• No results found

5 De tapstatistieken in Nederland

Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de Minister van Veiligheid en Justitie de afgelopen jaren herhaaldelijk inzicht gegeven in het aantal door de Neder-landse opsporingsdiensten ingezette telefoontaps. Het aantal telefoontaps wordt geregistreerd bij de ULI van de Dienst Specialistische Recherche Toe-passingen (DSRT) van het KLPD. De statistieken komen tot stand door het aantal tapbevelen te tellen. Op een tapbevel wordt de aanvraag voor de tap op één telefoonnummer of IMEI-nummer geregeld. De tapbevelen worden, na goedkeuring door de RC, met handtekening van de OvJ naar de ULI gefaxt. Hierna wordt door de ULI de telefoontap aangesloten. Als een telefoontap na het verstrijken van de door de RC afgegeven eerste periode wordt verlengd, wordt deze niet nog eens meegeteld in de tapstatistieken. Wel kan het zijn dat eenzelfde telefoonnummer meerdere malen wordt getapt. Deze losse op zichzelf staande tapaanvragen op hetzelfde nummer worden in dat geval wel meerdere keren in de tapstatistieken meegeteld. Wanneer iemand zijn tele-foon of teletele-foonnummer wijzigt, dient de OvJ een nieuw tapbevel af te geven. Dit nieuwe tapbevel telt vervolgens weer mee in de tapstatistieken. Wanneer iemand meerdere telefoons gebruikt, is het mogelijk meerdere taps aan te vragen op één verdachte. In dat geval moet voor elk van de nummers een nieuw tapbevel worden afgegeven, en wordt elk tapbevel meegeteld in de tapstatistieken.

5.1 Telefoontaps

De gepubliceerde tapstatistieken tot en met 2009 zijn in tabel 1 weergegeven, samen met het aantal vaste en mobiele telefoonaansluitingen in Nederland. Het percentage getapte vaste en mobiele nummers van de totale aantallen is berekend en weergegeven in de laatste twee kolommen. De percentages laten zien dat het aantal taps slechts een klein percentage betreft van het totale aantal telefoonaansluitingen in Nederland. De toename van het aantal tele-foontaps vanaf 1998 is toe te schrijven aan de opkomst van de mobiele telefo-nie. Het aantal taps op vaste lijnen is ongeveer gelijk gebleven. Hieruit kan worden opgemaakt dat het aantal telefoontaps het stijgende aantal mobiele telefoons op de voet is gevolgd.

De tapstatistieken voor het jaar 2010 zijn bewust buiten tabel 1 gelaten. Dit omdat het onderscheid tussen vaste telefoonaansluitingen en mobiele telefo-nie bij de tellingen van de ULI in 2010 is komen te vervallen. Door ontwikke-lingen in de markt waardoor vaste aansluitingen steeds vaker gekoppeld zijn aan mobiele nummers, is dat onderscheid onbetrouwbaar geworden. Het aantal telefoontaps is in 2010 uitgekomen op 22.006. Ten opzichte van 2009, toen het totaal uitkwam op 24.724, is het absolute aantal telefoontaps met bijna 11% gedaald. Om de procentuele verschillen tussen de jaren te kunnen bekijken zijn vanaf het jaar 2007 de vaste en mobiele aansluitingen

en taps bij elkaar opgeteld. De totalen en procenten worden gepresenteerd in tabel 2. Uit de tabel blijkt dat niet alleen het aantal telefoontaps in absolute zin afneemt, bijna 17% in 2010 ten opzichte van 2008, maar ook het aantal telefoontaps ten opzichte van het totale aantal telefoonaansluitingen neemt af.

