• No results found

Poëzie in het Frans

8.2. Franstalige romans

Zoals de Franstalige Antilliaanse dichter Aimé grote rol speelde in de negritude-beweging die zich ontwikkelde in de Franstalige poëzie, zo moet ook in het geval van de roman een Antilliaanse schrijver genoemd worden, die grote invloed heeft gehad op een aantal Franstalige Afrikaanse antikoloniale roman-ciers van het eerste uur.

René an

René die in 1887 geboren werd uit Guyanese ouders, groeide op in Frankrijk en werd, naar het leek, volmaakt geassimileerd door de Franse cultuur. Hij werd koloniaal ambtenaar en kwam in die functie van 1915 tot 1921 in (nu Centraal-Afrikaanse Republiek) terecht. zijn terugkeer publiceerde hij een roman over zijn ervaringen, die insloeg als een bom, te meer daar het boek datzelfde bekroond werd met de

markeert duidelijk een moment in de geschiedenis van de

roman. Het boek vormt om zo te zeggen een tussenschakel tussen de Franse traditie van de koloniale literatuur en de antikoloniale Franstalige Afrikaanse roman. De woedende reacties op het verschijnen van dit boek in Frankrijk zijn 158

en geven enigszins aan hoe weinig de publieke opinie oog had voor misstanden in de koloniën. Maran werd door roman ernstig geschaad in zijn carrière als ambtenaar: een hetze in de Franse pers bracht hem op grove wijze in diskrediet. Het Franse publiek keurde de roman af, omdat daarin een kritisch geluid ten aanzien van de uitvoering van de Franse heilige opdracht te beluisteren viel. In een voorwoord bij verzekert Maran de lezer dat hij tijdens zijn koloniale jaren in Afrika zijn best heeft gedaan te noteren wat de mensen zeiden en te beschrijven hij zag in Afrika. dat materiaal schiep hij roman. Hij was niet tegen het principe van de kolonisatie — hij was tenslotte zelf een koloniale ambtenaar - maar wel tegen de manier waarop toeging in de koloniale praktijk zoals hij die had leren Maran geloofde in de Franse cultuur en deed een beroep op zijn collega's, de Franse om solidair te zijn met zijn kritiek op de verschrikkingen van de en mét hem de aandacht te vestigen op de 'in naam van want hij kende zelf ook een ander (= het 'echte') Frankrijk en dat moest volgens hem zorgen dat de toestand in de koloniën zou veranderen.

Wat de Franse politici nog het meest schokte, was ongetwijfeld het feit dat Maran als eerste zwarte schrijver in de waarheid aan het licht bracht en onthulde wat zwarten dachten van de Europese bezetting. De roman werd door de Franse autoriteiten in alle verboden. Dank z i j de Prix kreeg de roman ook internationaal aandacht. Niettemin probeerden de Franse koloniale verantwoordelijken de zaak in de doofpot te Er kwam geen onderzoek. René Maran verklaarde niets anders gedaan te hebben dan zijn burgerplicht. Jaren later, toen Gide zijn Voyage au Congo schreef en ook andere schrijvers in hetzelfde voetspoor traden, begreep Maran dat het toch niet

tevergeefs was geweest.

Marans invloed op Afrikaanse romanciers staat vast. Voordat het echter zover verscheen een aantal door Afrikanen geschreven romans die de koloniale traditie juist leken voort te zetten. Het echte produkten van het koloniale systeem waarin de propaganda van het zogenaamde humanisme de toon aangaf, tot meerdere glorie van de metropool. Voorbeelden daarvan zijn romans van Félix Couchoro Togo ah L'esclave en Amour

de ( In tegenstelling tot René Maran, die de negatieve effecten de kolonisatie onthulde, stelt Couchoro de voortreffelijkheid van het christe-lijke Westen tegenover het duistere en fetisjistische Afrika. Daarbij mag niet worden dat deze vrijwel uitsluitend schreven voor een Euro-Pees publiek en daaraan concessies deden.

