• No results found

In Europa is men er tot aan de jaren zestig algemeen van uitgegaan dat het epos niet bestond in Afrika. Daarbij baseerden onderzoekers zich op het indruk-wekkende, maar ook vooringenomen werk van het echtpaar Chadwick, The

in zijn bekende handboek Heroic Poetry (1952), dat beschouwd wordt als een standaardwerk op het gebied van het epos, althans in Europa: hij betwijfelde nog altijd het bestaan van het epos in Afrika. Noch de Chadwicks noch Bowra waren bekend met Afrikaanse orale literatuur. Niettemin beweerden zij zonder enige schroom dat er geen reden was 'to think that Africa possesses such rich literary material' Chadwick en Chadwick III: 501 en 750; Bowra 1952: 3v).

Ook Ruth Finnegan ijkt nog door deze opvatting ondanks haar grote kennis van Afrikaanse orale literatuur. Haar conclusie is dat het epos 'in de normale betekenis van het woord' Afrika vreemd is (Finnegan maar wat is de normale betekenis? Wat zijn de criteria op basis waarvan een epos-definitie tot stand komt? Bij de meeste westerse epos-specialisten ontbreekt de kennis van Afrikaanse orale literatuur volkomen. Het optekenen van het helden-dicht in Afrika is relatief laat begonnen en de publikatie ervan vond pas plaats vanaf de jaren zestig. Het weinige dat daarvóór op schrift was gezet, bleef meestal onbekend buiten een kleine kring Er is ook nu nog heel veel ongepu-bliceerd en dus ontoegankelijk Bovendien zijn veel epen nog nooit opgetekend. De Afrika-specialisten die zich met de literatuur had-den meestal geen literaire vorming en de gevolgen daarvan bij de bestudering van het Afrikaanse epos zijn gebleken: de literatuurspecialisten wisten niet van het bestaan van het Afrikaanse epos en de Afrika-specialisten wisten niet hoe ze het epische 'literaire gebeuren' moesten bestuderen.

Tot aan het verschijnen van de recente pioniersstudie van de Nigeriaan Ok-pewho bestond er geen vergelijkende literaire studie van het epos in Afrika. Hij combineerde zijn grondige studie van de Europese klassieken en van het epos in andere culturen met een grote antropologische kennis van Afrika op voorbeeldige wijze in zijn boek The Epic in Africa. Toward a Poetics the Oral Performance

Een discussiepunt met betrekking tot het epos was altijd de vraag of het Afrikaanse epos wel epos genoemd mag worden omdat het meer op proza zou lijken (vgl. Finnegan 1970; Knappert 1967). Daar moet tegen ingebracht worden dat, zoals gezegd (p. 26), een absoluut onderscheid tussen poëzie en proza in de orale literatuur niet is aan te brengen, zeker niet voor de 'teksten' die muzikaal worden begeleid. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Okpewho serieuze studie bepleit van de begeleiding van de orale presentatie van het de muziek beïnvloedt de vertelling voortdurend. De barden zelf benadrukken dat ze het moeilijk vinden om hun epen te vertellen zonder muziek. De bestudering van de levende eenheid tussen beide zal ongetwijfeld tot nieuwe inzichten leiden in het normgebonden onderscheid tussen proza en verzen zoals dat ontstond op basis van geschreven teksten in Europa. Ook de Homerus-theorie zal kunnen profiteren van de studie van epen in Afrika. In de zorgvuldig getranscri-beerde Afrikaanse epen zijn dikwijls opmerkingen te vinden aan het adres van de musicus, bijvoorbeeld in (Bird 1974), een epos uit West-Afrika: 'Ah! Harpist, you're slowing down my words!' of: 'Ah! Rhythm man, rhythm man! a little. Speaking not not being to speak not het verwijt: has made eyes heavy ! Pay attention to the rhythm. ' Dergelijke waarschuwingen aan het adres van de musici onderstrepen het belang van het ritme voor de verteller om de draad niet te verliezen. De muziek kan hem weer op het juiste spoor zetten als hij in de war is geraakt:

a time music has come to the rescue of a straying imagination; when the details of the tale become entangled or uncontrollable, the bard can count on the music to sustain the performance while the ends are being tied together. (Okpewho 59v)

