• No results found

Poëzie in het Frans

7.5. Engelstalige dichters

In de Engelstalige poëzie, zeker in West-Afrika, manifesteert zich geleidelijk een tendens in de richting van meer nationaal dan (inter)continentaal gerichte De eerste Engelstalige dichters leken in hun opvattingen erg op de al gebeurde dat in vrij zwakke poëzie die sterk aan de metho-distische kerkliederen herinnert Ansah 52). Misschien de reden dat ze minder weerklank vonden dan hun Franstalige collega's. Namen zijn bijvoorbeeld Armattoe en Michael Dei-Anang uit Ghana en Dennis Osadebay uit Nigeria. Tot het internationale platform zijn deze dichters nooit

doorgedrongen (hoewel ze in West-Afrika meer dan eens toch met sympathie genoemd worden). Dit platform werd vooral beheerst door de Franstalige négri-tude en wanneer het erop aankomt de poëzie in beide Europese talen te vergelij-ken, kan men niet anders dan concluderen dat het Franstalige kamp aanvankelijk een voorsprong

Black Orpheus

De boodschap van de négritude-idéologie drong pas jaren na dato door in Engels-talig West-Afrika. De koloniale scheidslijnen werken door in de erfenis van de taalbarrière en belemmeren tot op de dag van vandaag de culturele contacten tussen beide taalgebieden aanzienlijk. De kwam de Engelstalige Westafrikanen ter ore dank zij de tussenkomst van Janheinz Jahn en Beier, twee Duitsers die in september het tijdschrift Black Orpheus lanceerden in Ibadan (zie Roscoe 27v). De titel refereert uiteraard aan Jean-Paul Sartres essay dat de inleiding vormde op Senghors Anthologie in

lang publiceerde Black Orpheus vooral Franstalige Afrikaanse en Antil-liaanse schrijvers in vertaling.

De jonge Nigeriaanse schrijvers reageerden echter anders dan de Franstalige vóór hen hadden gedaan. Natuurlijk was ook de geschiedenis op een ander punt aangeland: het liep tegen de onafhankelijkheid en de jaren zestig stonden voor de deur. Een ander verschil met de Franstalige Afrikanen was dat zij hun opleiding kregen in het terwijl de jonge Nigeriaanse schrijvers hun eigen University College hadden in Ibadan. Terecht merkt Albert Gérard 62) op dat ze, in hun eigen culturele milieu studerend, geen last hadden van de ver-vreemdende effecten en deculturatieverschijnselen die hun Senegalese voorgan-gers zo gemarkeerd hadden in Parijs in de jaren dertig en veertig. Het romantisch idealiseren van het verleden en het sterke antikolonialisme dat de

kenmerkte, kwam deze Nigerianen vaak minder relevant voor.

In 1960 verliet Jahn, fervent bewonderaar van négritude en Panafrikaanse cultuur, de Black Hij werd daarin opgevolgd door twee Afri-kanen die grote bezwaren hadden tegen de négritude: Soyinka, wiens kritiek op de beweging we al eerder vermeldden, en de toen in Nigeria in ballingschap verkerende auteur Ezekiel die zijn ideeën daarover ook niet onder stoelen of banken stak, o.a. in zijn boek The

Image De Engelstalige inbreng in Black Orpheus werd steeds

sterker. Behalve Nigerianen schreven er vertegenwoordigers van de meest Engelstalige achtergrond in. Deze creatieve explosie leidde tot een geheel nieuwe poëzie, jonge dichters tot originele resultaten

De Franstalige dichters, hun eerste bloeiperiode achter de rug, hadden daarna weinig nieuws Hier lijkt zich het historisch bekende

van de 'remmende voorsprong' (Jan Romein 1935) te doen

In de eerste jaren na hebben ook de Engelstalige dichters door reizen, conferenties en ballingschap intensieve contacten met elkaar opgebouwd en een omtrent Afrika als 'a unified literary scene' ontwikkeld (Nwoga 1979: 34). De dichters, die rond voor het eerst in Black Orpheus publiceer-den - Gabriel Okara was de eerste, in - en in de Mbari publikaties waren Okigbo, Clark en Nwanodi uit Nigeria, Kofi Awoonor (toen nog

George Awoonor-Williams Lenrie Peters uit Gambia en Dennis Brutus uit De meesten hadden een universitaire opleiding (Engels of klas-sieke talen) gevolgd in Nigeria en stonden open voor invloeden uit alle richtin-gen, van traditionele Afrikaanse tot Engelse poëzie. Vooral Hopkins — later zou een criticus sarcastisch spreken over de 'ziekte van Hopkins' 1978) Eliot en Ezra Pound worden in dit verband genoemd.