Dergelijke romans werden dikwijls voorzien van onvoorstelbaar bevoogdende van de hand van koloniale ambtenaren die daarmee de Franse en lezers wilden overtuigen van de kwaliteit van het werk, dat uiteraard te danken was aan 'onze eigen' Franse cultuurpolitiek. Niettemin wordt in die eerste Afrikaanse Franstalige romans al duidelijk gemaakt dat een eigen georganiseerde maatschappijvorm hadden en een eigen bijvoorbeeld in Paul Hazoumés (1938), roman uit Benin. werd dan het uit de koloniale literatuur dat niets van dat alles bestaan had in Afrika, ontzenuwd. Toch blijven die eerste schrijvers óf ambivalent óf timide in dit opzicht: ze nemen nog geen duidelijk standpunt in ten 159

aanzien van de kolonisatie en de rol van de Franse Een Senegalese schrijver als in Force-Bonté (1926) wondert de de Fransen, die gekomen zijn om de onbeschaafde Afrikanen te redden uit de duisternis en die zo hun plicht tegenover de mensheid: 'de macht van de Fransen is groot genoeg om al het kwaad van alle volken van Afrika te weren' (p. 93). Diallo accepteert van harte het paternalisme van de kolonisator die als een strenge vader beslist over zijn minderjarige kinderen, de dociele initia-tiefloze zwarten.

Diallo schrijft een waarin hij begint als jonge herder die de kudden van zijn vader verlaat om in dienst te nemen als vri jwilliger, omdat hij een ander leven wil leiden dan de mensen thuis. Hij beschrijft uitvoerig zijn ervaringen als tirailleur sénégalais in het Franse leger de Eerste Wereld-oorlog. Na de strijd, o.a. in Marokko, gaat het leger naar Frankrijk, waar de bevolking de soldaten met groot enthousiasme binnenhaalt. als een van de eerste Afrikaanse schrijvers zijn indrukken van de Later wordt hij gedemobiliseerd, nadat hij ernstig gewond is geraakt. Uiteindelijk keert h i j met een militaire medaille terug naar Senegal waar hij, autodidact, zijn verhaal schrijft en het manuscript voltooit. Het Frans werd gecorrigeerd door de Franse madame Lucie Cousturier. Dank zij haar relaties met uitgeverij Riéder verscheen

Force-Bonté uiteindelijk in Parijs met een Frans voorwoord. Het is een duidelijk

voorbeeld van de bevoogding en bevestiging van het koloniale systeem die de beginfase van de Afrikaanse kenmerken. Als literatuur levert het weinig meer op dan een curieus document. Hetzelfde geldt voor een aantal andere titels in dit genre die hier verder onbesproken blijven.

Het is opvallend dat in de roman net als in de poëzie Senegal voorop loopt in de Franstalige literatuur in Afrika, vanaf het allereerste vrij simpele verhaal van Diagne en de al genoemde roman van Diallo tot aan werk van Ousmane Socé als (1935) en Mirages de Paris (1937). Socé's romans gaan vooral over de ontmoeting van twee culturen en de problemen die de verschillende en dikwijls tegengestelde waardensystemen met zich meebrengen. In Mirages de Paris wordt het thema toegespitst op een liefdesgeschiedenis tussen de Afrikaan Fara en het Franse meisje Jacqueline in Dit is trouwens een onderwerp dat ook later menig romanschrijver heeft o.a. de Kongolees Jean Malonga en de Senegalese auteurs Cheik Hamidou Kane

en Sembène Ousmane en 1958).

Uiteraard is er sinds de verschijning van deze eerste titels veel gebeurd op het gebied van de roman. De vijftien jaar die het eind van de Tweede Wereldoorlog scheiden van het jaar 1960, waarin de meeste Franse koloniën onafhankelijk werden, brengen interessante ontwikkelingen op gang. Het engagement bepaalt de manier van veel auteurs in dat engagement wordt op verschillende manieren ingevuld. Over en weer herkennen en waarderen de schrijvers dat niet altijd als zodanig in eikaars werk en omdat ze ook fungeren eikaars criticus, lezen we meer dan eens een vermanend woord aan het adres van een bepaalde romancier die zich te vrijblijvend zou hebben opge-steld.

