgens Snouck Hurgronje kende de islam geen universalisme; het is door de omstandigheden van de geschiedenis uiteindelijk een universeel geloof geworden.157 Zoals een kritische historicus betaamt, betoogde Snouck Hurgronje dat het

onduidelijk was of Mohammed zijn geloof voor de gehele mensheid heeft gepredikt. Volgens de auteur stond in de Koran niet duidelijk of het gaat om ‘de gehele mensheid’ en werd de soera waar dit standpunt vandaan komt vaak verkeerd vertaald. In een voetnoot in zijn boek Mohammedanism ging Snouck Hurgronje direct in discussie met Arnold. Hij betoogde dat Arnold zijn standpunt van universalisme verzwakte door naar de Hadith te verwijzen en deze als even betrouwbaar als de Koran te beschouwen. Snouck beweerde – zoals eerder al bleek – dat de Hadith een onbetrouwbare bron is.

De verspreiding van de islam was bovendien niet te danken aan de zendingsdrang, maar de energie en expansiedrang van het Arabisch ras om een beter gebied te zoeken voor haar voortbestaan:

If Islam is said to have been from its beginning down to the present day, a missionary religion, the ‘mission’ is taken here in a quite peculiar sense, and special attention must be given to the preparation of the missionary field by the Moslim armies, related by history and considered as most important by the Mohammedan themselves. 158

Ook hier ging Snouck Hurgronje in op de bewering van Arnold dat de islam een

zendingsgodsdienst was. De Nederlandse islamoloog betoogde dat het werk van Arnold 155 Arnold, The Islamic Faith, 24.

156 Jung, Orientalists, 192.

157 ‘Is due to circumstances which had little to do with its origin’. Snouck, Mohammedanism, 50. 158 Snouck Hurgronje, Mohammedanism, 46.

uitzonderlijk was, maar dat hij toch tot een onjuiste conclusie kwam. Weinig tot geen

islamitische geleerden spraken over het idee van een zendingsdrang en predikten meestal het belang van heilige oorlog als een van de plichten van de islam. Toch nuanceerde Snouck Hurgronje ook dit standpunt. Vrijwel elke streng gelovige kon namelijk een missionaris worden genoemd en het idee ‘van winnen van zielen door geweld’ heeft nog steeds veel aanhangers.

Het meest wijdverbreide ideaal van de islam, volgens Snouck Hurgronje, was dat de gehele wereld onder islamitisch gezag wordt onderworpen. Dit ideaal kon alleen worden bereikt met politieke macht, maar dit moest niet worden verward met universalisme. In het verlengde hiervan stond er in de islamitische wet dat er djihad moest worden gevoerd tegen hen die nog niet onderworpen. Deze constante islamitische wet, door Snouck ook wel een ‘plichtenleer’ genoemd, leidde tot problemen in de islamitische gemeenschap. Ondanks het enorme politieke programma van de islam was er namelijk geen rekening gehouden met de realiteit dat moslims ook onder vreemd gezag konden komen te staan. Het ideaal van een politieke wereldheerschappij van moslims, en het vasthouden aan deze oude illusie, resulteerde in een politieke neergang van de islam, aldus Snouck Hurgronje.

De islam was echter geen onveranderlijk en constant geloof, aldus Snouck. Vooral in de eeuwen na de dood van Mohammed werden er veranderingen doorgevoerd in de doctrines van de islam. Uiteraard was er weerstand uit conservatieve kringen, maar verandering was onvermijdelijk:

(…) but they were obliged unconsciously to make large concessions to systematic thought; for in the Moslim world as elsewhere religious belief without dogma had become as impossible as breathing is without air. Thus, in Islam, a whole system, which could not even pretend to draw its authority from the Sunnah, had come to be accepted.159

Het was gemakkelijk om deze nieuwe ontwikkelingen te rechtvaardigen, want de islam was een pessimistisch geloof: ‘the world is bad and will become worse and worse’.160 Ook de

acceptatie van vreemd (Westers) gezag was volgens de islamoloog gegrond in het historisch pessimisme van het geloof.161 Daarnaast konden de doctrine en de wet veranderen door

middel van de theorie van de consensus – het eerder genoemde ijma - van de gemeenschap. 159 Ibidem, 76.

160 Snouck Hurgronje, Mohammedanism,77.

161 ‘Which makes the mind prepared for every sort of decay, through reverence for Allah’s inscrutable will’ Ibidem, 118.

Deze consensus werd vaak gebruikt voor politieke doeleinden, wat juist leidde tot een ‘a kind of mixed Ijma’.162 Door deze onduidelijke consensus groeide er uiteindelijk verschillende

soorten katholicisme en protestantisme onder een dak van de islam, aldus Snouck. De doctrines van de islam zijn dus in de loop van de tijd zeker aangepast. De veranderingen en vooruitgang zijn toe te schrijven aan het pessimistische karakter van de islam en het gebruik van ijma voor politieke doeleinden.

