• No results found

Textielloden in Nederland

In document Zwolle als textielstad? (pagina 36-39)

Dit hoofdstuk gaat in op het textiellood, de functie ervan en de verschillende soorten. Ook worden de verschillende maten van het laken beschreven. Tot slot beschrijft het ook wat in het kader van dit onderzoek met Nederland bedoeld wordt.

3.1 Het textiellood

De naam lakenloden zegt het al: het zijn loodjes die bevestigd waren aan het laken. De loden werden gemaakt van lood. Met een metalen stempel werd het lood voorzien van een

afbeelding of tekst. Afbeeldingen of teksten gaven aan waar een lood voor bedoeld was of welke productiestap een bepaald stuk stof had ondergaan. Tevens was het een waarborg dat het stuk stof gecontroleerd was door een keurmeester. Er waren keurboeken, waarin precies werd vermeld aan welke eisen een stuk stof moest voldoen. Zo kwam het voor dat stukken stof niet door de keuring kwamen en werden afgekeurd. Deze kregen vervolgens een ‘keur‘ dat ze waren afgekeurd en niet verhandeld mochten worden op jaarmarkten of op andere wijze.

3.2 Soorten textielloden

Er bestaan diverse soorten textielloodjes. Bekend zijn deelbewerkingsloden,

eindbewerkingsloden, pijploden, fabrieksloden, accijnsloden en zo is er nog een aantal. De laatste twee categorieën werden geplaatst in de periode van 1850 tot nu. Deze worden buiten het onderzoek gehouden. De deelbewerkingsloden en de eindbewerkingsloden worden wel opgenomen in dit onderzoek.

3.3 Bevestiging van het textiellood aan de stof

Een lakenlood bestaat uit twee helften. Deze twee helften bestaan uit platte schijven met daartussen een verbindingsstrip. Op de ene zijde van het lood zit een gat en aan de andere zijde bevindt zich een pin. Aan een stuk stof dat gekeurd was, werd aan het uiteinde het lood bevestigd en met behulp van een tang werd het lood gemerkt. Figuur 19 toont een

ongebruikt lood.82 Naast dit voorbeeld zijn er ook loden die bestaan uit vier of zes schijven. Deze werden in Nederland niet vaak gebruikt. Dit soort loden kwam vaak voor in Engeland.83

82 Egan 2001, 43-49. 83 Egan 2001, 43-49.

Figuur 17 Voorbeeld hoe een ongebruikt textiellood eruitziet (Bron: Egan 2001).

3.4 Maten van het laken

Uit bronnen is een standaardmaat voor onbewerkt Vlaams of Hollands laken bekend van 5 el breed bij 50 el lang. Dit stond voor een formaat van 3,5 meter breed bij 35 meter lang. Door de wijze waarop geverfd werd (zie tweede tafereel) is dit goed mogelijk. Er zit gemiddeld in een laken circa 40 kg wol. Daarvan ging gemiddeld 40% van de wol op aan schering, de overige 60% werd gebruikt voor de inslag.84 Een bron, waarnaar N.W. Posthumus verwijst, stamt uit het einde van de veertiendeeeuw. Daarin wordt omschreven dat het laken dat vervoerd werd naar het oosten niet langer mocht zijn dan 19 el.85 Over de breedte wordt hier niet gesproken. Ook vermeldt hij in zijn schrijven dat er een bron uit 1466 beschrijft dat er vanuit Hamburg wordt geklaagd over de Leidse lakens. Deze zouden hun normale lengte en breedte niet meer hebben. De Hanze gaat zich er twee jaar later in 1468 mee bemoeien. Dit heeft bijna geleid tot een algeheel verbod op invoer van lakens vanuit Leiden. Het probleem zat voornamelijk in het feit dat iedere stad zijn eigen lengtemaat had vastgesteld. Dit zorgde voor verwarring. Leiden is volgens de bron gelijk overgegaan tot actie en heeft een verbod ingesteld op het produceren van lakens die langer waren dan 40 el. Er mochten vanaf dat moment alleen nog lakens uitgevoerd worden die een maat hadden van 20 el, de helft van de lengte die zij hiervoor hadden.86 Hoewel in de veertiende en vijftiende eeuw gesproken wordt over deze maten, zullen in de eeuwen die erop volgen toch weer grote maten worden aangenomen. De maten die zijn gebruikt, zijn af te lezen op diverse Leidse textielloden. Op de keerzijde van deze textielloden staat vaak een cijfer dat overeenkomt met het formaat dat het laken had.

84 https://nl.wikipedia.org/wiki/Lakenindustrie. 85 Posthumus 1908, 96-98.

3.5 Term staallood

Het product moest gekeurd worden door middel van een gekeurde proeflap. Dit noemde men een staal. Deze gekeurde proeflap werd bij het origineel gehouden en zo werd de kwaliteit bepaald. Voldeed de stof aan dit staal, dan werd er een staalkeur aan de stof bevestigd. Als het weefsel niet gekeurd werd aan de hand van een staal, dan werd er een verflood aan bevestigd.

3.6 Term Nederland

In deze scriptie is ‘voor het gemak’ de term Nederland gebruikt, maar het moge duidelijk zijn dat deze naam in de loop der eeuwen voor de onderzochte tijdsperiode voortdurend is gewijzigd.

De middeleeuwen in Nederland zijn te verdelen in twee tijdsvakken:87

 De Bourgondische Nederlanden vanaf 1384-1482

 De Habsburgse Nederlanden vanaf 1482 tot 1581*

* Deze eindperiode geldt voor de Noordelijke Nederlanden, voor de Zuidelijke Nederlanden eindigt deze periode pas in 1795.

Van 1588 tot 1795 is Nederland gekend onder de naam de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden:88

 De Zuidelijke Nederlanden vanaf 1581 tot 1713

 De Oostenrijkse Nederlanden vanaf 1713 tot 1795

De periode 1795 tot 1813 wordt de Frans-Bataafse tijd genoemd. Nederland maakte toen deel uit van het Franse rijk. 89

 Bataafse Republiek vanaf 1795 tot 1801

 Bataafs Gemenebest vanaf 1801 tot 1806

 Koninkrijk Holland vanaf 1806 tot 1810

 Annexatie door het Eerste Franse Keizerrijk vanaf 1810 tot 1813

In de periode na 1813 maakte Nederland deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden.90

87 Blom & Lamberts 2006, 63-144. 88 Blom & Lamberts 2006, 145-268. 89 Blom & Lamberts 2006, 270-451. 90 Blom & Lamberts 2006, 270-451.

4. Lakennijverheid van Leiden, Amsterdam, Ieper, Tiverton

In document Zwolle als textielstad? (pagina 36-39)