De dichters experimenteerden met vormen en Tn hun zoeken betekenis van het eigen ik en de zin van het hielden ze zich vooral bezig met menselijke relaties, waarbij reacties op de eigen omgeving én op politieke gebeurtenissen centraal 'The beginning produced a poetry of indi-vidual search mingled with political or public statement' (Nwoga 1979: 37). Door het gebruik van het Engels als 'vreemde' taal - datzelfde gold overigens ook voor de Franstalige poëzie — richtten de dichters zich meteen op een interna-tionaal en in het begin vaak vooral westers publiek.

Christopher Okigbo

Van die eerste groep heeft Christopher Okigbo de meeste invloed gehad op jongere dichters, vooral in Nigeria zelf. Zijn poëzie is bovendien het voorbeeld van de richting die de Engelstalige poëzie vanaf 1960 in West-Afrika is van bewondering voor Engelse en Amerikaanse dichters en westerse my-then naar eigen meesterschap met de Afrikaanse traditie als de beste gevallen werd schitterende nieuwe poëzie geboren — zoals in veel gedichten van Okigbo. Trefwoorden zijn bij hem bijvoorbeeld 'agony' en Okigbo wist elementen uit de westerse moderne poëzie te verweven met Griekse klassieke invloeden en rituele traditionele Afrikaanse inbreng. Ter inlei-ding van (1962) schrijft hij:

was conceived as an Easter sequence. Tt later grew into a ceremony of innocence, something like a mass, an offering to the village stream of which drank, in which I washed as a child; the celebrant, a personage like Orpheus, is about to begin a journey. Cleansing involves total nakedness, a complete self-surrender to the water spirit that nurtures all crea-tion.

Het eerste gedicht heet The Passage: BEFORE YOU, mother Tdoto, naked I stand;

before your watery a prodigal

leaning on an oil bean, lost in your legend. Under your power wait T on barefoot,

watchman for the watchword 130

at gate;

out of the depth my cry: give ear and

(p. 3)

is de heilige stroom in zijn geboortedorp. De olieboon, de schildpad en de python zijn totems die aan Idoto, de watergodin gewijd zijn.

Na Okigbo's dood kwam zijn poëzie uit in een verzamelbundel Labyrinths waarvan het laatste deel Path of Thunder heet, gedichten die de oorlog voorspellen waardoor zoveel ellende over het land zou komen. Ook zijn eigen dood lijkt hij erin aan te kondigen.

condolences to appease the fever of a wake among tumbled tombs the elephant has fallen

the mortars have won the day the elephant has fallen does he deserve his fate

69)

Path of Thunder eindigt met de volgende regels:

THE GLIMPSE of a dream lies smouldering in a cave, together with the mortally wounded birds.

Earth, unbind me; let me be the prodigal; let this be the ram's ultimate prayer to the

AN OLD STAR departs, leaves us here on the shore Gazing heavenward for a new star approaching; The new star appears, foreshadows its going Before a going and coming that goes on

(p. 72)

De Nigeriaanse burgeroorlog maakte aan het leven van deze talentvolle dichter in 1967 veel te vroeg een einde.

Tientallen dichters schreven gedichten ter nagedachtenis van Christopher tot in toe: Jared Angira (1970: 37, 61) uit Kenya

bijvoor-Een groot aantal Nigeriaanse schrijvers en dichters heeft werk gepubliceerd de burgeroorlog. Onder de dichters o.a. Clark (1970) en Chinua (1972). Sommigen van hen kregen rechtstreeks moeilijkheden in deze doordat ze partij kozen of juist geen partij wilden kiezen.