Zoals bekend werkt elke orale auteur die een lange compositie ten gehore brengt - epen hebben dikwijls een lengte van duizenden regels -, met een combinatie van formules en improvisaties. De improvisaties vinden plaats op basis van bekende structuurelementen. Verhalen met vaste personages en geordende ge-beurtenissen verschaffen het Daarnaast wordt door de auteur gewerkt met traditionele formules die hij met grote vaardigheid toepast. Het is een geheu-gensteun bij de compositie. Vanuit een voorraad van en uitdrukkingen, die dank zij de overlevering liggen opgeslagen in het geheugen van de dichter, maakt hij nieuwe regels en scènes. Zó ondersteunt hij zijn nieuwe maaksel, de orale tekst.

Een formule is een reeks woorden die telkens gebruikt wordt (geheel of ge-deeltelijk wanneer de situatie waarop de formule slaat weer terug-komt. Soms is het een korte uitdrukking die alleen bestaat uit een bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord, dikwijls ook is hij langer, een hele zin of een aantal regels. In bijvoorbeeld wordt bij herhaling een waarzegger wiens mislukt omgebracht en de executie wordt telkens door middel van dezelfde formule uitgedrukt:

The bagman's head was cut off at his neck. His two shoulders became inseparable friends. And thus he died, quite dead.

Veertig regels later gaat de waarzegger die met caurischelpen werkt, er ook aan als hij faalt:

The cowrie thrower's head was cut off at his neck. His two shoulders became inseparable friends. He became a corpse, quite dead.

Nummer drie ondergaat hetzelfde lot en wordt eveneens omgebracht met het bijzondere zwaard, Konke. Als later in hetzelfde verhaal nog eens sprake is van een executie, komen we opnieuw dezelfde formule tegen:

The old woman's head fell, Cut off at her throat,

Her two shoulders became inseparable friends.

Deze voorbeelden, geciteerd door Okpewho (1979: 179v), laten zien hoe een thema en het handig gecombineerd worden en opnieuw gebruikt telkens wanneer een gelijksoortige situatie zich voordoet, of het nu gaat om een begroeting, een gevecht of een beschrijving van een ritueel ook Lord 1960

en Parry Bekende formules in het en Mateene

1969; Biebuyck 1978) zijn de erenaam 'Little-One-Just-Borne-He-Walked' en 'Mwindo threw sweet words into his mouth, he Deze laatste formule leidt liederen in die de overgang vormen tussen twee tekstgedeelten.

Epen in Afrika zijn onderling heel verschillend, maar er is ook een aantal overeenkomsten, bijvoorbeeld qua vorm het formulekenmerk dat in alle langere teksten een rol speelt en daarnaast, wat de thematiek betreft, een in grote lijnen vergelijkbaar levenspatroon van de held als personage. De helden zijn vrijwel altijd mannen en ze komen vrijwel altijd voort uit aristocratische milieus, als zoon van een koning of een chef Er zijn bijna altijd bijzondere omstandighe-den die leiomstandighe-den tot de geboorte van de bijvoorbeeld een profetie omtrent de geboorte, een ongewoon korte of ongewoon lange zwangerschap (soms tot tig jaar), een bijzonder natuurverschijnsel ter gelegenheid van de ge-boorte enz. Het gebeurt soms dat de held al in de baarmoeder spreekt of dat hij vandaar uit werkzaamheden voor zijn moeder verricht, zoals Mwindo doet. Soms beslist hij zelf over het moment van zijn geboorte, zoals de held Museme bij de Lega in Zaïre en ook Mwindo uit het Nyanga epos. Ze komen dan gekleed en gewapend te voorschijn en zijn in het bezit van magische voorwerpen die later een rol spelen in het Vanaf de geboorte kan de held soms al lopen of zich op andere manieren van de gewone mensen onderscheiden.