De Guinese auteur Camara Laye heeft zulke kritiek van verschillende kanten te horen gekregen na het verschijnen van zijn roman L'enfant noir (1953), die bekroond werd met de Franse Prix Charles Veillon. Hem werd verweten dat hij zich niet bezighield met de actualiteit, maar vluchtte in het verleden van een geïdealiseerd Afrika. Nu lijkt dit een onterecht verwijt, maar het moet gezien worden tegen de achtergrond van de koloniale tijd. noir is een

autobio-grafisch verhaal dat het 'Afrika van vroeger' beschrijft, zoals een Afrikaan zich dat herinnert. Het boek onderscheidt zich daarbij van het exotische en koloniale genre zoals dat in Frankrijk bestond. In noir - een boek dat in elf talen

vertaald werd — komen we in aanraking met het dorpsleven, zoals talloze kinde-ren in Afrika dat uit eigen ervaring kennen. Daarin spelen geloof in goden en geesten een rol evenals initiatieriten en totems. Laye is zelf geboren in het dorpje waarin een groot deel van de roman zich afspeelt. Zijn voorvaders behoorden tot de dynastie van de die eeuwenlang over het rijk heersten, dat we al leerden kennen in verband met het epos. Hij maakt op

die afkomst geen toespeling in dit boek, maar wel wordt duidelijk hoe kostbaar in ogen de eigen Afrikaanse traditie is.

Camara Laye vertelt bijvoorbeeld hoe zijn vader bij diens werk als goudsmid spreuken formuleert: goud smeden is niet alleen een kwestie van techniek, veel dan dat, een magisch gebeuren dat begeleid wordt door die lofliederen zingt op de kunstenaar en op het kunst-voorwerp dat onder diens handen bezig is tot stand te komen, een fraai bewerkte drinkbeker. Zo maakt de auteur duidelijk dat het woord van de zanger ook de andere kunstenaar inspireert.

Het wezenlijk belang van het woord in de Afrikaanse cultuur blijkt ook uit laatst verschenen boek - hij stierf in in ballingschap in Senegal - Le

de la Parole ( waarin hij een versie van het Westafrikaanse Sunjata optekende uit de mond van een oude verteller. Zijn tweede roman, Le

du verscheen in Ook in dit boek gaat het over de

rurale samenleving, maar deze wordt nu van buitenaf beschreven, vanuit het perspectief van een die het belangrijkste personage is in het

Deze Clarence, zoals hij heet, komt in Afrika in een situatie terecht waarin hij geïsoleerd raakt van medeblanken: zit zonder en heeft van hun kant geen enkele hulp te verwachten. Noodgedwongen probeert dan zich aan te Passen aan een wereld waarvan hij weinig of niets begrijpt. Het wordt een waarin h i j voortdurend lessen krijgt in Afrikaans denken en Afri-kaanse wijsheid. De blik van de koning (zoals het boek in de Nederlandse heet, 1979) is een boek vol symboliek. Het opent met een citaat van Kafka en het is meermalen met werk van Kafka vergeleken. Is het een knappe Of gaat het om het blank-zwart? Of om het vinden van een in een chaotisch bestaan? Of om een zoektocht van de mens naar God? Het is mogelijk. de Europeaan, moet alles nog leren. Hij ontmoet bedelaar die aanbiedt een goed woordje voor hem te doen om hem aan een te helpen. Clarence verzekert hem dat hij alles wel doen wil, zelfs het van trommelslager.

'Dat is geen eenvoudig zei de bedelaar. 'De trommelslagers behoren tot een adellijke kaste en het beroep is erfelijk. O zeker, u zou op de trommel hebben kunnen slaan, maar het zou zinloos geroffel geweest uw getrommel zou geen enkele betekenis hebben gehad. Ook daarbij moet u wel weten. . . dat u een blanke bent!'

'Dat weet zei Clarence. 'Het heeft geen zin dat ieder ogenblik weer tegen me te Ik weet dat beter dan u. U begint me zo langzamerhand te

'

'Ja, de blanken denken dat ze alles beter ging de bedelaar verder. 'En wat weten ze eigenlijk?' (p. 37)

Zo begint de heropvoeding van de hoofdfiguur. Hij krijgt een hele reeks lessen, de meeste tamelijk pijnlijk, voordat hij door de koning geaccepteerd wordt en 'erbij kan horen'. De koning is een symbool van menselijkheid en eenheid. Het van de roman zou kunnen betekenen dat de blanke in Afrika er pas weer bij kan horen als bereid is niet alleen lessen te geven, maar ook te leren.