Tabel 1 Tapstatistieken ten opzichte van het aantal mobiele en vaste telefoonaansluitingen in Nederland

Aantal telefoonaansluitingen Aantal telefoontaps Percentage getapte telefoons Vast Mobiel Vast Mobiel Vast Mobiel 1993 7.634.000 216.000 3.610 0 0,05% 0% 1994 7.859.000 321.000 3.284 0 0,04% 0% 1998 9.337.000 3.351.000 3.000 7.000 0,03% 0,21% 2007 7.404.300 19.285.000 3.997* 20.985* 0,05% 0,11% 2008 7.317.200 20.627.000 2.642 23.783 0,04% 0,12% 2009 7.320.000 21.182.000 3.461 21.263 0,05% 0,10% * Geschatte cijfers, gebaseerd op tweemaal de gepubliceerde halfjaarcijfers van 2007.

Bron: telecomgegevens aansluitingen: ITU, World Telecommunication/ICT indicators database, 15th edition 2011

Tabel 2 Tapstatistieken ten opzichte van het totale aantal telefoonsluitingen in Nederland

Aantal telefoonaansluitingen Aantal telefoontaps Percentage getapte telefoons 2007 26.689.300 24.982* 0,09%

2008 27.944.200 26.425 0,10% 2009 28.502.000 24.724 0,09% 2010 26.479.000 22.006 0,08% * Geschatte cijfers, gebaseerd op tweemaal de gepubliceerde halfjaarcijfers van 2007.

Bron: telecomgegevens aansluitingen: ITU, World Telecommunication/ICT indicators database, 15th edition 2011

5.2 Historische verkeersgegevens

Sinds de tweede helft van 2010 is het aanvragen van historische (ver-keers)gegevens centraal geregeld via het ULI. Hiervoor was dit niet het geval waardoor er niet eerder cijfers zijn gepubliceerd over het aantal aanvragen van historische (verkeers)gegevens. In de tweede helft van 2010 zijn 24.012 aanvragen gedaan van historische gegevens, die zowel betrekking hadden op verkeersgegevens als op identificerende gegevens.

5.3 Statistieken internettap

Over het jaar 2010 zijn door de minister voor het eerst het aantal IP-taps openbaar gemaakt. Totaal heeft het ULI in 2010 1.704 maal een bevel

gen voor het plaatsen van een IP-tap. Dit aantal betreft zowel internettaps als e-mailtaps. In de voorgaande jaren zijn niet eerder officiële cijfers door het ministerie van Veiligheid en Justitie bekendgemaakt.

5.4 Voorbeeldcasus

Het overzicht van het aantal telefoontaps dat de minister jaarlijks publiceert biedt slechts kale cijfers die zonder context moeilijk te interpreteren zijn. Hierboven zijn deze jaarlijkse cijfers naast het totale aantal telefoons geplaatst en is uitgelegd hoe de tapstatistieken tot stand komen. Om de cij-fers nog meer kleur te geven hebben we één zaak uitgebreid bestudeerd. Dit is geen ‘typische of doorsnee’ casus en de zaak is niet representatief voor opsporing van vergelijkbare misdaden. De zaak wordt hier beschreven omdat deze een illustratie biedt van de wijze waarop de telefoontap bij een moord-zaak voor heel veel verschillende doelen kan worden ingezet. De moord-zaak biedt tevens inzicht in het feit dat het aantal telefoontaps soms flink kan oplopen als het gaat om een ernstige zaak waarbij het opsporingsteam probeert zo veel mogelijk kansen en mogelijkheden te benutten om tot een oplossing te kunnen komen.

Begin 2009 vindt de politie een dode man in een woning. Er is op de plaats delict vrijwel geen forensisch bewijs voorhanden en er zijn geen getuigen die iets van het misdrijf hebben gezien. Om toch enige informatie te kunnen krij-gen over de leefwereld van het slachtoffer en over mogelijke onderzoeksrich-tingen is de politie niet alleen veel mensen gaan horen in de sociale kring van het slachtoffer, maar is ze in deze kring ook vrij breed gaan tappen. Zo zijn (soms voor een korte periode) familieleden en goede bekenden van het slachtoffer getapt om erachter te komen of iemand meer informatie heeft over het misdrijf. Omdat het team meerdere scenario’s open hield over wat er gebeurd zou kunnen zijn (ligt het in de relationele sfeer? Heeft het met drugs te maken?), bleef het onderzoek in het begin vrij breed en leidde informatie die via de telefoontap of via getuigenverklaringen binnenkwam ook weer tot het plaatsen van nieuwe telefoontaps bij personen die bij een bepaald ver-dachtenscenario zouden kunnen passen. Herhaaldelijk heeft de zaak vastge-zeten, maar door toevalligheden en doordat het team tactisch ‘ruis op de lij-nen’ veroorzaakte,22 worden er met name door de afgeluisterde gesprekken toch steeds nieuwe aanknopingspunten gevonden waarop verder kan wor-den gerechercheerd. Uiteindelijk leidt een tip, die overigens niet wordt ver-kregen via de telefoontap, ertoe dat duidelijk wordt welke personen het slachtoffer als laatste hebben gezien. Deze personen worden ook getapt en de