In hun jeugd worden de helden vaak bespot, bedreigd of zoals het Sunjata (zie hieronder) overkomt en ook de held van het epos (Clark

De vijanden die de held moet bestrijden, zijn bovenmenselijk sterk en niemand durft ze tegemoet te treden behalve De held wordt dikwijls gezien als de redder van zijn volk: dank z i j Sunjata bijvoorbeeld wordt de vijand over-wonnen: hij keert als overwinnaar terug naar de hoofdstad van het Mandinka rijk, Niani. Daarna heerst er vrede en komt het land tot grote welvaart.

De helden sterven in deze epen meestal niet jong, zoals dat in de Europese heldenliteratuur gebeurt met Gilgamesj, Beowulf, Achilles, Roland en

Voor een vergelijkende studie van het epos verwijs ik naar de bundel

roem. Het epos in verschillende culturen (Schipper 1989a).

Net als de epische helden elders zoekt ook de Afrikaanse roem te verwer-ven, maar meestal gaat het niet alleen om zijn eigen eer en heeft hij een opdracht die ook in het belang is van zijn dorp, clan, volk. Na zijn heldendaden wordt in hem dan de juiste chef of koning gezien, die het volk tot welvaart brengt.

In het kort zal ik nu twee epen samenvatten om enig idee te geven van het verloop van dergelijke verhalen. Het Sunjata epos is een van de bekendste uit heel Afrika. een heel aantal varianten van opgetekend nu Niane

Innés 1978). ing van het

Mali of Mandinka rijk. Het wordt nog altijd gezongen in de streken die vroeger tot dat ene rijk behoorden. Ze hebben een gemeenschappelijke traditie, ook al behoren ze tot verschillende landen. Mande wordt gesproken in (delen van) Guinee, Mali, Senegal, Gambia, Ivoorkust, en Ghana.

Uiteraard varieert het thematische materiaal per verteller en per voorstelling en ook van gebied tot gebied. Niettemin loopt het verhaal in grote lijnen overal langs drie centrale episoden: de gebeurtenissen die leiden tot de geboorte van Sunjata, zijn jeugd en ballingschap, en zijn terugkeer waarbij hij het Mandinka rijk terugverovert op zijn tegenstander Sumanguru (Sumaoro).

In het begin ontvangt de vader van de toekomstige held, Faraku Magan Cenyi (Farako Maghan Kégni), de voorspelling dat hij een zoon zal krijgen die een groot koning zal worden. Om de voorspelling te laten uitkomen moet Magan met een vrouw trouwen die door een jager bij hem gebracht zal

In een lang 'hoofdstuk' wordt ons vervolgens uit de doeken gedaan hoe twee jagers een enorme buffel achtervolgen die al veel slachtoffers heeft gemaakt. Ze ontmoeten een oude vrouw met wie ze bevriend raken. Zij is niemand anders dan de ze heeft de gave van gedaante te kunnen Zij onthult de jagers het geheim van de manier waarop de buffel gedood kan maar ze stelt als voorwaarde dat de plaatselijke vorst hun de vrouw zal geven als beloning voor hun inspanningen. Als ze hun taak volbracht vragen ze én krijgen ze de lelijkste vrouw - ze heet Sogolon. De jagers nemen haar mee. Aangekomen in

dorp van Magan bieden hem Sogolon aan als eerste Sasuma Berete, én Sogolon worden op dezelfde dag zwanger en baren een zoon: Dankarantuma en Sunjata.

Magan benoemt Sunjata tot zijn erfgenaam, maar de jaloerse Sasuma spreekt

een vloek Zeven kan niet bespot en gehoond

door Sasuma en haar zoon. Als hij er ten slotte in slaagt op te staan is dat om de eer van moeder te Sunjata een jager en hij beschikt over grote

magische kracht. leven van zijn en een

groeiend conflict met zijn halfbroer Dankarantuma, gaat Sunjata met hen in ballinschap in Mossi land, waar hij leeft van de jacht. wordt Dankaran-tuma van zijn koningschap beroofd door Sumanguru, de van Sosso, die bekend staat om zijn geweldige magische kracht. Van hem wordt in sommige versies gezegd dat hij op zesennegentig manieren van gedaante kon veranderen.