(1966), Laye's laatste roman, is een autobiografisch vervolg op

noir, al draagt de hoofdpersoon een andere naam. Na zes jaar in Europa

te hebben doorgebracht keert hij terug naar Conakry en in Guinee, waar nu onafhankelijkheid heerst. Het is een politieke roman, waarin openlijk kritiek geuit wordt op de regering die de democratie in de kiem heeft gesmoord. De figuur van Dramouss is een godin die aan de held Fatouman in de droom verschijnt. Zij kondigt hem aan dat de 'Zwarte Leeuw' zal komen, het symbool van de bevrijding waarop Guinee wacht. Voor dit boek werd de auteur in zijn land bij verstek ter dood veroordeeld.

We hebben wat uitvoeriger stilgestaan b i j Laye, omdat in werk een aantal elementen aanwezig is, dat ook het werk van latere auteurs dikwijls bepaalt: het sterk autobiografisch karakter, de aandacht voor de orale traditie en het thema van de teleurstelling over de ontwikkelingen na de onafhankelijkheid, zoals dat vanaf het eind van de jaren zestig steeds vaker aan de orde komt.

De koloniale t beeld van de blanke

Camara Laye laat het thema van de koloniale tijd liggen. De meest bekende antikoloniale Franstalige schrijvers zijn de auteurs Ferdinand Oyono en Mongo Beti die, in gradaties van mild ironisch tot bijtend satirisch, de koloniale tijd onder de loep nemen. Twee van romans werden het Nederlands vertaald: Une vie de boy en Le vieux et la médaille. Beide

versehenen in Oyono werkt met het literaire procédé van de vervreemding. In Une vie de boy bijvoorbeeld is het dagboek van de huisbediende Toundi de spiegel waardoor we kennis maken met de Franse districtscommandant, diens vrouw en de andere koloniale blanken uit hun kring. De argeloze observaties van Toundi brengen een schokeffect teweeg. Oyono's humoristische neigt soms naar sarcasme, zowel in tekening van de blanken als van de eigen lotgenoten. Ook van Mongo Beti is werk het Nederlands vertaald. Na een wat sentimen-teel debuut in met Ville cruelle, schrijft in z i j n eerste volwassen roman, Le pauvre de Bomba. We kiezen dit boek omdat de problematiek

van de zo veelvuldig voorkomende collaboratie tussen koloniale overheid en 162

missie er zo haarscherp in aan de orde wordt gesteld. Na verschijning werd het boek in Kameroen verboden door de Franse gouverneur van de kolonie. Evenals Oyono in Une vie de boy, hanteert Beti hier de vorm van een fictioneel

Daaraan vertrouwt Denis, de misdienaar op de missiepost van Bomba, zijn ervaringen Met gelovige ogen volgt het wel en wee van pater overste, de zeereerwaarde als ze samen met de kok op tournee gaan door een afgelegen streek van Kameroen. De kinderen noemen de pater Jezus Christus, omdat hij precies lijkt op de Jezus van de bidplaatjes die hij overal uitdeelt en voor het gemak zeggen de op de missiepost opgeleide catecheten dan ook dat Jezus Christus en de pater één en dezelfde zijn: vandaar de titel van het boek.

Pater Drumont is een autoritaire man die twintig jaar van zijn eigen gelijk overtuigd is geweest: Afrikanen zijn kinderen die je met harde hand moet opvoe-den. Ongelovigen moet je bedreigen met hel en verdoemenis. Hij vecht uit alle macht tegen het kwaad van de polygamie en het ongehuwde moederschap. Naarmate de teleurstellende tournee vordert, begint de eerwaarde pater te twijfe-len aan het samengaan van missie en kolonisatie en hij begint zich te verwijten niet naar de Afrikanen geluisterd te hebben. Misdienaar Denis, die zijn baas altijd heeft bewonderd, registreert de veranderingen hoofd-schuddend in zijn dagboek:

