• No results found

Lakennijverheid van Ieper (België)

In document Zwolle als textielstad? (pagina 52-57)

4. Lakennijverheid van Leiden, Amsterdam, Ieper, Tiverton en Zwolle

4.3 Lakennijverheid van Ieper (België)

Dit hoofdstuk gaat in op de textielnijverheid van Ieper. Er wordt hierbij gekeken naar historische gegevens en archeologische gegevens. Op deze manier wordt er getracht een duidelijk beeld te krijgen, hoe de textielnijverheid erin Ieper uit heeft gezien en welke productiestappen Ieper heeft gekend. Ook wordt er van de gevonden Ieperse textielloden uit Zwolse bodem een verspreidingskaart gemaakt, om een mogelijk patroon te krijgen van de verspreiding van textielloden.

4.3.1 Historische gegevens Ieper

Hiernaast in figuur 27 wordt een kaart getoond van de stad Ieper uit 1581-1588, gemaakt door Braun en Hogenberg. In de dertiende eeuw was Ieper de grootste lakenproducent van Europa. Het ging hierbij niet zozeer om de kwaliteit van de lakens, maar om de diversiteit van de producten.125 Al in de tiende eeuw was er een kleine nederzetting gevestigd rond de rivier de ‘Ipara’. De nederzetting was gunstig gelegen, gezien de waterloop langs de kruising met de weg naar Rijsel over Mesen naar Torhout en Brugge liep. Dit gaf de stad een grote

economische groei. Het duurde niet lang, voordat de rivier die een natuurlijke stroming had, rechtgetrokken, uitgediept en

gekanaliseerd werd. Ook werden er toegankelijke oevers aangelegd. De waterloop kreeg, nadat deze ingrepen hadden plaatsgevonden, de naam ‘Ieperlee’. Het werd een belangrijke handelsweg die van de stad Ieper een rijke handelsstad zou maken. Er was een flinke groei rond de Vlaamse steden die zich bezighielden met de lakenhandel. De stad Ieper kon hierbij niet achterblijven. Veel wolbewerkers hadden hun werkplaatsen – de zogenoemde stapelplaatsen – gevestigd aan de ‘Ieperlee’. De groei was zo groot dat ook andere ambachtslieden hun werkplaats gingen vestigen aan de ‘Ieperlee’. Er werden in Ieper jaarmarkten gehouden met als belangrijkste product wol. 126

Ieper werd een stad van formaat in de dertiende eeuw. De kleine dorpen die om Ieper lagen, moesten het ontgelden en werden afgebroken. De stad Ieper kreeg een grote stadsvesting met tien stadspoorten. Deze staan op de kaart hierboven afgebeeld. De stad begon met de bouw van de grote lakenhal en daarnaast werd ook nog het Belfort aangelegd. Dit stond in het centrum van de stad. In de veertiende eeuw ging het bergafwaarts met de Ieperse lakenproductie. De politiek besliste minder Engelse wol te importeren en meer binnenlandse wol te gebruiken. Dit leverde een zodanig politieke spanning op tussen de Engelsen en

125 Stubbe 2008, 31. 126 Stubbe 2008, 32-33.

Figuur 25 Historische kaart van Ieper (Bron www.historischecartografie.nl).

Ieperse overheden dat de stad in 1383 belegerd werd. De omliggende omgeving werd totaal vernietigd, maar dankzij militaire hulp van de Fransen werd de stad zelf gespaard.127 De wolnijverheid die in de buitenwijken gevestigd was, bleef echter niet gespaard en mocht na de vernietiging niet meer worden herbouwd. Vanaf die tijd kreeg Ieper een ondergeschikte plaats in de wolindustrie. Had de stad voor de oorlog nog circa 40.000 inwoners met een bloeiende economie, dan daalde dit na de oorlog snel tot 7625 inwoners.