Een van hen was Soyinka, die zijn intellectuele onafhankelijkheid moest bekopen met een arrestatie in waarna hij meer dan twee jaar in de

nis zat. In een interview dat ik met hem had (in Vrij Nederland augustus herinnert hij de langdurige opsluiting vooral als een enorme tijd-verspilling en het feit dat 'the landscape of of human contact' begon door te werken: 'Er waren momenten, dat ik aan de werkelijkheid begon te twijfelen. Een tijdlang was ik er niet zeker van wat werkelijk was en wat niet. Maar dat ging weer over. Ik mocht niet schrijven, maar vond toch af en toe mogelijkheden om dat wel te Daaruit ontstond de bundel A Shuttle in the Crypt Over de vorm van een aantal gedichten daarin, de zegt hij:

The form was quite arbitrary, something short enough and as selfcontaining as possible to remain in the head until, at nighttime or in a slack moment of surveillance I could transfer it to the inside of a cigarette packet or an equally precious scrap of salvage.

Het eerste gedicht hiervan begint zo: Sixteen paces

By They hold

Siege against humanity And Truth

Employing time to drill through to his sanity (p. 60)

Mede door de celervaringen op papier te zetten, wist hij er doorheen te

Daaraan danken we gedichten Conversation at night with a cockroach, A cobweb's touch in the Hanging Wailing Wall. Het laatste gedicht in de

bundel heet For Okigbo. Daarin lijkt hij zijn dode broeder te

benij-den, voor wie de oorlog voorbij is, terwijl eigen angst en afzondering Voor A in the Crypt geldt overigens dat het ver uitstijgt boven

het niveau van gelegenheidspoëzie, boven de omstandigheden die aanleiding gaven tot het ontstaan van deze poëzie, de opsluiting van een dichter in Nigeria tijdens de Biafra-oorlog. Het gaat over gevangenschap in onze hedendaagse samenleving, de inperking van een menselijk bestaan uitgedrukt in unieke vorm en taal door een groot dichter.

eerder over oorlog geschreven in genoemd naar een lang gedicht met dezelfde titel in die Oorlog wordt door hem gezien als een tweesnijdend zwaard dat zowel de eigenaar de vijand treft. Centraal staat in dat gedicht de God Ogun, die in de mythologie en in Soyinka's werk een belangrijke plaats inneemt. Ogun is de ambivalente God van schepping en vernietiging, het symbool ook van de tweeslachtigheid van de oorlog. Ogun is de God met de vele gezichten, niet alleen van de creativiteit en de destructie, maar ook van het metaal en van de weg. Ogun herstelt rechten in ere en is de verkenner, de ontdekker die vooropgaat. In opgedragen aan de van Soweto, is Ogun de archetypische revolutionaire De krachtige de herhalingen en de spreekwoorden herinneren aan de oude epen en Ogun eindigt zo:

In time of race, no beauty slights the duiker's In time of the elephant stands alone In time of hunt, the lion's grace is holy In time of flight, the egret mocks the envious In time of none vies with

Of seven Ogun, who to right a wrong Emptied reservoirs of blood in heaven Yet raged with thirst - read

His savage beauty on black brows, In depths of molten bronze aflame Beyond their eyes' fixated distances -And tremble!

Now, before sad spaces recreate the loss Before the shields are frayed that would Protect the frail, now is true need Of song and lyric, of festal gourds, Libations, invocations of the Transubstantiation !

-Ogun in the ascendant - let us now celebrate! (p. 22)

We eigenlijk niet bij het begin begonnen van Soyinka's poëzie. Hij werd aanvankelijk als dichter bekend door enkele satirische gedichten die in allerlei bloemlezingen werden opgenomen, zoals Telephone Conversation en de twee

Immigrants. In Idanre zijn eerste poëziebundel, koos hij voor heel andere poëzie in hechte eenheden van gedichten over een bepaald thema. Angst en isolement lijken erin te overheersen. Het eerste thema is 'Of the road'. Het thema van ongelukken op de weg houdt hem sterk bezig, ook in een toneelstuk als The Road (1965). Wie de weg kent, zal zich daarover niet verbazen. Idanre kwam uit kort nadat Soyinka de gevangenis was ingegaan. Gerald Moore schreef er toen dit over:

