• No results found

Eerste contacten

6. In Latijn en Engels

7.2. De negritude-beweging

Aan het begrip négritude zijn in de loop der jaren verschillende betekenissen toegekend, al naar gelang het werd opgevat als een literaire beweging van voor-namelijk Franstalige zwarte dichters die een literair antwoord zochten op de koloniale situatie, óf als een veel ruimere politiek-culturele beweging van zwarte mensen in Afrika en in de Nieuwe Wereld in hun historisch gegroeide situatie van onderdrukten.

Tegelijkertijd speelt nog een andere tegenstelling mee, die van twee tegen-over elkaar staande visies, waarbij de ene ervan uitgaat dat négritude een bewe-ging van tijdelijke aard is die een functie vervult in de culturele bevrijding van zwarte mensen. Volgens de andere opvatting is négritude inherent aan de Afri-kaanse cultuur en daarom een blijvende zaak. Ten slotte is er de groep die

négritude volstrekt afwijst als een onbestaanbare mythe of de nieuwe kleren van de keizer uit het sprookje.

Historische ontwikkeling

We zullen achtereenvolgens de historische ontwikkeling van de beweging schet-sen, enkele definities geven en een thematische analyse van de

om daarna in te gaan op de discussie zoals deze gevoerd is tussen voor- en tegenstanders van deze invloedrijke beweging in de geschiedenis van de Afri-kaanse literatuur.

Zij vindt haar oorsprong in de eerder genoemde Negro Renaissance in Ame-rika. Deze gaf op cultureel gebied en met name waar het de literatuur betrof een tijdlang de toon aan in dat land. De initiatieven van schrijvers als W.E.B. Du Bois waren gericht op bewustmaking van de gekleurde bevolking van hun eigen situatie en mogelijkheden.

De Negro Renaissance bloeide vooral tussen de jaren 1918 en 1928. Namen van schrijvers die hier genoemd moeten worden zijn Paul Laurence Dunbar, Claude Mackay, Jean Toomer, Countee James Weldon Johnson en Sterling Brown, en vooral ook Hughes (zie Wagner 1973; Feuser 1976). van deze dichters en schrijvers emigreerden in de jaren twintig naar Frankrijk, waar ze in Parijs bevriend raakten met studenten van de Franse Antillen en uit Afrika.

Leopold Sédar Senghor (Senegal), Aimé Césaire (Martinique) en Léon tran Damas (Guyana) zijn hun eigen zeggen door Hughes, Claude Mackay en andere zwarte Amerikanen beïnvloed 1963: 81 v). De drie vaders van de négritude, zoals ze vaak genoemd worden, hadden koloni-satie aan den lijve ondervonden en lieten de ideeën van de overkant van de oceaan - ze zaten in Parijs - op zich Veel daarvan was onmiddellijk herken-baar vanuit hun eigen situatie.

Naast de Amerikaanse invloeden hebben ook Antilliaanse reacties bijgedragen tot het ontstaan van de Op de Franse Antillen werd al sinds het begin van de negentiende eeuw Franstalige literatuur geproduceerd door vertegenwoordigers van de zwarte bevolking. Helaas moet van de meeste van deze produkten gezegd worden dat het slechte of zeer middelmatige imitaties waren van Franse schrijvers uit de De voorschriften werden zo zorg-vuldig mogelijk opgevolgd en Victor Hugo of Verlaine, Leconte de Lisle, Bain-ville of Hérédia werden gekozen als voorbeeld. Het gevolg was dat er eigenlijk niemand belangstelling had voor deze literatuur vol conventionele thema's, be-schrijvingen van exotische landschappen en teer gefluisterde namaak-idylles. Niets origineels werd hier geboden na eeuwen van kolonisatie op de Antillen. Natuurlijk was het Franse schoolsysteem hiervoor in hoge mate Op Haïti lag dat anders. Dit eiland werd in al onafhankelijk, doordat Toussaint Louverture de idealen van de Franse Revolutie (Liberté, égalité,

fra-ternité) wenste toe te passen op zijn eigen situatie. Van Haïti heeft Aimé Césaire

later gezegd dat daar de 'négritude voor het eerst

De naam School' werd daarom groep Antilliaanse schrij-vers in de jaren twintig gegeven aan hun bewuste reactie tegen de bestaande situatie in de Antilliaanse literatuur. Zij wilden proberen uitdrukking te geven 103