Ververs actief in Ieper

Uit Leiden, Amsterdam en Zwolle zijn de blauwververs bekend. Amsterdam kende ook de zwartververs. Naast deze twee waren er roodververs. Deze waren onder andere in Ieper gevestigd. Ook het roodverven moest aan strikte eisen voldoen. Vandaar dat er een reglement was opgemaakt, waarin alle voorschriften en strafmaatregelen waren

opgenomen. Het reglement waarin deze voorwaarden waren opgeschreven, heette het ‘keure’boek. Alle drie de ververs werkten met andere grondstoffen en daarom worden zij gezien als drie verschillende ambachten. Voor elke ambacht had men een apart keureboek. In het keureboek stond onder andere dat het ten strengste verboden was om te verven met een andere kleur. Zo mocht een roodverver geen blauwe verf gebruiken of andersom.128 Daarnaast mocht een roodverver niet in een ander atelier werken en mocht er op zondagen niet geverfd worden. Dit gold alleen voor de lakens die niet uit Ieper zelf kwamen. In het keurboek lag ook vast hoeveel een verver mocht verven per kuip. Ook was erin opgenomen hoeveel tijd er nodig was voor een verfbeurt en hoeveel de minimum- en de maximumtijd mochten bedragen. De kleurstoffen die per verfbeurt nodig waren, werden ook nauwkeurig vastgelegd in het keurboek.129

Werkwijze Ieperse ververs

De diverse ververijen gingen op hun eigen manier met de producten om. De blauwververs voegden tijdens het verfproces zaagsel en meekrap aan het water toe. Dit moest ervoor zorgen dat het water zachter werd. Als het water eenmaal zachter was geworden, kwam het bezinksel in een overloopbak. Dit werd uiteindelijk verwijderd en vervolgens werd er

wedepastel toegevoegd.130 Daarna werd de kuip afgesloten met een deksel, zodat het gistproces op gang kon komen. Als de stof voldoende gegist was, werd deze vervolgens in een kleurmengsel gedompeld. Doordat men de stof draaide, kwam er zuurstof bij het water en veranderde langzaam de kleur van het water; het veranderde van groengeel in blauw. Als dit niet tot het gewenste resultaat leidde, werden er soms andere ingrediënten aan

toegevoegd.131 Als de kleur in het laken was getrokken, werd het laken overbracht naar de spoelbak. Dit proces duurde een hele dag of langer (tot wel drie dagen). Gemiddeld werden er per week ongeveer drie tot vier kuipen verwerkt.132

De roodververs hanteerden een andere manier van werken. Zij voegden meekrap aan de wol toe. Dit alleen volstond niet om de kleurstof te laten hechten. Er moest nog een soort van beitsmiddel worden toegevoegd. Hiervoor werd vermalen aluin gebruikt. Aluin kan alleen

127 Stubbe 2008, 32-35. 128 Boussemaere 2000, 137-140. 129 Stubbe 2008, 38. 130 Stubbe 2008, 38. 131 Stubbe 2008, 38. 132 Boussemaere 2000, 137-140.

gevonden worden in vulkanisch gebied. De aluin werd geïmporteerd uit Klein-Azië of Spanje. Spanje lag meer voor de hand, gezien de geografische ligging. De aluin bevatte zouten en mineralen die ervoor zorgden dat de wolvezels gingen openstaan. De kleurstof kon daardoor beter en dieper in de wol doordringen. Vooraf moest de wol eerst enkele uren in een kuip worden gekookt. Pas daarna werd het zaagsel en de aluin toegevoegd. Vervolgens moest de inhoud van de kuip een aantal dagen rusten, voordat het verfproces kon beginnen.133 Na een paar dagen werd de meekrap aan de wol toegevoegd. Ook werd er urine of as bij gedaan; dit zorgde voor een fraaie kleur. Het laken werd net als bij het blauwverven uitgespoeld in heet water.134