Although not prolific as a lyrical poet, he has shown in this volume a great deepening as well as darkening of his art. The progress from 'Requiem' to or from 'Telephone to 'Civilian and is that of a brilliant colonial student to a mature poet measuring the tragic weight of the present hour. Lovers alike of literature and of human liberty have waited his return to activity with impatience. (1971: 99)

Intussen is niet alleen meer poëzie van Soyinka verschenen, maar zagen ook nieuwe toneelstukken en romans het licht.

In 1986 kreeg hij als eerste Afrikaan de Nobelprijs voor literatuur. Daarop komen we nog terug. Soyinka en Okigbo zijn ongetwijfeld de beste Engelstalige Westafrikaanse dichters.

Andere dichters

Van de overige dichters noem ik nog Lenrie Peters (Gambia), Kayper-Mensah, Kofi Awoonor en Joe de Graft (Ghana), Cheyney Coker (Sierra De groep die aangeduid wordt als de tradition in Nigeria bestaat

uit dichters (Egudu, Pol Ndu, Wonodi die bewust de traditie van orale literatuur Zij hebben echter nooit zo sterk de aandacht getrokken als de bij wie overigens ook invloed van de Afrikaanse traditie aanwijsbaar is, zoals we zagen.

Sommige dichters proberen zich uitsluitend in die eigen Afrikaanse traditie te plaatsen en alle 'vreemde' invloeden zoveel mogelijk buiten te sluiten. In West-Afrika gaat behalve de al genoemde Nsukka dichters de bekende Ghanese dichter Awoonor in deze richting. In The Breast of the Earth (1976: 202) legt hij uit hoe hij zich bewust liet inspireren door zijn eigen Ewe traditie:

My fascination with the Ewe dirge enabled me to begin to use its style, themes, and general tone in a large number of my earlier poems. This was a deliberate act of falling back upon a tradition which has been ignored in our missionary

Dit is ongetwijfeld de ervaring van veel Afrikaanse dichters geweest tot in de jaren zeventig.

Sindsdien is daarin verandering gekomen, met Nigeria als 'trendsetter'. De bekende Nigeriaanse auteur en criticus Osofisan (1986: 783v) formuleert het zo:

The new writers have deserted the grandiose ambitions of the last decade not by accident, but as a conscious heretical act (...) and seek to create an art that would be accessible to the large majority of the Nigerian public, rather than to a cultured and privileged 'elite' Turning away from the preoccupation with negritudinist exotica, the younger writers focus instead on present so-ciety, exploring experiences taken directly from the mundane, quotidian life, and from the stress of living in a complex ist economy.

De meestbelovende dichter is voor hem Odia Ofeimun, al heeft hij nog weinig gepubliceerd. Hier volgt een fragment uit Ofeimuns gedicht For

You say your hurricane lamp can issue no more the perfunctory flame

of artistic

I raize my to your guts

But then, troubadours become

in the frenzy of storms they must underline, their finest truths are iron banners

to wrap the corpse of fleeting slogans And, Compatriot, this is my

(Osofisan 1986: 798)

Deze traditionele lijn in de literatuur die in Europese talen werd geschreven, is, zij het relatief laat, het sterkst tot ontwikkeling gekomen in Oost-Afrika, vooral dank de van Okot p'Bitek uit Oeganda, sinds hij in 1966 de Engelse versie van zijn oorspronkelijk in het geschreven Song of publi-ceerde.