aan hun eigen gevoelens, ze zochten naar hun eigen culturele identiteit, onafhan-kelijk van wat Frans of westers was. Van deze groep was René Maran (Martini-que) een van de eerste vertegenwoordigers: hij brak met het kitscherige exotisme dat in de mode was en beschreef de harde koloniale realiteit, waarbij de blanken er niet al te best afkwamen. Zijn roman bracht in Frankrijk de gemoede-ren in beweging, vooral toen hij voor dit boek in de Prix kreeg. Andere bekende namen zijn onder meer Jacques Roumain (Haïti) en Nicolas Guillen (Cuba).

Via Harlem en Haïti komen we in het Quartier Zowel de Negro Renais-sance als de School had invloed op de Afrikanen die in Parijs kwamen studeren. Parijs werd in de jaren dertig het contactpunt voor Afrikaanse, Ameri-kaanse en Antilliaanse zwarte intellectuelen. Daar verscheen dan ook in 1931 en 1932 de tweetalige Revue du Monde Noir, waarvan de toon vrij gematigd was, waarschijnlijk mede dank zij de subsidie van het ministerie van Koloniën. Toch onderstreepte dit blad duidelijk het belang van het schrijven van 'echte negerlite-ratuur' , al werd nergens gedefinieerd wat dat nu eigenlijk precies was. De theorie van deze literatuur werd twee jaar later in grote trekken geformuleerd in een nogal agressief manifest, Légitime

De drie Antilliaanse samenstellers daarvan schetsten enerzijds hun gruwelijke afkeer van de bestaande literatuur en gaven anderzijds hun visie op een mogelijke nieuwe literatuur, waarbij ze verwezen naar de wind die vanuit de Negro-renais-sance bezig was over te waaien naar de Antillen. 'Barstensvol blanke moraal en blanke vooroordelen etaleert de Antilliaan in zijn gedichten een gekunsteld beeld van zichzelf in gezwollen zo klinkt het. 'Zowel in maatschappelijk als in literair opzicht staat hij erop een perfecte kopie te zijn van het

Légitime Défense was zeker zo sterk politiek als literair gericht; het verscheen

maar éénmaal (al was het de bedoeling van de schrijvers geweest er een tijdschrift van te maken) en had een vrij beperkte oplage. Toch had dit pamflet grote invloed op de Afrikanen in Parijs: het ging van hand tot hand en werd gretig gelezen. Het was onder invloed van Légitime Défense dat Césaire, Senghor en Damas, de drie 'groten' van de négritude, en een aantal jonge schrijvers met hen, het blad

L'Etudiant Noir begonnen, dat zo min mogelijk politiek en zoveel mogelijk

literair bezig wilde zijn en de Afrikanen, 'waar ook ter wereld', inzicht wilde geven in hun eigen cultuur, geschiedenis en identiteit.

In die tijd werd de bewustwording van de eigen situatie steeds sterker. Men besefte dat het produceren van een bleek aftreksel van ook in het Westen niet meer actuele literatuur volslagen zinloos was en dat pure verwestersing boven-dien toe leidt. Zo begonnen de veranderingen zich zeer geleidelijk in althans een deel van de literatuur af te tekenen. De reactie van de Afrikanen op de verwestersing was uiteraard het sterkst bij de groepen die het meest te lijden hadden gehad van de westerse assimilatiepolitiek.

De eeuwige waarden van de westerse en vooral de Franse beschaving werden er in de Franse koloniën flink ingehamerd. Het was de bedoeling van de Franse cultuurpolitiek om een beperkte groep van gekoloniseerden zodanig te verfran-sen dat ze een Afrikaanse elite zouden kunnen vormen. Deze mi leerden zouden kunnen voorkomen dat een Afrikaans nationalisme aan de koloniale situatie een eind zou willen maken — zo meende men in het

De top van de te assimileren mocht naar Parijs om daar universitair gevormd te Senghor herinnert zich hoe deze groep zich voelde in zijn studententijd (begin van de jaren dertig):