Dank zij zijn zuster slaagt Sunjata er ten slotte in het geheim van

kracht te leren kennen en hij overwint hem in de vlakte bij Krina (Kirina). Daar wordt de beslissende veldslag geleverd. Sunjata en Sumanguru bevechten elkaar eerst met woorden: is gebruikelijk om vooraf te zeggen waarom je oorlog wilt voeren. Geen koning mag ten strijde trekken zonder te zeggen waarom hij de wapens opneemt. De volgende passage is uit de woordenstrijd die aan de beslis-sende veldslag voorafgaat:

Dit is wat de beide koningen-tovenaars tegen elkaar zeiden:

- Tot hiertoe en niet verder, jongeman. Ik ben voortaan koning van het Mandinka rijk; als je de vrede wilt, keer dan terug naar waar je vandaan gekomen bent.

-Ik kom terug, Sumaoro, om mijn koninkrijk te herwinnen. Als je de vrede wilt, stel je mannen schadeloos en ga je terug naar Sosso, je eigen rijk. - Ik ben koning van het Mandinka rijk dank mijn mijn recht is het recht van de sterkste.

— Dan zal ik het Mandinka rijk weer moeten ontnemen door wapengeweld, ik zal je uit mijn rijk verjagen.

— Bedenk wel dat ik de wilde yamswortel ben die op de rotsen groeit, niets zal mij uit het Mandinka rijk verdrijven.

- Vergeet niet dat ik in mijn kamp zeven meestersmeden heb, die de rotsen zullen doen springen; en zal ik je opeten.

- Ik ben de vergiftigde paddestoel, die de stoutmoedige doet braken. - Ik ben de uitgehongerde haan, vergif doet me niets.

- Wees verstandig, jongetje, je zult je voeten branden, want ik ben de gloeiende as.

- Ik ben de regen die de as uitdooft, ik ben de onstuimige stroom die je zal - Ik ben de machtige kapokboom die van heel hoog neerkijkt op de kruinen van andere bomen.

— Ik ben de verstikkende liaan die omhoogklimt tot in de top van de wou-dreus.

- Stop met dit woordenspel, je krijgt het Mandinka rijk niet terug. — Je weet heel goed dat er geen plaats is voor twee koningen op één vacht, Sumaoro, laat jouw plaats aan mij.

- Je wilt dus oorlog, ik zal oorlog met je voeren. Onthoud echter dat ik negen koningen heb gedood — hun hoofden sieren mijn woning; op mijn woord van eer, helaas, jouw hoofd zal prijken naast dat van je gelijken, die andere overmoedigen.

- Bereid je erop voor, Sumaoro, dat het kwaad dat jou en je mannen zal treffen, lang zal nawerken.

(Niane 1960:

Na zijn nederlaag vlucht in noordelijke richting waar hij zichzelf in een steen verandert. Het epos eindigt met de dood van Sunjata, nadat hij jaren-lang met wijsheid heeft geregeerd. Soms volgt dan nog een overzicht van de afstammellingen van Sunjata en de geschiedenis van het rijk tot op de dag van

vandaag v).

Het epos bestaat in Afrika naast historische kronieken die door historici worden bewaard en overgeleverd. Soms wordt het als een aparte vorm onderscheiden, maar lang niet altijd. De historici moeten in de traditionele samenleving de stamboom van de vorst, migraties, oorlogen, veroveringen, nederlagen, over-winningen van het eigen volk onthouden en doorgeven aan de tijdgenoten. Het epos besteedt meer aandacht aan de artistieke het is meer dan de weergave van historische De verteller van het epos wil in de eerste plaats het publiek boeien. Als auteur en kunstenaar maakt hij de geschiedenis ondergeschikt aan eigen artistieke verbeelding, maar er blijft dan wel een ondergrond van waarheid aanwezig, wanneer het over historische personages gaat, wier roem-rijke daden voortleven in de herinnering van latere generaties. Het is een ken-merk van de 'historische van het epos dat de held om wie het gaat echt heeft bestaan: veldslagen, veroveringen zijn dan authentiek, maar de figuur van de held wordt heldhaftiger en zijn daden wonderbaarlijker dan ze in werkelijk-heid ooit geweest kunnen Wonderen en toverij komen er veelvuldig in voor; goden en geesten spelen er menigmaal een grote rol De held is meer geworden dan een 'gewone' voorvader en dikwijls wordt hij vereerd als een godheid.