Hij heeft al die stomme analfabetenpraat aangehoord. Ik geloof dat hij onge-lijk heeft als hij dat doet. Ik geloof niet de moeite moet nemen hun zoveel dingen uit te Het is genoeg als je zegt dat ze zullen branden in de

uit. (p. 81)

Drumont constateert dat veel van zijn vroegere bekeerlingen weer 'heiden' zijn geworden. Hoe kan dat nou? vraagt hij zich af. Kok Zacharias legt het hem uit: Voor de eersten onder ons die zich tot uw godsdienst hebben bekeerd, was het een school waar zij het geheim van jullie kracht zouden Ieren, de kracht

van jullie van jullie weet ik het geheim van

jullie mysterie! In plaats daarvan zijn jullie begonnen over God te praten, over de ziel en het eeuwige leven, enz. Denken jullie misschien dat we al die dingen nog niet wisten, we wisten dat allemaal al lang voordat jullie hier kwamen. Ik verzeker dat ze de indruk hadden dat jullie iets voor hen verborgen hielden. Later zagen ze dat je voor geld heel wat kunt bijvoorbeeld grammo-foons of auto's en later misschien vliegtuigen. En daarom gaven ze de gods-dienst eraan. Ze gaan op iets anders af, ik bedoel het geld. Dat is de waarheid, pater; de rest is (p. 46)

In de loop van het verhaal ontmoet Drumont de jonge koloniale administrateur die een beroep op hem doet: h i j is immers medeblanke en bondgenoot. De pater wordt echter steeds sceptischer, naarmate hij zich realiseert dat er een nauwe relatie bestaat tussen missie en bezetters. De arme Christus trekt uiteinde-lijk zijn conclusies en gaat terug naar Europa: volgens hem wordt het christen-dom misbruikt, wanneer het zich in dienst stelt van westerse belangen. Dat is 163

geen gekke maar deze is in werkelijkheid vaak niet getrokken. Van-daar misschien dat de schrijver voor in het boek de volgende noot liet opnemen: 'Ik zou het mezelf kwalijk nemen als ik de lezer zou bedriegen. Geen enkele Afrikaan kan zich een zeereerwaarde pater herinneren. Er zal er waar-schijnlijk ook nooit een zijn, voor zover ik althans Afrika ken, waar ik geboren ben: dat zou al te mooi

In een van zijn andere romans, Le roi miraculé speelt eveneens een blanke pater een grote rol. Beti is overigens lang niet de enige romancier die uitvoerig schrijft over of missie en dat hoeft niemand te verbazen. Immers, in de jaren voor de onafhankelijkheid werden de latere intellectuelen meestal grootgebracht op missiescholen. Ze observeerden de missionarissen langdurig van dichtbij, waarna in menige roman met kritische openhartigheid werd geschreven over dit

Ook andere aspecten van de blanke aanwezigheid komen uitvoerig aan de orde, bijvoorbeeld hoe het allemaal begon, de komst van de eerste 'rood-oren' zoals de blanken nogal eens genoemd werden. In zijn bekende roman L'aventure

ambigue beschrijft de Senegalees Cheik Kane het als volgt:

Vreemde dageraad! De westerse morgen gloorde in zwart Afrika met een glimlach, met kanongebulder en met glimmende kraaltjes. Het was een morgen in barensnood. De blanke wereld verrijkte zich in een geboorte die zich voltrok in modder en bloed. Van ontsteltenis leverden sommigen geen strijd. Zij die aankwamen waren blank en Men had nog nooit zoiets Het gebeurde nog voordat ze begrepen wat er aan de hand was. Anderen (...) zwaaiden hun schilden, scherpten hun lansen, brachten hun geweren in de aanslag. Maar als ze dichterbij kwamen, donderden de kanon-nen en de slachtoffers begrepen het niet. Weer anderen wilden

Men deed hun voorstellen, ze konden kiezen, vriendschap of oorlog: ze had-den geen ervaring. Het resultaat was intussen hetzelfde, overal. Zij die ge-vochten hadden en zij die zich hadden overgegeven, zij die het op een