We waren in die tijd ten prooi aan een toestand van panische wanhoop. Een verduisterde horizon, geen enkel perspectief. En de kolonisator rechtvaar-digde onze politieke, economische en culturele afhankelijkheid met de theo-rie van de tabula rasa. We hadden niets uitgevonden, niets gepresenteerd op artistiek gebied, nooit gebeeldhouwd, geschilderd of gezongen hem. Om een zinvolle verandering tot stand te brengen moesten we ons wel van onze geleende kleren, die van de assimilatie, (interview

De term négritude bestond toen nog niet, maar wel waren Afrikanen, afkomstig uit verschillende gebieden, in Parijs bezig met hun eigen problemen; ze reali-seerden zich dat zwart zijn voor ieder van hen betekende onderdrukt zijn, er niet bijhoren in het Ze begonnen zichzelf en elkaar de vraag te stellen: wie zijn wij als Afrikanen en waarin onderscheiden wij ons van Europeanen? En zo gebeurde het dat Aimé Césaire, pratend in Parijs met zijn vriend Sen-ghor, zich op een dag de opmerking liet ontvallen: 'We moeten onze négritude bevestigen.' Het woord was gelanceerd, de négritude geboren; niet in Afrika maar op de oevers van de Seine! De term werd snel overgenomen in de groep rond Césaire, Damas en Senghor, die de négritude bekend maakten door hun eigen poëzie. Na hen hebben tal van dichters (vrijwel geen romanciers) zich beroepen op de négritude bij het schrijven van hun werk. Zo werd de négritude een literaire stroming, die haar oorsprong vond in een veel algemenere reactie op de blanke overheersing in de wereld - zowel in Afrika als in Amerika; termen als négritude, zwart bewustzijn, black power hebben duidelijk iets met elkaar te maken.

Aimé Césaire heeft de term négritude, die hij zelf had uitgevonden, als volgt gedefinieerd: 'Het is je ervan bewust zijn zwart bent, dat feit erkennen en aanvaarden en je eigen neger-xijn met de daaraan verbonden geschiedenis en cultuur voor je eigen rekening Césaire heeft zich overigens nauwelijks beziggehouden met getheoretiseer over zijn vondst. Dat werd het werk van Senghor, die tot op de dag van vandaag de négritude blijft verdedigen als een blijvende zaak. Aan de négritude, aldus Senghor, ligt een specifieke uitdruk-kingsvorm ten grondslag, dank zij het ritme en de De poëzie wordt tot een bezwering die toegang verleent tot de waarheid van de essentie der Alle aspecten van de négritude vat Senghor samen in zijn formulering: 'Né-gritude wordt gevormd door het culturele erfgoed, de waarden en de geest van de Afrikaanse beschaving' (in Kesteloot l

De Kameroenees Thomas Melone (1962), die Senghor een tijdlang is trouw gebleven in zijn ideeën over négritude, geeft er de volgende definitie van: 'Né-gritude is de taal van het Afrikaans bewustzijn of, nog korter gezegd, de bood-schap van een

Uit deze drie definities, die gekozen zijn uit nog minstens een dozijn andere, komt naar voren dat het raciale element essentieel is. Ook andere termen zijn in omloop geweest om dit idee van samen tot hetzelfde ras te behoren uit te

ken, bijvoorbeeld negristiek, negrisme,

De grote lijn was dat Afrikanen, uit reactie tegen het overheersende blank-zijn, nu hun idealiseerden en zich erop gingen beroepen in hun poëzie. In plaats van zinloze pogingen zich zo blank mogelijk voor te gingen ze op zoek naar de eigen door de kolonisator verguisde waarden, de eigen geschiede-nis, de eigen culturele bronnen.

Deze retour aux sources werd vooral door de Franstalige Afrikanen en Antilli-anen gebruikt om de eigen identiteit te hervinden. Interessant is dat in diezelfde tijd de aandacht voor de Afrikaanse kunst en cultuur ondersteund werd vanuit het Westen door publikaties van antropologen als Frobenius, Delafosse, later ook Herskovits en Ook in de westerse kunst en muziek werd de belangstel-ling voor Afrika groter. Eigenlijk was het de kolonisatie op zichzelf die Europa in aanraking bracht met deze nieuwe esthetica. De Afrikaanse geometrische kunst en de spraken een aantal schilders erg In Frankrijk waren het de dichter Apollinaire en schilders als Paul Gauguin en Maurice de Vlaminck die oog kregen voor de Afrikaanse kunst. De Vlaminck raakte enthousiast over een beeldje dat Derain voor een zacht prijsje had gekocht en liet het aan Picasso zien. Voor hem was het een openbaring (Kesteloot 19v). Behalve Picasso werd o.a. ook Georges Braque sterk beïnvloed door de Afrikaanse kunst: 'De neger-maskers hebben voor mij een nieuwe horizon geopend. Ze stelden me in staat in contact te komen met directe vormen van expressie die ingingen tegen de valse traditie waarvan ik zo'n afkeer had' (in Saidenberg 1982: De

