• No results found

S NOUCK H URGRONJE : POLITIEKE GESCHIEDENIS MET PROTESTANTSE TENDENSEN

Volgens Jung is er bij denkers als Goldziher, Becker, Hartmann en Snouck Hurgronje een notie van geschiedenis als een proces van sociaal-culturele evolutie aanwezig.111 Deze

benadering is in de negentiende eeuw relatief nieuw en breekt met de opvatting dat de islam 109 P. M. Holt, ‘Introduction’, The Cambridge History of Islam Volume IA (1970 Cambridge) xvi.

110 Christiaan Snouck Hurgronje, ‘The Caliphate’, Verspreide Geschriften VI (1924), aldaar 435-452 en ‘de beteekenis van het khalifaat’, Verpreide Geschriften III (1923), aldaar 363-375.

een stagnerende religie is. De genoemde wetenschappers betogen juist dat er een

ontwikkeling in de geschiedenis van de islam te zien is, aldus Jung. Volgens Jung heeft ook Snouck Hurgronje een evolutionaire benadering van geschiedenis. Of dit inderdaad zo is, wordt in de onderstaande beschrijving geverifieerd.

Door meerdere auteurs is het werk van Snouck Hurgronje bestempeld als ‘historisch kritisch’. De islamwetenschapper maakt goed gebruik van de methode van bronnenkritiek die begin negentiende eeuw was opgekomen in Duitsland. Er kwamen rond deze tijd steeds meer islamitische bronnen beschikbaar, die door veel auteurs werden gebruikt. Zo noemde Snouck de biografie van Mohammed van de hand van Nöldeke (Das Leben Mohammeds 1863), tevens een brede en diepe studie van de bronnen, een verademing na de verhandelingen van wetenschappers die beweerden dat de profeet duivels of epileptisch was.112

Net zoals veel andere wetenschappers was Snouck kritisch over de bronnen van leven van Mohammed, maar de Koran noemde hij een rijke, authentieke bron. De uitleg van de Koran (tafsier) en de Hadith (de Tradities), moest volgens de auteur kritisch worden gelezen. Snouck Hurgronje betoogde dat het beter was de Koran zonder de Tradities te interpreteren en daar waar dit onmogelijk werd geacht, met grote voorzichtigheid gebruik te maken van de Tradities.113 De auteur was duidelijk beïnvloed door de benadering van het historisme.

Snouck heeft met zijn kritische kijk op de bronnen van de vroege islam een waardevolle bijdrage geleverd aan de geschiedschrijving.

Ondanks deze bronnenkritiek kon Snouck niet loslaten wat hem bekend was. Hij legde de geschiedenis van de islam uit aan de hand van christelijke elementen. Zo gebruikte hij termen als ‘Mohammedaanse kerk’, ‘de islamitische paus’ en ‘de katholieke islam’. Het was niet te ontkennen dat het Jodendom en het christendom van belang zijn geweest voor Mohammeds boodschap, en volgens Snouck Hurgronje had de profeet – gezien de

overeenkomsten tussen de verschillende heilige geschriften – goede kennis van joodse en christelijke bronnen.114 Het was in de Mekkaanse periode zelfs nooit de bedoeling van de

profeet geweest om een nieuwe religie te stichten:

In his earlier revelations he always points out the identity of his ‘Qurans’ with the contents of the sacred books of Jews and Christians, in the sure conviction that these will confirm his assertion if asked.115

112 Snouck Hurgronje, Mohammedanism, 15.

113 Ibidem, 24en 43. ‘and with great cautiousness in the Tradition’. 114 Ibidem, 31.

In Medina bleken de joden en de christenen niet geïnteresseerd in de boodschap van

Mohammed en als gevolg daarvan ging hij zijn boodschap meer baseren op het verhaal van Abraham. Volgens Snouck Hurgronje was het nooit de bedoeling van Mohammed om de hele wereld de boodschap van Allah te brengen. Dit punt, van de universele aard van de islam, komt later in dit hoofdstuk aan de orde.