Tot aan die tijd was er in Oost-Afrika nog maar weinig literatuur in het Engels Hier en daar had een schrijver er gedichten gepubliceerd in studen-tenblaadjes en in het gunstigste geval - dat van Rubadiri en Kariuki - was er poëzie van hen opgenomen in een bloemlezing (Moore en Beier 1963). Een eerste Oostafrikaanse poëzie-oogst wordt gepresenteerd in Drum Beat door

een tweede, met veel meer interessante dichters, door David Cook en David Rubadiri in Poems from East Dan is het inmiddels 7.5.5. Twee generaties

Op dit moment kan de Oostafrikaanse poëzie in twee perioden worden verdeeld. Dichters als Kariuki, Mbiti, Taban Liyong en Okot p'Bitek behoren tot de eerste generatie van in het Engels schrijvende dichters. De meesten van hen werden geboren rond en kregen hun opleiding aan Europese universiteiten of aan de Universiteit van Oeganda in de jaren vijftig, waar ze overwe-gend westers beïnvloed werden. Van hen werd David Rubadiri — die eigenlijk uit Malawi afkomstig is en in ballingschap (eerst in Oeganda, later in Kenya) nu aan de universiteit van Nairobi literatuur doceert - aanvankelijk het meest in het buitenland in bundels opgenomen en geciteerd. De onderwerpen van zijn poëzie variëren van natuur en liefde tot godsdienst en politiek. Rubadiri schrijft zowel goede lees- als Dat bracht hem in op het podium van Poetry in Rotterdam, waar hij indruk maakte met gedichten als Stanley

meets zijn taalgebruik is hij stellig beïnvloed geweest door Engelse romantische dichters. Datzelfde geldt in nog sterkere mate voor anderen uit diezelfde generatie en met name voor John Poems Nature and Faith

(1969), gedichten die vooral religieus geïnspireerd zijn, maar waarin de auteur ook voortdurend zoekt naar manieren om Afrikaanse ervaringen in het Engels te Deze eerste generatie maakte de koloniale en de strijd voor de onafhanke-lijkheid bewust mee. Daarna kwamen de jaren van de desillusie. Daarmee zijn we aangeland bij de tweede generatie, de eerste is het Swahili woord voor vrijheid, emancipatie en daarmee wordt ook de onafhanke-lijkheid aangeduid) die allemaal in Oost-Afrika zelf studeerden, in Kampala, Nairobi of Dar es Ze groeiden op met de poëzie van Rubadiri en Okot p'Bitek en met die van Westafrikaanse dichters als Senghor, David Diop, Chris-topher Okigbo en Soyinka. Ze waren actief in literaire tijdschriften als

Nexus, Busara en The East African Journal, waarin hun eerste werk

verscheen. Dichters als Richard Ntiru, Okello Joseph Buruga en Jared Angira horen hierbij. Ook Micere Mugo met Daughter of My People, Sing (l 976). Tot nu toe heeft Angira het meest eerste bundel Juices is van Hij is sterk sociaal betrokken in zijn poëzie. In zijn eerste gedichten 135

confronteert hij de cultuur van Afrika met die van het Westen Rubadiri), bijvoorbeeld in The undressing, in Busara in 1968:

They

(who I knew not) called me to Kisumu with my oily face

reflecting the lakeshore sun my rainbow beads

singing around my waist better than the love songs better than the songs of Victoria Nyanza.

came to Kisumu

my angles bangled copper my wrists bangled ivory my mango breasts left staring at the beauty of Victoria Nyanza They

(who I knew not) ordered my neck bands my waist beads my copper bangles my bridal dress all to be cut and rambled into Victoria

Later richt Angira zich tegen de chaos en wanorde van het 'moderne' bestaan, zoals in No coffin, no grave, waarin hij een voorbeeld geeft van wat gebracht heeft. Hij noemt het de 'Derde de uitbuiting van de ene broeder door de andere, staatsgrepen, verraad, economische ongelijkheid, het gedrag van veel politici.

De dichterlijke activiteiten in het Engels in zijn snel

en het enthousiasme van jonge dichters is groot. Na de achterstand in de jaren zestig ten opzichte van heeft volgens Heinemann-uitgever James in de tweede helft van de jaren zeventig inmiddels meer schrijvers en critici dan enige andere stad in Afrika. Adrian Roscoe (1977: v) dit over:

The work of this new generation is confident and assertive, even when it is imitative. Authors are sure of their targets, aware of pitfalls, decisive about matters of form, and, like an argumentative clutch of Renaissance artists, acutely aware of what rivals finished this morning or will publish this after-136

noon. Because of the nature of East African the new