van de Afrikaanse kunst op het kubisme is bijzonder belangrijk geweest (zie ook Boltin en Newton 1978).

Wat de muziek betreft: de jazz, de s en de Afrikaanse dansen, die de hadden geërfd van hun voorouders de begonnen populair te worden bij de blanken. De zwarten 'kwamen in de mode bij de zoals Hughes het uitdrukte in zijn boek The Big Sea (1949). Deze 'ontdekkingen' vielen samen met in het Westen groeiende onzekerheid over de vooruitgang van de eigen beschaving die zolang met een hoofdletter was geschreven en over het geloof in de Rede die ook altijd een van de pijlers was geweest. Daarmee valt samen de opkomst van het surrealisme, waarin juist met die Rede en het 'gezond verstand' wordt afgerekend ten gunste van de intuïtie, emoties en het rijk van de Het is bekend dat André Breton Aimé Césaire heeft ontmoet en dat Césaire zelf zich door de ideeën van surrealisme (en symbo-lisme) heeft laten zoals duidelijk blijkt uit zijn schitterende Cahier

d'un retour au pays natal ( waarvoor André Breton het voorwoord

De invloeden gingen duidelijk over en weer. Apollinaire die, zoals hij in zijn gedicht Zone aangaf, zich wilde laten inspireren door fetisjen uit Oceanië en Guinee, heeft weer invloed gehad op de surrealistische dichters. De Afrikaanse schrijvers die teruggingen naar hun bronnen, voelden zich verwant met het surrealisme. Het grote verschil was, dat de surrealisten hun poëzie gebruikten om in opstand te komen tegen de structuren van hun eigen cultuur, terwijl de zwarte dichters van bepaalde surrealistische procédés gebruik maakten om zich van een vreemde, koloniserende, cultuur te bevrijden.

In de Afrikaanse literatuur had de terugkeer naar de bronnen vergelijkbare 106

effecten als het surrealisme in Europa: de westerse werd geleidelijk anders bekeken. Met liefdevolle aandacht werden oude liederen en verhalen opgetekend, mythen verzameld, werd aandacht besteed aan traditionele dans- en godsdienstige rituelen door westers geschoolde Afri-kanen, bijvoorbeeld Birago Diop (Senegal), Bernard Dadié (Ivoorkust), Joseph B. Seid (Tsjaad), Tchicaya U'Tamsi (Kongo) en vele anderen; van Engelstalige kant (Ghana) en Okot p'Bitek

7.2.2. Thema's

In de negritude-poëzie is een aantal gemeenschappelijke thema's aan te wijzen, thema's die onthullen dat het er voor de dichters om gaat zich te profileren als mensen die anders zijn dan de blanken. In feite definiëren zij zichzelf daarmee toch steeds in relatie tot die blanke westerse wereld. Wat de blanken zijn, zijn zij niet: Afrikaanse medemenselijkheid staat tegenover blanke onmenselijkheid. Het prekoloniale Afrika wordt een paradijs tegenover de hel van het door wes-terse bemoeienis geteisterde continent. De thema's zijn als volgt in te delen:

het lijden; 2. het verzet;

3. de idealisering van Afrika; 4. de mogelijke interraciale dialoog.

We zullen op de vier thema's kort ingaan (zie ook Schipper hfdst. III) en deze illustreren met citaten uit de meest bekende poëzie van de

ging.