Na de dood van Mohammed wordt de geschiedenis van de islamitische gemeenschap gekenmerkt door ‘protestantse tendensen’, aldus Snouck Hurgronje.116 In de tiende eeuw was

de ‘katholieke islam’ het grootst en het proces van aanpassing (aan buitenlandse invloeden) voorbij. Te midden van de katholieke islam – de orthodoxe islam van de meerderheid – zag Snouck twee protestantse elementen. De Hanbalistische rechtsschool stond voor het

‘conservatieve protestantisme’: zij vond dat de consensus in de islamitische gemeenschap (ijmâ) gebaseerd moest worden op de teksten van de heilige voorvaders. ‘In their eyes the Church of later days had degenerated’, betoogde de auteur. De andere groep – de ‘liberale protestanten’ – keerde terug naar de Hadith en de Koran om hun moderne opvattingen over de Rede te bevestigen.117 Deze vrije interpretatie van de bronnen – itjihad genoemd – was

volgens veel moslimgeleerden echter niet meer toegestaan sinds de vierde eeuw. Volgens Snouck Hurgronje waren deze uiteenlopende interpretaties mogelijk door het ‘elastische karakter van de consensus’.118 Toch was er geen sprake van wanorde want het politieke gezag

zorgde ervoor dat de spanningen niet escaleerden tot een religieus schisma:

Muslim political authorities are bound not only to extend the domain of Islam, but also to keep the community in the right path in its life and doctrine. This task they have always conceived in accordance with their political interest.119

Niet alleen de conflicten maar ook de neergang van de islam was volgens Snouck van politieke aard. De verspreiding van het geloof was volgens Snouck voornamelijk een politieke ontwikkeling, zonder – zoals vaak wordt beweerd - gewelddadige excessen; de andersgelovigen onder islamitisch gezag genoten relatief veel tolerantie.

In de eerste periode van de islam waren de functies van ‘kerk en staat’ met elkaar verbonden, waardoor politieke ontwikkelingen van groot belang waren voor de verspreiding

116 Ibidem, 88. 117 Ibidem, 90.

118 ‘That the partisans of all these different conceptions could remain together as the children of one spiritual family is largely owing to the elastic character of Ijma’. Ibidem, 91.

van de vroege islam.120 De profeet was als orgaan der openbaring onvervangbaar en de laatste

tien jaar van zijn leven bestuurder, rechter en legerbevelhebber.121 Dit gebrek aan een

scheiding tussen ‘kerk en staat’, heeft de rest van de geschiedenis van de islam sterk gevormd.122 Het kalifaat was – zoals Snouck teleologisch beweerde – het onafwijsbare

product van de omstandigheden na de dood van de profeet.123 Toch was de status van de

kalief niet dezelfde als die van de profeet, en hierdoor was er in de islamitische theocratie een feitelijke scheiding tussen de wereldlijke en geestelijke macht geslopen.124 Deze geleidelijke

scheiding was het gevolg van conflicten tussen de staatsmacht en de Schriftgeleerden. Snouck Hurgronje wist hier een voor Europa herkenbare vergelijking van te maken: Men ziet, hoewel politiek en godsdienst in Mohammeds theocratie op zijn innigst saamgesmolten waren, heeft toch ook de Islam zijne staat-en-kerk-antithese gekregen en zijn heil moeten zoeken in een ongeschreven concordaat. 125

Dit citaat toont dat Snoucks (politieke) ideeën over een scheiding tussen kerk en staat ook te zien zijn in zijn beschrijving van de geschiedenis van de islam.

Snouck had het in zijn werk over een politieke geschiedenis met intern herkenbare religieuze conflicten, maar ook met enigszins een evolutionaire benadering. In zijn

beschrijving gebruikte Snouck het woord ‘evolutie’, als hij het over verandering had

Verandering en vooruitgang in de islam zijn onvermijdelijk en dit is niet het resultaat van de eerder genoemde ijmâ of de soenna, maar van de enorme kracht van de evolutie van de mensheid, aldus Snouck: ‘to the irresistible power of the evolution of human society, which is merciless to laws even of divine origin.’126 In het verlengde hiervan betoogde de islamoloog

dat elk geloofssysteem in een nieuwe periode van de geschiedenis van beschavingen noodgedwongen moest veranderden en een ‘general revision’ moet ondergaan. 127