22 Dit is jargon voor tactische handelingen van de politie die ervoor zorgen dat mensen loslippig kunnen worden over de telefoon. Dit gebeurt bijvoorbeeld door media-aandacht te schenken aan de zaak (in de vorm van opsporingsberichtgeving). Zie hierover ook paragraaf 6.14.

informatie die uit de telefoontaps op deze personen en op enkele andere per-sonen die al eerder werden getapt naar voren komt, leidt uiteindelijk tot de hoofdverdachten.

De opsporingsinspanningen van de politie hebben uiteindelijk na twee jaar geleid tot de aanhouding van zes verdachten. In deze zaak is de telefoontap het belangrijkste opsporingsmiddel geweest omdat elk ander bewijs ontbrak en er ook verder door getuigen weinig tactische informatie over de zaak werd verschaft. In totaal zijn er in deze zaak 205 telefoontaps aangesloten. Van dit aantal is de helft, 104 taps, aangesloten geweest op negen personen die in beginsel als verdachten zijn aangemerkt. Dit grote aantal taps op deze negen verdachten is ontstaan doordat deze verdachten regelmatig van telefoon en/ of telefoonnummer wisselden en doordat de taps niet doorlopend aangeslo-ten zijn geweest. Daarnaast zijn er 27 telefoontaps geplaatst op acht familie-leden en/of de partners van de verdachten; 39 taps op andere betrokkenen, negen taps op NN (onbekende) personen. Er werden in deze zaak drie keer verkeersgegevens opgevraagd en een keer werd een IP-tap geplaatst. Bij twee taps bleek het getapte nummer niet in gebruik te zijn door de persoon die men had willen tappen.

In deze casus werd de telefoontap in eerste instantie ingezet om te onderzoe-ken in welke richting de oplossing van de zaak moest worden gezocht. De taps werden dus ingezet om de beschikbare informatie tactisch te kunnen duiden, en richting te kunnen geven aan het onderzoek. In deze zaak heeft de telefoontap hiervoor bruikbare informatie opgeleverd. In de tweede fase van het onderzoek – toen er mogelijke verdachten in beeld kwamen – dienden de taps vooral om bewijs over de zaak te vergaren. Hiertoe werden niet alleen de verdachten zelf, maar ook enkele van hun familieleden getapt. Dit gebeurt vaak omdat opsporingsteams verwachten dat familieleden loslippiger zullen zijn via de telefoon dan de verdachten zelf. De ervaring leert dat deze veron-derstelling vaak ook wel klopt (zie hierover Bokhorst et al., 2011; Bokhorst, 2004; De Poot et al., 2004). Overigens is er in de bewijsfase van het opspo-ringsproces altijd sprake van de inzet van verschillende opsporingsmethoden die elkaar aanvullen (bijvoorbeeld tappen naast observatie en verhoor). In de laatste fase van het onderzoek, toen men wilde overgaan tot de aanhouding van verdachten, werden de taps ingezet om te bepalen waar de verdachten zich bevonden. In de aanhoudingsfase van een onderzoek wordt de telefoon-tap doorgaans gebruikt om de gangen van de verdachten na te gaan en om het observatieteam en het arrestatieteam te kunnen begeleiden of te kunnen sturen.