Sartre heeft het verschijnsel van het zwarte Lijden (La Passion de la race) in Orphée Noir 270): de zwarte mens heeft het gevoel al het leed van de wereld te dragen en te lijden voor alle andere mensen, zelfs voor de blanken, aan wie hij zijn lijden te danken heeft. De negro-spirituals drukken dat lijden duidelijk uit in het 'Nobody knows the trouble I've seen', maar ook de nieuwe dichters van de Franse Antillen en uit Afrika bezingen het lijden van hun zwarte broeders en zusters, van Aimé Césaire (Martinique) tot David Diop (Senegal), van Bernard Dadié (Ivoorkust) tot Francesco N'Dintsouna (Kame-roen) of Bolamba (Zaïre). De poëzie refereert aan de slavernij, de bezetting, de vernederingen enz. Ook specifieke aspecten van het lijden komen naar voren, zoals de noodgedwongen dienstplicht in de Tweede Wereldoorlog, waarin Afri-kanen moesten meevechten voor de bevrijding van een Europa dat Afrika de vrijheid bleef ontzeggen, zoals in Keita Fodeba's Aube africaine (1965), of aan de vervreemdende effecten van de verwestersing waardoor de geassimileerde er niet bij kan horen in zijn eigen maatschappij. David Diop (1973: 29) schrijft over de eenzaamheid van de Overloper (zoals het gedicht heet): deze hoort er niet meer omdat zijn ogen 'blauw zijn geworden door het woord van de Meester' en hij er uitziet in zijn smoking met zijden revers'.

Het thema van het lijden gaat dikwijls samen met dat van het verzet: het woord een wapen in de van de dichter, een wapen dat hij smeedt uit de taal van de bezetter. Niet voor niets heet een van de bundels van Aimé Césaire Les armes

miraculeuses Vrijwel de hele bundel van dichter David Diop Coups de

pilon (1956) bestaat uit dergelijke strijdbare teksten, bedoeld als

'wonderbaar-lijke wapens' om de mensen bewust te maken. In zulke poëzie wordt een aanslag

gedaan op allerlei aspecten van de westerse beschaving: de Rede, de cultuur, de techniek, de ideologieën, het

Daartegenover wordt dan het oude Afrika geromantiseerd: er wordt een 'bruikbaar verleden' geschapen, waarin het heden zijn wortels stevig kan laten groeien; zoals in Ngomo's Nacht in

De zon heeft met een buiging afscheid van ons genomen de maan komt haar opwachting maken

de nacht valt stilte over het

niets lijkt meer te bewegen absolute rust heerst op de evenaar dit is het uur waarop de negers rond het vuur zitten onder het afdak en met aandacht luisteren naar de mooiste legenden

die door hun voorouders werden verteld en overgeleverd van geslacht op

En zo bezingt David Diop zijn oude Afrika in Coups de pilon: Afrika mijn Afrika

Afrika van de fiere krijgers in de voorouderlijke savannen Afrika dat mijn groot-Moeder bezingt

Aan de oevers van haar verre rivier (p. 33)

In het vervolg van dit gedicht slaan dan de destructieve krachten van de bezetter toe, terwijl het gedicht eindigt met het beeld van de boom waarvan de vruchten heel langzaam 'de bittere smaak van de vrijheid krijgen'.

Het de opstand daartegen en het idealiseren van het oude (of van het toekomstige) Afrika vinden elkaar in een assertief loflied op de zwarte mens zoals hij is, in Bernard Dadiés Ik dank U God:

Ik dank U God, dat ik Zwart geschapen ben, dat U de last van alle smart

op mij hebt geladen dat U de Wereld

op mijn hoofd hebt gezet.

Ik draag het van de Centaur

en ik draag de Wereld sinds de eerste morgen. Blank is een gelegenheidskleur

zwart is de kleur van elke dag en ik draag de Wereld sinds de eerste Ik ben blij

met de vorm van mijn hoofd

dat gemaakt is om de Wereld te dragen, tevreden

met de vorm van mijn neus

die alle wind in de Wereld opsnuift, gelukkig met de vorm van mijn benen

die klaar staan om alle afstanden in de Wereld af te leggen. Ik dank U God, dat ik Zwart geschapen ben,

dat U de last van alle smart op mij hebt

Zesendertig zwaarden hebben mijn hart doorboord. Zesendertig vuren hebben mijn lichaam verbrand.

En op elke kruisberg heeft mijn bloed de sneeuw roodgekleurd en bij elke zonsopgang heeft mijn bloed de natuur