Toezicht Ieperse overheid

De ververstak kon gemakkelijk bedrog plegen, omdat er met complexe chemische stoffen werd gewerkt. De overheid maakte zich niet alleen zorgen over fraude, maar ook over ‘aanverwante zaken’ zoals de stankoverlast en de enorme hitte die vrijkwam. De ververs kregen daardoor een slechte naam. Met enige regelmaat kwam ook het zwartverven voor.135 Daarop werd streng gecontroleerd. Zwart ontstaat door de stof eerst blauw te verven en daarna in een roodbad te doen. Sommige ververs die het minder nauw namen met de voorschriften, hadden daar een goedkoop alternatief voor: galnoot of boomschors

toevoegen aan het proces.136 Tijdens de strenge keuring die plaatsvond, viel dit niet op. De argeloze klant die het product kocht, merkte dit pas later. De stof verloor na enige tijd zijn kleurvastheid. De overheid die de strenge controles uitvoerde, zorgde ervoor dat er toezicht was op dit soort zaken, maar dat was niet altijd succesvol. Daarnaast voorzagen ze de stof van een lakenlood. Dit werd echter alleen gedaan als het stuk goedgekeurd was door de keurmeester. Een laken dat niet gekeurd was, mocht niet verhandeld worden op de markt of elders. 137 133 Boussemaere 2000, 141-147. 134 Boussemaere 2000, 141-147. 135 Boussemaere 2000, 148-150. 136 Boussemaere 2000, 151-159. 137 Boussemaere 2000, 151-159.

4.3.2 Archeologische bronnen Ieperse textielloden uit Zwolse bodem

In Zwolle en in de omgeving van Zwolle zijn Ieperse loden gevonden. Hierbij moet wel een kanttekening worden gemaakt. Er zijn uit Ieper weinig complete loden bekend, waardoor het moeilijk is vast te stellen of het daadwerkelijk om Ieperse loden gaat.138 Wel zijn er bronnen, waaruit blijkt dat Ieper lakenloden heeft gebruikt. Daarbij wordt zelfs nog gesproken over de aantallen en wat het kostte om een lood te mogen vervaardigen.

H. Wolf heeft door middel van metaaldetectieonderzoek een loodje aangetroffen bij de Buitensociëteit. Het loodje bevat een enkele klimmende leeuw met een typische staart die te koppelen valt aan Ieper. Op de keerzijde staat het wapen van Ieper. Het lood dateert, gezien het gotisch schrift, uit de periode 1350 tot 1500.

Een ander voorbeeld is een Iepers lood dat aangetroffen is in de Kamperpoort. Dit bevat op de voorzijde het Iepers wapen.139 Op de keerzijde staat een gotische tekst. Ook dit lood moet gedateerd worden tussen 1350 en 1500. Of het lood uit de binnenstad van Zwolle is gekomen, is niet meer vast te stellen. Dit komt omdat de grond waar het is uitgekomen eerder is verplaatst (catnr. TW0061).

Het is opmerkelijk dat er weinig lakenloden of deelbewerkingsloden uit Ieper bekend zijn. In de catalogus zijn nog drie andere loden opgenomen. Hierbij is niet 100% vast te stellen of ze uit Ieper afkomstig zijn. Wel komen de leeuwen overeen met het eerder gevonden lood bij de Buitensociëteit (catnr. TW0064).

138 Dewilde 1996, 67. 139 Dewilde 1996, 67.

4.3.3 Verspreidingskaart Ieperse textielloden uit Zwolse bodem

Figuur 26 Verspreidingskaart waar de Ieperse textieloden zijn aangetroffen (Google Earth).

Figuur 28 hierboven toont een verspreidingskaart. Hierop is aangegeven waar de Ieperse textielloden zijn aangetroffen. Het gaat om het exemplaar dat gevonden is bij

grondwerkzaamheden in de Kamperpoort. Ook is er een exemplaar aangetroffen bij de Buitensociëteit (catnrs. TW0061 en TW0064). Ook worden in de catalogus twee andere voorbeelden getoond (catnr. TW0062 en TW0063). Hiervan is de vindplaats niet bekend en kan niet voor de volledige 100% worden gezegd dat het om Ieperse textielloden gaat.

In document Zwolle als textielstad? (pagina 52-57)