Een eposvertelling duurt lang, dikwijls een hele nacht of een aantal nachten achter elkaar, soms een hele week. Het epos van de Banyanga werd in

twaalf dagen verteld aan Biebuyck en zijn medewerkers door een bard uit Ki-61

een dorp in de provincie in Zaïre. Zijn naam was She-Karisi Candi Rureke (She-Karisi betekent 'maker van een epische Deze vertelde, zong en speelde de vele episoden achter elkaar, maar benadrukte dat het normaliter zo niet ging: nooit werd het hele epos aan één stuk door verteld, maar altijd frag-mentsgewijs bij verschillende gelegenheden (Biebuyck 1971: 274).

Het epos is een meer mythische variant van het epos. Volgens

Biebuyck bevatten deze Mwindo teksten weinig historische elementen. Mwindo komt niet voor in de genealogieën van de eerste voorouders van de Nyanga en ook niet in die van de groot- en overgrootouders van de Een aantal elementen in de Mwindo cyclus verwijst naar 'het begin', zoals het wonen in holen, de oorsprong van het vuur, de komst van de jachthond, en hoe bepaalde culturele gebruiken werden geïntroduceerd. Niettemin overheerst in het geheel dan toch niet het aspect, maar het verhaal rondom de held.

Een bekende versie gaat als volgt: De held, Mwindo, is de op bijzon-dere wijze - uit de van zijn moeder na een zeer lange zwangerschap — geboren zoon van chef Shemwindo en diens favoriete vrouw. Mwindo wordt meteen al met de dood bedreigd, omdat de chef alleen dochters wil hebben, maar Mwindo weet te ontkomen. Hij wordt door zijn vaders raadslieden opgesloten in een drum en zo zakt hij de rivier af op zoek naar zijn tante, de zuster van zijn vader die getrouwd is met de Water-Slang. Zij bevrijdt Mwindo uit de drum en met haar keert hij terug naar het dorp van zijn vader. Al vanaf zijn geboorte kan hij lopen en praten en in de toekomst kijken. Hij is geboren met een magische scepter en een schoudertas. Onderweg naar huis slaagt Mwindo erin allerlei bijzondere daden te verrichten. De vader ontkomt als Mwindo hem achterna zit. Deze zet de achtervolging in tot in het onderaardse waar veel bijzondere wezens en goden wonen. Daar verricht de held een aantal Hercules-achtige werken, waarna zijn vader aan hem wordt uitgeleverd.

In het dorp vindt een grote vergadering plaats waarin wordt besloten wat er nu moet gebeuren. Alle partijen geven hun mening. Het rijk wordt in tweeën ver-deeld: Mwindo en zijn vader krijgen allebei de macht over een deel. Later volgt een gevecht van Mwindo tegen de draak die zijn helpers, de pygmeeën, heeft verslonden. Mwindo weet de draak te verslaan en zijn pygmeeën te bevrijden. Daarmee is de harmonie verstoord. De draak was namelijk bevriend met Nkuba (Bliksem). Nkuba is woedend over de vernietiging van de draak, al was hij oorspronkelijk ook Mwindo's vriend. De Bliksem grijpt Mwindo en voert hem door het hemelgewelf langs de rijken van Bliksem, Regen, Hagel, Maan, Zon en Kubikubi-Ster, een heel jaar lang. Machteloos ondergaat de held dit gebeuren, passief, het is zijn uiteindelijke loutering. Hij keert terug naar de aarde hele reeks voorschriften en Vanaf dat moment is hij in staat om roemrijk te regeren en zijn volk te leren hoe het in harmonie kan leven onder zijn wijze leiding.