Daarnaast waren er volgens Snouck Hurgronje al meerdere ‘middeleeuwse’ regels zoals polygamie en slavernij niet meer toegestaan, hoewel ze nog wel in de islamitische wet staan. Bovendien – zoals al eerder gezegd bij het eerste concept – kon de islamitische gemeenschap niet ontsnappen aan de ‘evolutie’ van de mensheid.163 Snouck deelde dus niet

een rationele beleving van het geloof dat diende als samensmelting tussen moderne cultuur en islam, zoals in Jungs betoog. Toch betoogde Snouck – vergelijkbaar met wat Jung ziet als moderne religie – dat er in zijn tijd steeds meer onafhankelijkheid wat betreft spiritueel leven en meer vrijheid van materiële dwang was ontwikkeld. De islamoloog bedoelde hier de individuele vrijheid die de Westerse beschaving was gaan kennen (‘one of the greatests blessings of our civilization’) en die moest worden verspreid als een nieuwe boodschap (‘missionary zeal of the better kind’). 164 Er was zeker ruimte voor verandering, maar door het

gebrek aan secularisatie was dit proces zeer moeizaam, aldus Snouck. In het volgende hoofdstuk komt de islam in verhouding met de moderniteit aan de orde.

PARALLELLEN

In de werken van Snouck Hurgronje en Arnold zijn duidelijke sporen van de historische kritiek op te merken, die in de negentiende-eeuwse wetenschap opkwam. Er waren kleine meningsverschillen over de betrouwbaarheid van de Hadith, maar beiden zagen de Koran als een authentieke bron. Door het kritische gebruik van niet-Westerse bronnen, braken beide islamologen met het discours van hun voorlopers.

Jung geeft terecht aan dat er een evolutionaire benadering in de geschiedschrijving van Snouck te zien is. Het geloof moet veranderen als de ontwikkeling van de geschiedenis een andere periode in gaat. Dit is echter niet het enige wat een rol speelde in zijn

geschiedschrijving. Zo is het duidelijk dat de auteur het seculiere aspect gebruikte als politiek 162‘The political decay of Islâm in our a day has done away with what had been left of official power to settle religious differences and any organization of spiritual authority never existed. Hence it is only natural that the diversity of opinion allowed by the grace of Allah now shows itself on a greater scale than ever before.’ Ibidem, 93.

163 ‘The evolution of human society.’ Snouck Hurgronje, Mohammedanism, 150. 164 Ibidem, 155.

argument. Aan de ene kant beweerde hij dat de islam geen scheiding van geloof en staat kent, maar aan de andere kant zag hij wel seculiere tendensen in de geschiedenis van de islam. De politieke beschrijving was voornamelijk gericht op het ‘zogenaamde’ seculiere karakter van de islam. Daarnaast legde Snouck in de interne conflicten de nadruk op ‘protestantse’

stromingen, dat volgens de historicus Jacques Waardenburg voortkwam uit zijn calvinistische opvoeding.

Bij Arnold bleef zijn standpunt over zendingsdrang de boventoon voeren en er is in zijn werk weinig sprake van evolutionaire aspecten. Bovendien zag hij niet de seculiere tendensen in de geschiedenis zoals Snouck deze zag. Bij Arnold was de samengesmolten ‘kerk en staat’ en het gemis van een gezaghebbende priesterschap een aanleiding voor meer zendingsdrang onder de individuele moslims. Wat betreft het moderne en meer individuele concept van geloof kwam Arnold meer in de buurt van Jungs benadering. Gods wil zat volgens de auteur diep in het spirituele bewustzijn van het individu, waardoor de islam een moreel geloof was, maar deze individuele benadering is geen argument om de islam te verenigen met de moderne cultuur (zoals bij Jung beweert). In het volgende hoofdstuk wordt er gekeken naar wat volgens Arnold en Snouck de verhouding was tussen islam en de

H

OOFDSTUK

3

Moderniteit en onderwijs

Among all conservative factors of human life, religion must necessarily be the most conservative, were it only because its aim is precisely to store up and keep under its guardianship the treasures

destined for eternity to which we have alluded.165

De verhouding tussen moderniteit en religie is een vruchtbaar onderwerp voor

wetenschappelijk onderzoek. Vooral binnen de islamwetenschap is het vertoog over dit onderwerp complex en breed. Bovenstaand citaat toont dat Snouck sceptisch was over vooruitgang in religie in het algemeen. Volgens Jung is er in het werk van veel negentiende- eeuwse islamwetenschappers een sociologische dichotomie tussen traditie en moderniteit te vinden.166 In dit hoofdstuk wordt beschreven in welke mate deze dichotomie in het werk van

Snouck en Arnold aanwezig is. Aan de hand van hun contacten met islamitische hervormingsdenkers wordt een schets gemaakt van hun ideeën over moderniteit en

vooruitgang in relatie met de islam. In het verlengde hiervan worden de factoren die volgens Snouck en Arnold verantwoordelijk waren voor de zogenaamde ‘stagnatie’ in de islam uitgelicht. In het tweede deel van dit hoofdstuk behandel ik Jungs kernelement ‘seculier onderwijs’ als oplossing voor deze stagnatie. Beide islamologen hebben in hun carrière te maken gehad met inheems onderwijs. Deze werkzaamheden in het koloniale onderwijsbeleid worden in dit hoofdstuk onder de loep genomen.