• No results found

Trix gnoof nog bij de herinnering

‘En wist uw verloofde van die vorige - e -’

‘Verkeering?’ vulde Trix aan. ‘Nee, dat was juist het pijnlijke. Omdat het zoo heel

weinig voor me beteekend had, had ik het niet eens noodig gevonden Frank in te

lichten. 't Was maar even een tijdelijke verdwazing geweest,’ Trix zuchtte. ‘De

kiesche melkboer is bijna oorzaak geweest, dat ik mijn pas geworven verloofde weer

kwijtraakte.’

‘Ik herinner me nog uit mijn jeugd -’ begon meneer van Rees, ‘ik stam ook uit een

dorp moet u weten - dat ik eens ben weggeloopen met twee zoons van onze

veldwachter. Dat vond ik toen blijkbaar een veilig geleide. We hadden net het

avontuurlijke plan geopperd om een vreedzaam schaap te slachten, toen vader

politieagent ons verraste. Maar het merkwaardige was, ofschoon het slachtplan niet

van mij was uitgegaan, nee, werkelijk niet, dat ik daarna altijd in het dorp het zwarte

schaap gebleven ben.’

Trix voelde achter zich mevrouw Landerman huiveren. Die dichtte nu natuurlijk

meneer van Rees duistere instincten toe. Zálig!

‘Ik ben vaak weggeloopen,’ zei Trix. ‘De eerste keer, op de aanvallige leeftijd van

vier jaar, was ik op weg naar een kermis op drie uur afstand. Met een vriendin van

vijf. En ik ben er eens van door geweest met een jonge man’ - Trix wachtte even,

liet

deze woorden bij de Koningin Sheba bezinken - ‘vreeselijk hè?’ Ze knipoogde tegen

meneer van Rees. ‘Toen was ik zeven en de vrind zes.’

‘En was u altijd de - e -’

‘Ja, ik was altijd de verleidster,’ bekende Trix.

Cordelia kwam binnen, keek naar de haard.

‘Wat zie jij bleek, Cordelia,’ zei Trix. Zij was altijd direct goede maatjes met alle

dienstmeisjes in de huizen, waar ze zich tijdelijk ophield.

‘Ik ben zoo rillerig,’ zei Cordelia. ‘Ik ben niks lekker.’

‘Ja, zoo zie je er uit,’ vond Trix. ‘Vanavond naar bed met een warme kwast en

twee kruiken. En met je beenen in een wollen deken.’

Toen sprak de Koningin van Sheba haar eerste woorden.

‘Cordelia, is meneer Landerman al beneden?’

‘Nee mevrouw,’ zei Cordelia, en de pook kletterde neer.

‘Wil je onze thee in de hall klaarzetten. En waarschuw me dan.’

‘Best mevrouw.’

‘We gaan ook naar de hall, lieve,’ dacht Trix. ‘Je ontkomt zoo gemakkelijk niet

aan mijn illustre tegenwoordigheid.

Toen ging weer de deur open, en, op de drempel staand, keek schichtig mevrouw

van Amperen de salon rond. Ze had een grijs zijden jurk aan, die haar onnoodig

fletser maakte. Ze leek een kleine, bedeesde, grijze muis. Trix dacht onmiddellijk:

‘Die draagt òok een groot verdriet met zich om.’ Mevrouw van Amperen liep door

de salon, zette een smal voetje op de haardrand, plukte wat aan het schoorsteenkleed,

kuchte eens. Trix keek naar haar. Dan stond ze op. Ze passeerde de Konigin van

Sheba, maar die schonk ze geen blik.

‘Mevrouw van Amperen, komt u bij ons zitten? Ik dacht, dat u uit was.’

‘Neen, mijn man is mee gaan wandelen. Ik heb wat gerust. Maar 't is was zoo koud

boven.’ Ze huiverde. Ze had een heel

zachte, lieve stem. Trix besloot met een van haar snelle conclusies, dat ze natuurlijk

door haar man onderdrukt werd.

‘Komt u bij ons zitten?’ herhaalde ze.

‘Ach ja, maar u zat daar zoo gezellig.... Ik weet niet....’

Maar Trix had haar arm al door de grijs zijden arm gestoken.

‘Meneer van Rees en ik halen jeugdherinneringen op. Doet u mee?’

Daar zaten ze. Trix zwaaide haar eene been heen en weer. Meneer van Rees, zijn

hoofd wat gebogen, paste zijn vingertoppen tegen mekaar. Mevrouw van Amperen

staarde uit het raam naar de stille, stille, witte tuin. Dat moest ze nu juist niet doen.

Daar werd ze baloorig van. O, ze maakten het haar niet gemakkelijk, die twee. Ook

meneer van Rees leek versteend. Zou ze een sprookje gaan vertellen van: ‘Er was

eens....’

Dan zei mevrouw van Amperen zacht: ‘Vindt u 't niet vreeselijk zoo'n pension?’

‘Ik? Oh, ik vind het ontzettend,’ zei Trix, veel te luid.

‘Heusch, meent u het?’ nog zachter.

‘Ja, absoluut. We hadden gedacht hier alleen te zijn met de familie van Son. Dat

zijn onze beste vrienden, ziet u.’ Trix spaarde haar stem niet. ‘We vielen uit onze

fantastische droomen op aarde, toen we hier die heele vergadering zagen.’ Meneer

van Rees glimlachte.

‘Ik voel me zeer gevleid.’

‘Ach, nu ja,’ zei Trix en zocht een leuk compliment. ‘Dat kunt u ook. Wij zullen

het best samen kunnen vinden.’

‘Ongetwijfeld.’

‘Wij hadden ook gedacht, dat we hier samen zouden zijn,’ bekende mevrouw van

Amperen. Ze boog zich wat over naar Trix. ‘En ik had het zoo heerlijk gevonden,

als we samen waren geweest.’

‘Ja. Wat een ontgoocheling dan, hè?’ zei Trix meelevend.

‘En ik....’ zei meneer van Rees, ‘ik had van een kennis

gehoord, dat dit landhuis zoo weg van de wereld lag - ik dacht ook hier heel alleen