• No results found

Historische gegevens Leiden

In document Zwolle als textielstad? (pagina 40-42)

4. Lakennijverheid van Leiden, Amsterdam, Ieper, Tiverton en Zwolle

4.1 Lakennijverheid van Leiden

4.1.1 Historische gegevens Leiden

In het huidige stedelijk museum De Lakenhal in Leiden was vroeger de lakenhal gevestigd. Vanuit de late middeleeuwen groeit Leiden uit tot de stad met de grootste lakennijverheid. De wol die men gebruikte, kwam in het begin uit Engeland. Het ontzet van Leiden in 1574 luidde een nieuwe periode van bloei voor de textielnijverheid in. Uit de Zuidelijke

Nederlanden kwamen velen naar het Noorden, vanwege hun geloof of het krijgsgeweld van de Spanjaarden. Leiden was voor hen een gastvrij toevluchtsoord. Onder de nieuwkomers waren Vlaamse en Waalse saaiwevers. Met hun kennis van moderne technieken legden ze de grondslag voor de zogenaamde 'Nieuwe Draperie'.91

De Nieuwe Draperie

Nieuwe technieken zorgen ervoor dat er nieuwe producten op de markt gebracht werden. Het gaat om stoffen van een lichtere en fijnere kwaliteit. Deze stoffen bestaan uit meerdere vezels of draden. Het gaat om katoen, linnen, zijde, wol van angorageiten (Mohair) en wol waarin kameelhaar verwerkt is.92 De meeste van deze vezels komen uit Turkije. In 1574 is er een duidelijke verandering in het modebeeld te zien. De wol komt niet meer uit Engeland maar uit Spanje.

Niet alleen de kamgaren stoffen, die men saaien noemde, waren nieuw voor Leiden. Allerlei andere, moderne stoffen kwamen in productie. Ze hebben namen als baaien, warpen,

greinen, fusteinen en bombazijnen. Voor iedere stof was een aparte techniek vereist.

Daarom werden al die takken van textielnijverheid in zogenaamde neringen georganiseerd. Zo hoorden alle handwerkers die bij het vervaardigen van saaien betrokken waren, tot de saainering. Iedere nering had een eigen hal, waar de keurmeesters de kwaliteit van de stoffen in het oog hielden. De Saaihal kwam in het voormalige St. Jacobsgasthuis aan de Steenschuur, de Greinhal in een gebouw van het Weeshuis aan de Hooglandse Kerkgracht. Het bestuur van elke nering bestond uit textielondernemers en vertegenwoordigers van het stadsbestuur. Het ging Leiden weer voor de wind en de Leidse ondernemers toonden zich echte Hollanders.93 Zij haalden de wol voor hun nieuwe rijkdom niet meer in Engeland, maar in Spanje, het land van de vijand.

De lakennijverheid bloeide op, maar de positie van de arbeiders in de neringen bleef verre van rooskleurig. De lonen moesten laag gehouden worden, de werkdagen lang. Berucht was vooral de kinderarbeid in de Leidse textiel. Weverskinderen stonden op zomerdagen al om vier uur op om bij het spinnen te helpen. Ook weeskinderen waren gewild als goedkope

91 Marsilje 2002, 106-108. 92 Boer 1983, 90-97. 93 Marsilje 2002, 106-108.

arbeidskrachten.94 Soms haalden de ondernemers ze zelfs van buiten de stad om te spinnen of te spoelen, te noppen of te pluizen, en ze werden vaak bar slecht behandeld.

In 1636 kon het stadsbestuur er niet omheen om twee inspecteurs aan te stellen. Zij

moesten onderzoeken 'wie met haerluyder werckinderen ongenadich ende niet christelik en

leven'. Want er waren klachten 'dat de Waelen haer (de kinderen) mager hielden, veel deden wercken en wel sloegen in plaats van eten geven'.

Al met al ging het de drapeniers – zakelijk gezien – heel goed. Vaak wisten ze nog extra voordeel te halen door hun werknemers niet in geld te betalen, maar in levensmiddelen of in stoffen. Dit systeem luistert naar de naam truckstelsel. Dat komt van het Engelse 'to truck', ruilen, maar de arbeiders voelden het aan als een goocheltruc, waar zij in elk geval niets wijzer van werden. De drapeniers kwamen op deze manier van afgekeurde stukken laken af. Soms waren zij ook nog kruidenier. Dan dwongen ze de arbeiders om – tegen hogere prijzen – inkopen bij hen te doen. In de zeventiende eeuw is Leiden de voornaamste lakenproducent van Europa. In het jaar 1665 is de productie op haar hoogtepunt en gaan de producten de wereld rond. In deze periode bedroeg de jaarproductie ongeveer20.000 stuks laken.95 In de achttiende eeuw zorgde buitenlandse concurrentie ervoor dat de vraag naar laken uit Leiden terrein ging verliezen. De jaarproductie van het laken is in die tijd teruggelopen tot 3000 à 4000 stuks laken per jaar.96

De volgende producenten en handelarenin 'Leids' textiel waren in Leiden gevestigd: Jacob Jansz 'van Assendelft' 1569-1628

Jan 'Alensoon' 1602-1691

Wouter 'Alewijn' 1563-1640

Pieter 'de la Court' 1618-1683

Isaac 'Gerard' 1616-1691

Jan 'iGjs' x-1635

Pieter Hendriksz 'van Goten' 1586-1659 Jacob Jacobsz 'Hennebo' x-1688

Nicolaes 'de Hond' 1579-1654

Daniel 'van der Meulen' 1554-1600 Adriaan Adriaansz 'le Pla' 1648-1675 Jacobus 'van Tongeren' 1648-1703

Figuur 21 op de volgende pagina toont een historische kaart van de stad Leiden waar de lakennijverheid gevestigd was. In kleur worden enkele ambachten in kaart gebracht. In blauw wordt de lakenhal aangegeven. De rode kaders geven de raamvelden weer; deze bevonden zich binnen de stadsomwalling. In groen wordt een molen aangegeven. Dit was de zogenoemde dekenvolmolen.97 De oranje cirkel geeft een wevershuisje weer; dit is

gedateerd rond 1560 en nu in gebruik als weversmuseum.98 Waar precies de bleekvelden hebben gelegen, is niet vast te stellen op deze kaart. Het is mogelijk dat deze buiten de

94 Marsilje 2002, 106-111. 95 Boer 1983, 90-97. 96 Marsilje 2002, 106-111. 97 http://www.molendatabase.org/molendb.php . 98 https://nl.wikipedia.org/wiki/Museum_Het_Leids_Wevershuis.

stadsomwalling hebben gelegen. Daarnaast geven de drie gele locaties op de kaart de ververijen weer.

Figuur 19 Historische kaart Leiden (bron Hogenberg & Braun, 1973).

4.1.2 Archeologische bronnen Leidse textielloden uit Zwolse bodem

In document Zwolle als textielstad? (pagina 40-42)